Preek Zondag 48

Preek Zondag 48
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Opeinde, 28.04.2019 

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 93:1,2,3
  • Gebed
  • Psalm 2:1,2
  • Lezen
    • Lukas 1:30-33
    • Lukas 4:42-44
    • Lukas 8:1
    • Lukas 9:1,2
    • Lukas 10:8-12
    • Lukas 17:20-21
    • Lukas 22:14-18
  • Tekst
    • ZONDAG 48
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 110:1,2,3,4,5
  • ApGelBel
  • Psalm 110:6
  • Gebed
  • Dienst der offeranden
  • Psalm 2:3,4
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Er moet met ons, en met onze kinderen, een heel groot wonder gebeuren, want anders kunnen wij níet in het rijk van God komen. Als God Zelf niet ingrijpt, blijven wij namelijk vijand van Hem. En elke keer als er een kleintje of een grote gedoopt wordt, dan bidden wij om dat wonder van verandering.  

Maar we doen dat niet alleen bij de doop, hoop ik. Onderwezen door Koning Christus bidden wij -die baby die bidt nog niet, die mag dat later gaan doen-, maar bidden wij elke dag ‘Uw koninkrijk kome’. 

Ik wil u over dat bidden, over die bede, het Woord van God bedienen onder het thema: 

Vader, verander ons zo, dat wij de Heere Christus als onze Koning erkennen! 

We vragen dat met het oog op: 

  1. ons verlangen 
  2. onze verzorging
  3. onze verwachting  

1) Elke keer als de Catechismus een van de beden van ‘het Onze Vader’ bespreekt, dan doet ze dat op de manier van een gebed. ‘Vader, wilt U ons zó regeren, dat wij ons steeds meer aan U onderwerpen?’ Maar wees nou eens eerlijk, heb je daar altijd belang bij om dat te vragen? Heb je er áltijd belang bij?  

Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat je ook weet van wat dat inhoudt: die regering, dat Koning zijn. En dat is niet zoals nu. We hebben gisteren die koningsdag weer gehad. En dan zie je daar de koning van Nederland, Willem-Alexander, met zijn hele familie daar wat rondbanjeren door Amersfoort. Maar heeft koning Willem-Alexander wel macht? Hij zou bijvoorbeeld kunnen zeggen ‘vanaf nu tot en met het eind van het jaar hebben de kinderen al maar door vakantie’. Ja, dat kan ie wel zeggen. Maar dat gebeurt niet. Zijn macht is heel beperkt.  

En als wij het hebben over, ‘geef dat wij ons aan Kóning Christus onderwerpen’, dan hebben we dus niet over een koning die alleen maar, zeg maar ‘ceremonieel koning’ is. Die alleen maar wat op een bepaalde manier bezig kan zijn. Hoe belangrijk dat ook voor de eenheid van ons land kan wezen. Want het is niet mijn bedoeling om hem daarmee maar in de hoek te zetten en als van geen waarde te beschouwen, nee zeker niet. Maar zijn macht is heel beperkt.  

Als het gaat over ‘koning’ denk dan veel meer aan, zoals dat beschreven wordt in de Bijbel zelf, een koning die vooropgaat in de strijd. Een koning die rechtspreekt. Een koning die werkelijk macht heeft. Een koning die de dingen bepaalt. Een koning die… enzovoort. Want dat is dan allemaal naar het voorbeeld van onze hemelse Koning.  

Want God of Koning Christus. In Psalm 2 kom je die Beiden tegen. God regeert, maar God stelt Zijn Zoon als Koning aan. Dus God of Koning Christus, Die staat namelijk wél boven alles, boven iedereen.  

Al die Psalmen, 93, 96, 97, 98, ook andere Psalmen, die maken dat heel helder. De Heere Christus is ook Koning, Lucas 1. Zo spreekt de engel Maria aan: ‘Hij zal Koning zijn’. En dan gaat het om een Koning die voor honderd procent recht heeft op gehoorzaamheid van álle schepselen. Récht daarop. Want Hij staat erboven. Zijn wetten zijn geweldig goed. Alles wat Hij gébiedt, dat is alleen maar best. Alles wat Hij vérbiedt, net zo.  

En u hebt het gehoord in Lucas 4, Lucas 8 en 9. Kóning Christus verkondigt het Goede Nieuws van het Kóninkrijk van God. Dat is daar waar God als Koning het voor het zeggen heeft. En dan kom je tot een uitdrukking als, ‘leven in onderworpenheid aan die Koning, dat is het mooiste wat er bestaat’.  

Dat is nogal een uitspraak.  

