Preek 2 Samuël 6:12-23 – Ark – deel 7
Door Ds. MA Sneep, gehouden te Bedum, 03.11.2019
Liturgie
- Lezen
- 2 Samuël 6:1-11
- 1 Kronieken 15:1-15
- Tekst
- 2 Samuël 6:12-23
- Psalm 47:1, 3
- Psalm 30:3, 7
- Psalm 136:1, 18, 19, 21
- Psalm 105:1, 5, 6
- Psalm 138:1, 3
Preek
Thema: Rouwklacht en geschrei door de HEERE verandert in een blijde rij
1. De bekering die hieraan voorafgaat
2. De blijdschap die dit met zich meebrengt
3. De verachting die dit oproept
Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,
1. De bekering die hieraan voorafgaat
Nog even terug naar vorige keer. Toen zagen we daar dat oprechte verlangen van David om de ark van de HEERE weer terug te brengen in Jeruzalem. Dat verlangen was oprecht. David wilde weer dat de ark van God en daarmee de HEERE God zelf weer in het middelpunt van het volk stond. Het centrum ook van het koningschap van David.
Maar dat ging allemaal niet zoals de HEERE God bevolen had. Uzza raakte in onbedachtzaamheid met zijn hand de ark aan en viel dood neer. De vreugde die er was, veranderde in rouw. David hoefde de ark niet meer. Hij was boos op de HEERE.
En zo ging de ark naar het huis van Obed Edom.
Maar de HEERE, gemeente, Die zou de HEERE niet zijn, als Hij niet weer opnieuw in genade omziet naar Zijn volk. We zagen vorige keer aan het slot al, dat licht wat begon door te breken in het huis van Obed Edom. Obed Edom zijn huis werden gezegend in de drie maanden dat de ark daar stond. De genade van de HEERE werkte daar alweer.
En nu zien we vandaag dat ook David dit alles ter ore komt. Koning David wordt de boodschap gebracht dat de HEERE inderdaad het gezin en het huis van Obed Edom omringd met Zijn zegen.
En David trekt dan op en wordt weer blij! Hij denkt, dit is weer het moment dat God omziet in genade en vervolgens gaan ze de ark opnieuw halen.
Maar gemeente, daar is wat aan voorafgegaan. We hebben het gelezen in 1 Kronieken 15, dat David tot de ontdekking is gebracht, door de Heilige Geest, wat de oorzaak is van de dood van Uzza. Namelijk, dat ze de ark op een hele onrechtmatige manier vervoerd hadden. U kunt het in het bijzonder lezen in 1 Kronieken 15 en dan het 12e en 13e vers:‘ Heiligt u om de ark op te halen voor de Here God van Israël, naar de plaats te brengen die Ik voor hem gereedgemaakt heb’. Want omdat u het de eerste keer niet gedaan heeft, heeft de Heere onze God ons een zware slag toegebracht. Omdat wij Hem niet hebben geraadpleegd, overeenkomstig de bepaling ’.
Met andere woorden gemeente, hier blijkt dat David is terugverwezen naar het Woord van God. David heeft de bepaling onder ogen gekregen. David heeft in het Woord van God gelezen. En door de Heilige Geest, -want de Heilige Geest die werkt toch door dat Woord-, is David tot de ontdekking gekomen dat alles, met alle goede bedoelingen, op een zondige manier heeft plaatsgevonden.
Want de HEERE God had in Zijn Woord bevolen dat het transport van de ark toch alleen door de levieten mocht gebeuren door de ark te dragen, d.m.v. de draagbomen.
Ziet u, de Heilige Geest, heeft David dus tot het inzicht gebracht, waar zijn zonde en waar zijn schuld te vinden was. En David die erkent dat ook. Het valt op hoe David dan ook formuleert. David erkent dat de HEERE Zijn volk een zware slag toe heeft gebracht. Maar dan is het niet zo dat David de schuld bij een ander neerleg. Bij de Levieten bijv, die als geen ander hadden moeten weten hoe de ark vervoerd moest worden. Maar David onttrekt zich niet aan de schuld die zij hebben. Maar hij zegt, ‘omdat wíj Hem niet geraadpleegd hebben, overeenkomstig de bepaling.
Wíj, ook David, het hele volk is verantwoordelijk voor de zondige daad van Uzza. Zij allemaal.
David bekeert zich. En in de weg van de bekering komt dan ook weer dat vriendelijk aangezicht van de HEERE. Dat gaat natuurlijk ook samen op. Daar komt het ook op aan in het leven. Daar komt het op aan in de geschiedenis hier van David en de ark. Daar komt het op aan in uw leven.