Kom ik straks op terug.  

Het wordt ook in Israël steeds duidelijker, dat eigenlijk niemand op dat Goede Nieuws zit te wachten. En niet alleen in Israël, maar dat is in de hele wereld. Als HIJ Koning is, dan kan míjn haan geen koning meer kraaien. Als HIJ Koning is, dan bepaal ik niet zélf meer hoe het allemaal zal gaan. Neem maar een heel simpel voorbeeld. Koning Christus zegt, ‘luister naar je vader en je moeder’. En jij denkt, als er voor de honderdste keer geroepen wordt van ‘hang je jas op!’ of ‘doe die deur dicht!’, dan denk je van ‘grrrrr, weer dat gezeur’.  

Nee, het gaat mij niet erom dat jullie, kinderen, zulke verschrikkelijke kinderen zijn, want grote mensen zijn geen haar beter. Die maken ook veel liever hun eigen regels. Die Farizeeën, die konden er wat van. Ja, maar iedereen die achter het stuur van een auto zit, die kan er ook wat van. Want die zit ook eindeloos te prakkiseren van, ja, het staat er wel die 60 km, maar je kunt natuurlijk ook wel… of, het staat er wel zus… enzovoort. Wij vullen dat ook liever allemaal zelf wat in. En hoeveel mensen zijn in feite niet van die schakelaars. In de kerk, ‘jazeker, Christus is Koning’. Buiten de kerk … past me dat vaak niet zo goed.  

Maar wie de Koning echt heeft leren kennen. – Dan denk ik weer aan het doopgebed-. Wat is dat een gebed wat je vúrig mag bidden, op dat moment van die doop. Maar ook alle dagen en jaren daarna. Wie de Koning echt heeft leren kennen, en dat is het werk van God de Heilige Geest. die bidt deze bede, ‘Vader, laat het toch inderdaad zo zijn, dat er bij mij dat verlángen is, dat ik mij aan U onderwerp’.  

Want ja, dat is wat, je onderwerpen aan een ander. Op deze wereld is dat nog bij die kindslaven in de derde wereld, die zijn werkelijk onderworpen aan andere mensen. Verschrikkelijk, zeggen we dan. Die moeten van ’s morgens 4 tot ’s avonds 10 bezig zijn.  

Onderwerpen. Dat ik mij steeds méér zelfs, aan U onderwerp. Het lijkt iets, waar je haast bang van zou worden. Maar verkijk je er niet op. Want het punt is: Wie is deze Koning? Dat is niet iemand die kindslaven in slavernij houdt, om er zelf beter van te worden. Het is precies andersom. Deze Koning heeft juist alléén maar het góede voor met Zijn volk.  

En daarom ‘Vader, werk in ons dat eerlijk verlangen, dat we ons aan U onderwerpen’. En werkt U dat dan ook zo, dat dat niet al mopperend gebeurt. Moeder die zegt van’ jij bent vandaag aan de beurt om tafel te dekken’, nou dan ga je eerst een poos mopperen, ‘nou, heu heu, gisteren ook al geweest…’. Nee, van harte. Van harte dat verlangen. En iedereen merkt wel, dit bidden gaat zo tegen onszelf in. Tótdat wij geloven -werk van God de Heilige Geest-, dat leven aan de hand van het Woord van de Koning werkelijk, heerlijk / HEER-lijk leven is.  

‘Wilt U toch het wonder doen, dat de Heilige Geest mij verandert’. Dan kun je denken aan wat de Dordtse Leerregels daarover schrijven Hoofdstuk III/IV, artikel 11 en 12. Enorme verandering is dat. Te vergelijken met de schepping, met de opstanding. Dat is zó iets groots. 

Zodat wij zelf gaan denken en willen en voelen, zo als onze Koning. Elke dag Koningsdag. 

Denk maar aan Lucas 10. ‘Koninkrijk is dichtbij u’, de Koning komt er bijna aan. Dat was wat in die tijd. Dat is zelfs in onze tijd nog een héél gebeuren. Voordat dat allemaal geregeld en gedaan was in Amersfoort. Dat wordt een jaar van tevoren al bekend en dan zijn ze daar inderdaad dat hele jaar mee bezig om dat een beetje netjes te laten verlopen.  

Dat was in die tijd ook zo, er kwam een heraut en die kondigde aan, ‘de koning komt’. Dan moest iedereen in de benen en iedereen moest aan het werk. Want, de gaten in de weg die moesten opgevuld en overal waar die struiken maar groeiden die moesten er uitgehaald en dat moest keurig voor elkaar. Want, de koning komt!  

De leerlingen van de Heere Jezus moesten de Israëlieten voorbereiden op Zijn komen. En dan waren er twee mogelijkheden. Óf ze ontvangen Zijn gezanten, en later de Koning zelf, in onderworpenheid, ‘zegt u het maar’. Óf ze verzetten zich en ze blijven zich verzetten.  

Ook deze tweede bede, en dat hebt u ongetwijfeld al gehad bij de eerste. En dat zult u ook krijgen bij de derde. Maar óók deze tweede bede is radicáál. Want van alle kanten immers wordt ons voorgehouden, dat wij voor onszelf moeten gaan. Voor onszelf moeten opkomen. Onszelf moeten ontwikkelen. Wat wij van belang vinden, dat is belangrijk. Al die kinderen, ‘prinsen en prinsesjes’. Ja, ja. Dat is het virus waar we allemaal mee besmet zijn. Tótdat het wonder gebeurt, en wij gaan bidden, ‘regeert Ú ons zo…’, enzovoort.  

Want, zegt Lucas 1, ‘Hij zal immers zitten op de troon van Zijn vader David, Hij zal volmaakt goed regeren over het volk van God. En Lucas 17 ‘het koninkrijk is in het midden van jullie, want de Koning Zelf staat daar’.  

Het zijn maar een paar woorden, ‘Uw koninkrijk kome’. We kunnen ze bidden op een volstrekt achteloze manier. We bidden ‘even’ het Onze Vader. ‘Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome’. Ja, maar waar zijn we hier mee bezig? Wij vragen, ‘Heilige Geest, wilt U toch bij mij dat wonder doen, dat ik er écht naar ga verlangen, naar dat leven als trouw onderdaan, van deze Koning’.  

Trouw met hoofd, met hart en met handen. Door altijd maar weer, te luisteren, te luisteren naar dat Woord dat Hij spreekt. Ook als het scherp is tegen mezelf, ook als het snijdt in mijn leven. Het is het Woord, niet alleen maar van dé Koning. De gelovige zegt, ‘het is het Woord van míjn Koning’.  

2) Dan het tweede. Vader verander mij zo, dat wij de Heere Christus als onze Koning erkennen. Dat vragen we ook met het oog op onze verzorging. In de eerste plaats erkennen onderdanen van Koning Christus, dat ze machtelóós zijn.  

Een beeld daarvan zie je, als mensen vallen, wanneer ze de Heere, of de engel van de HEERE ontmoeten. Denk maar aan Openbaring 1. Koning Christus, Johannes krijgt Hem te zien en hij valt in katzwijm. Hij ligt daar bewusteloos, machteloos, kan helemaal niks meer. Tótdat de Koning Zelf hem aanraakt en zegt, ‘je moet nou niet verder meer bang zijn’. Maar Johannes is daar als het ware, het beeld van de machteloosheid van de kerk in zichzelf.  

De kerk heeft geen eigen kracht. Altijd is het, denk maar aan Psalm 124, ‘als de Heere niet…, als onze Koning niet … ’Nee, dan kwam er niks van terecht en dan werd het niks en dan werd het nooit wat.  

In de kerkgeschiedenis, op hoeveel plaatsen is de kerk in deze wereld gewéést, maar is de kerk er nu niet meer? Ik vind dat altijd een aangrijpend iets, als je denkt aan Noord-Afrika, als je denkt aan Turkije. Turkije, de zeven gemeenten van Openbaring 2 en 3. Klein Azië – Turkije. En nu? Augustinus, Noord-Afrika. En nu? Er zo zijn er zoveel van die plekken.  

En op dit moment, je schrikt er ook telkens weer van. Lees maar wat ‘Open Doors’ daarover schrijft. Telkens worden gemeenten van Christus vervolgd. En dan heb je harde vervolging, met werkelijk aanslagen en doden en moorden. Je hebt de zachte vervolging, het verleiden en het tot dwaling brengen, enzovoort. Wat is de kerk dan machteloos.  

Onszelf redden? Wij onszelf verzorgen? Vergeet het maar.  

Een gemeente die trots is en zegt ‘wij zijn hier en wij zullen het maken, nee wij blijven gemeente van Christus, komt echt voor mekaar, en wij dit en wij dat’. Die is in no-time niet langer de bruid van Koning Christus. Want Hij kwam in nederigheid. En als er één ding is wat Hij zijn gemeente telkens weer wil zeggen, dat is, ‘wees ook nederig’.  