David wordt dus door de Heere tot de orde geroepen. We worden allemaal gemeente, tot de orde geroepen, als daar in ons leven zonden zijn, waar je in leeft. Dan wordt u door de HEERE tot de orde geroepen. Om de HEERE te gaan dienen, naar Zijn Woord. Om die zonde ook weg te doen in je leven.
Als er nou zonden zijn gemeente, waar u in leeft. Een zonde die de vertrouwelijke omgang met de HEERE in de weg staan, en dat merk je dan ook. Dan moet u ze wegdoen.
Vandaag.
Gelijk.
Opruimen.
Zodat er weer de ruimte komt, om de HEERE in blijdschap te dienen. Dat is nu de inhoud van de dagelijkse bekering. Dat de Heilige Geest ons telkens weer opnieuw, door Zijn Woord, laat zien waar het niet goed is. Dat we ons daar dan ook van afkeren.
Dat we ons afkeren van onze eigen zondige verdorven wil en dat we ons dan weer richten op de wil van God. En in die weg wil de HEERE dan ook weer wonen onder Zijn volk.
Maar dan wel, dat begrijpt u nu ook, als het ook echt gaat naar ZIJN bepalingen, volgens Zijn Woord.
2. De blijdschap die dit met zich meebrengt
En wanneer David vervolgens hoort dat het huis van Obed Edom gezegend is. Als David er door de Heere erop is gewezen wat er niet goed was die eerste keer toen ze de ark transporteerde. Dan wordt David weer blij! En dan trekt hij naar het huis van Obed Edom om de ark te gaan halen. Er komt weer vreugde in het hart van David, die er ook in eerste instantie was.
De vreugde dat de HEERE weer wil wonen onder Zijn volk. Dat Hij weer gemeenschap wil hebben met Zijn volk. Dat de ark weer terug kan komen in het midden van het volk, want daar is de ark toch het teken van? Dat de HEERE wil wonen onder Zijn volk. Dat Hij hen weer ontmoeten wil.
De ark als teken van Gods aanwezigheid. Waar de HEERE God, de Heilige, woont en troont tussen de Cherubs en het verzoendeksel. Het verzoendeksel dat spreekt van het verzoenend bloed. Dat het volk uit genade weer mag naderen tot de HEERE. En dat de HEERE weer nadert tot Zijn volk. Dat geeft David nu die vreugde, dat grote voorrecht. Dat grote wonder! Dat is nu de inhoud van Davids blijdschap, gemeente. Dat grote wonder, dat de HEERE na zo’n lange tijd weer wil wónen onder Zijn volk.
Nieuwtestamentisch, vandaag, dat grote wonder dat de HEERE wil wonen in het midden van Zijn gemeente. Dat Hij Zijn gemeente kiest, als Zijn woonplaats. Is dat nou geen wonder, ook vanochtend niet? Gemeente, is het geen wonder dat de HEERE in ons midden woont, met Zijn genade! Dat het mogelijk is, dat Hij woont te midden van zondaren.
Dat de Heilige Geest Zijn intrek neemt, in het hart van zondaren, in het leven van zondaren. Dat de Heilige Geest ons lichaam maakt tot een tempel van de Heilige Geest. Dat is een wonder! Dat geeft David de blijdschap.
Jongens en meisjes, je ziet ze in gedachten lopen. De priesters met de ark op hun schouder, d.mv. de draagbalken. Daar lopen ze. En ze hebben nog maar 6 stappen gezet, of David zegt, ‘stop, stop’. Want, David is zo blij, dat hij direct offers wil brengen aan de HEERE. Zo dankbaar is hij, dat het nu wel goed gaat, dat er niemand neervalt en dat de HEERE inderdaad mee komt. Dat de HEERE nu weer gediend wordt naar Zijn Woord.
En zo worden er offers gebracht. Stijgt de dank op tot de hemel. En dan huppelt David en hij danst voor de ark uit, als een kind zo blij is David. En het volk juicht en er klinkt bazuingeschal, het is één grote feestvierende menigte.
En vervolgens wordt de ark binnengedragen, wat een vreugde! Ziet u gemeente hoe in dit hoofdstuk alles met elkaar samenhangt. In 2 Samuël 6 komen die twee dingen zo rijk samen. Welke twee dingen? Nou in de eerste plaats, die heiligheid van de HEERE God, dat Hij gediend wil worden met diep ontzag en met eerbied.
Maar aan de andere kant ook, en die dingen zijn dus niet strijdig met elkaar. Aan de andere kant ook de uitbundige blijdschap, die de HEERE God geeft. Een blijdschap die dan ook door de kinderen van Sion, -want daar gaat die ark heen- door de kinderen van Sion, wordt gekend. De blijdschap van het dienen van de HEERE. Die twee samen, eerbied en blijdschap, gaan samen op. Deze twee zaken moeten wij vandaag dan ook niet van elkaar scheiden. Beiden moeten in evenwicht zijn.