En daarom die bede, ‘bewaart Ú toch alstublieft de kerk, Uw volk’. En dat is pleiten op wat Koning Christus zelf beloofd heeft. ‘De poorten van de hel zullen haar niet overweldigen’. Dat is de kerk overal. Dat mogen we ook bidden, en dat hebben we ook te bidden ten aanzien van onze eigen gemeente. ‘Bewaart Ú ons toch bij Uw Woord alleen en in de eenheid van het geloof. Wilt Ú dat toch doen? Want hoe makkelijk verrommelen wij het.  

Gemeente van Christus zijn is een geweldig geschenk. Maar nooit iets om vanuit jezelf trots over te wezen. Het is altijd: door Zijn bewaring kan de gemeente een christelijke gemeente zijn. En kan dat dan ook blijven. Nee, dan zal het nooit volmaakt worden op deze aarde. Maar als u allemaal deze bede, in volle geloofsernst bidt, en u leert dat aan de jongeren van de gemeente om daarmee door te gaan, dan zal dat tot een zegen zijn van de gemeente.  

Bewaar en óók, vermeerder Uw kerk. Daar smeekt u om! Om het groter in aantal worden! Ik hoorde een poos terug iemand zeggen van, -dat ging ook om een gemeente van het kerkverband- ‘we hebben er tijden om gebeden en nu zijn er een heleboel bij, dan moeten we niet doen van, ‘oh, oh, oh, dat is ook wel griezelig, dat er nu een boel mensen bijgekomen zijn want hoe loopt het dan nu?’ ‘Met elkaar hadden we het zo goed’.  

Dat staat haaks op deze bede, vermeerder Uw kerk. Brengt U nog heel veel mensen weg bij de onderwerping aan satan. Brengt U nog heel veel mensen in het Rijk van Christus, uit de dood naar het leven.  

Vermeerder Uw kerk, dat betekent ook, dat we met elkaar het mogen hebben over, dat we christelijk denken en spreken, over de zaak van, verlangen naar kinderen. Het krijgen van kinderen, onder de zegen van de HEERE. Ook dat is ‘vermeerder uw kerk’. En wat is het dan prachtig als die vermeerdering zichtbaar wordt bij de bediening van de doop. Dat is, ‘Koninklijke verzorging’ van de gemeente.  

Maar naast het positieve is daar ook dat andere, bij die verzorging. Het smeken om de ondergang van de vijanden van God, die ook onze vijanden zijn. Want het is, denk maar aan Openbaring 12, het is oorlog. De satan zal niet ophouden zolang Christus niet teruggekomen is, om de gemeente niet alleen maar dwars te zitten, maar vooral ook zover te brengen dat ze bij Koning Christus vandaan gaat. 

Wilt Ú toch het rijk van de satan vernietigen! Wij zijn van onszelf zo zwak. Dat komt in Zondag 51, ten aanzien van de laatste bede nóg een keer aan de orde.  

Verbreekt Ú ze alstUblieft, Koning. Verbreekt Ú alstUblieft de werken van de duivel. Ja, en dat kan onze Koning. Er staan kerkgeschiedenis en zendingsgeschiedenis vól voorbeelden mee. Telkens weer, de duivel die bezig was, maar met macht en majesteit komt daar het Evangelie. 

Drie weken geleden hoorde ik nog de geschiedenis van iemand die op het ogenblik docent is aan de theologische opleiding daar in Indonesië. Hij zegt: ‘hoe ben ik tot geloof gekomen? Dat is een wonder van de Geest, want ik ging naar het internaat om naar de middelbare school te kunnen, met de vooropgestelde bedoeling, ik zou níet buigen voor het geloof, ik zou blijven bij de oude godsdienst. En ik ging met de gedachte het internaat in van ‘en als ik dan na tweeënhalf / drie jaar, als ik dan het diploma heb, dan ga ik terug en dan stort ik mij weer in dat oude’ -wij noemen dat dan heidendom- voor hem was dat de oude adat’.  

En hij was een paar jaar in dat internaat, en door de Geest van God, werd die man -die was toen nog een jongen- die er zo verschrikkelijk op tegen was om te buigen voor de Koning, die werd gedwongen om te buigen. Hij kon geen kant op en hij moest zeggen ‘ik onderwerp mij aan U’.  

Het is maar een voorbeeld, maar je ziet ook in mensen, hoe de macht van Koning Christus werkelijk aanwezig is. Je bidt erom ‘maak alstUblieft een eind aan alle macht die tegen U opstaat’. Hoeveel mensen zijn er niet die, nu, die zich laten beheersen door de duivel en zijn legers. In de politiek met het hele gender-gebeuren. In de economie met die verschrikkelijke hebzucht. In de maatschappij waar zoveel onrecht is. 

Wat zijn wij afhankelijk. Wat zijn wij zwak. Maar U, o Koning, hoe sterk bent U! Verijdelt U toch alstUblieft alle aanslagen op Uw Heilig Woord! Wat aanslagen zijn, dat weten wij sinds 9/11, de Twin Towers in New York. En we weten ook hoe moorddadig aanslagen zijn. Maar de duivel is nog veel erger.  

‘En wilt U ons dan zo verzorgen, dat die duivelse plannen mislukken’. Die plannen tegen de gemeente van Christus. Die plannen tegen de leden van de gemeente van Christus. Dat plan van hem, wat zo vaak slaagt, ‘druk, druk, druk, druk’. En dan kom je nergens aan toe. En dan blijft het Woord in de kast. Of dat plan van, ‘zorg ervoor dat je veel plezier hebt. Geniet ervan’. En dan wordt het alleen maar plezier hebben en alleen maar genieten. Of dat andere plan van, ‘lees maar, er staat niet wat er staat.’ En al die andere satanische plannen. ‘Wilt Ú’, het is dat vurig gebed, van de gemeente van Christus. ‘Wilt U dat wonder werken, dat wij blíjven bidden om Uw verzorging’. 

Kijk als je gezond bent, dan denk je niet zo vaak aan de dokter en aan het ziekenhuis. Ach ja, dan loopt dat allemaal wel, je kunt alles, mooi, fijn, goed. Maar als je stilgezet wordt, dan wordt het opeens heel anders. Dan ren je als het ware naar de dokter en dan weet je niet hoe gauw je in het ziekenhuis moet komen. 

Wat is het ontzettend belangrijk hoe de HEERE ons leren zal dat wij inderdaad zelf geen kracht hebben. Maar dat Hij het is. Het wonder van blijven bidden om Uw verzorging. Dán is er leven en hoop en toekomst. En dat heeft alles te maken met het Woord van God.  

‘Woord dicht’ is ‘poort dicht’. Woord dicht is poort dicht, namelijk de poort naar het rijk van God. ‘Woord open’ is ‘binnen mogen lopen’. 

3) Dan het laatste. Vader verander ons zo, dat wij de Heere Christus als onze Koning erkennen. Dat we óók leven in verwachting. Lucas 1, al voordat Hij geboren is. Lucas 22, Hij zal Koning zijn tot in eeuwigheid. Geloofsbelijdenis van Nicea, ‘en Zijn rijk zal geen einde hebben’. Tenslotte zal het Koninkrijk komen en dan zal Koning Christus de vrucht van de wijnstok drinken, met al Zijn trouwe onderdanen.  

De komst van Zijn rijk. Ja, als je 70 bent. Of ouder dan 70, ja, dan heb je misschien die verwachting wel. Dat uitkijken naar… Als je 8 bent, en 16 of 30 of misschien wel 50. Uitzien naar…?  

In dit gebed bidden wij daar inderdaad om. Het is weer, verander ons zo, want wij hebben dat van onszelf niet. Heere wilt U het in onze werken dat we dat krijgen, een leven in verwachting. Moet je maar eens horen, als jongelui er bijna aan toe zijn dat ze gaan trouwen, man, het gaat er alléén maar over. Een ander wordt er haast niet goed van. Of dat prachtige ook van, hoe wordt er uitgekeken naar de komst van een kleintje. Je bent er vol van, kan ook niet anders.  

Maar zó ook smeken om te kunnen en te willen uitkijken, naar de bruiloft van het Lam. Naar de ontmoeting met de Koning. Bij Koning Christus mogen zijn. Paulus, Filippenzen 1, dat is het aller-, allerbeste. Dan zullen we volmaakte onderdanen zijn. Dan zijn we honderd procent gericht op God. Dan is die zonde weg, en die zondigheid bestaat niet meer.  

Op aarde het begin. Psalm 110, ‘Uw volk is zeer gewillig om te strijden’. En dankzij de HEERE Die op uw wegen u bewaart, die in de strijd steeds aan uw rechterhand is, Zijn arm verplettert de koningen der aarde. Dan eens het einde, volmaakt, klaar.  

Nooit, broeders en zusters, zullen wij kunnen zeggen, dat we deze tweede bede niet meer hoeven te bidden. Het is juist precies andersom. Wat geweldig dat wij elke dag mogen bidden: ‘Vader, geef dat wij Christus als onze Koning erkennen’. 

AMEN