Vreugde en blijdschap die horen bij elkaar in 2 Sam. 6. En zou het dus voor ons gemeente anders zijn? Of is het bij ons misschien wel anders? Dat daar heel veel eerbied is en ontzag, maar eigenlijk geen vreugde in het leven met de Heere.
Of andersom dat er misschien wel heel veel vreugde is en blijdschap, maar eigenlijk ten diepste de eerbied en ontzag niet aanwezig is in ons leven met de HEERE?
Trouwens gemeente, u bent hier vandaag allemaal naar de kerk gekomen. Was daar vanochtend toen u opstond daar deze vreugde ook al? En de eerbied tot deze Heilige God. Dat u weer naar de kerk mocht gaan waar u deze heilige God ontmoeten mag in Zijn Woord. Waar Hij u begroet met Zijn zegen. Grote vreugde, omdat de Here God opnieuw weer tot u komt. Dat Hij u ontvangen wil in Zijn huis.
Is dat ook wat ons bindt aan deze plaats? Omdat de HEERE hier wil wonen en de verheerlijkte Christus, als het Hoofd van Zijn kerk, u opnieuw weer opzoekt. Door Zijn Woord en door Zijn Geest?
Bent u vanochtend nu in die blijde verwachting, hier naartoe gekomen? Dan herkent u vanochtend deze blijdschap van David. Of zit u hier omdat het hoort, omdat het uw gewoonte is. Terwijl het dienen van de HEERE uw hart niet echt raakt. En dat daarom ook in uw leven de hartelijke vreugde in God, door Christus, om in lust en liefde naar de wil van God in alle goede werken te leven, eigenlijk ontbreekt.
Ook daar moeten we ons op beproeven.
Ja, zegt iemand: maar dat is nou precies waar ik zo mee worstel. Met die vreugde. Omdat het soms zo lijkt alsof de blijdschap van het geloof soms verdwenen lijkt te zijn. Dat er momenten zijn, waarop ik deze blijdschap niet zo ervaar en beleef. Door strijd of door moeite, door zorgen in de kerk. Of vanwege persoonlijke omstandigheden. Dat u de vreugde om naar de kerk te gaan om de HEERE te ontmoeten, al misschien lange tijd niet zo ervaren hebt. Dat Davids blijdschap van vandaag dan ook zo ver van u afstaat.
Wat is het dan toch een vreugde en wat is het dan heerlijk, dat u het vandaag weer mag horen. Dat de HEERE God zelf u er weer bij wil bepalen. Bij de blijdschap van het geloof. En dan u dan ook aan de HEERE God mag vragen, ‘Heere, wilt U weer in mijn omstandigheden, in alles wat er gebeurd is, wilt U weer die ruimte geven voor de blijde verwondering. Dat U zo trouw bent en dat U ook trouw blijft aan Uw verbond. En dat U mij telkens weer opzoekt met Uw genade, zodat die blijdschap die soms zo verdrukt wordt, dat ik die ook weer echt mag gaan beleven. Dat je met David en met al Sions kinderen weer zingen kan, ‘ja inderdaad, ik was verheugd toen men mij zei, laat ons naar ‘t huis des Heeren gaan, om voor Gods aangezicht te staan’. ‘Kom gaan met ons en doe als wij’. Zo heerlijk!
David kan z’n geluk niet op.
En heel het volk, niet alleen David, maar heel het volk, mag dan ook delen in zijn vreugde. David die zegent hen. Hij deelt ook allemaal eten uit, een broodkoek een klomp dadels, een rozijnenkoek. En dan gaat ieder weer naar huis vol blijdschap, vol vreugde. En de ark? De ark staat in Jeruzalem. En David heeft er een tent overheen gespannen. Dat hebben we ook gelezen. Dat is even een detail waar we misschien bij stil moeten staan.
Want, ik kan me voorstellen dat iemand van u daar wel een vraag over heeft. Want ja, waar was de tabernakel dan? We hebben de ark, maar de ark moest toch ook in de tabernakel staan? Maar hier lezen we dat David zelf een tent over de ark heeft gespannen.
Maar waar was dan de tabernakel? Die stond in Gibeon. U kunt het vinden in 1 Kronieken 21: 29. Het is dus heel opmerkelijk dat David naast de ark, niet ook de tabernakel terug haalt. Waarom zou David dit niet gedaan hebben? En dan kan ook de vraag opkomen, maar waarom legt de HEERE dáár dan ook niet de vinger bij? David, nu heb je de ark weggehaald, maar je wist toch hij in de tabernakel hoort te staan. Die er speciaal voor gemaakt was, in opdracht van de HEERE God zelf?
Gemeente, dat is een moeilijke vraag, en ik moet u eerlijk zeggen dat ik daar eigenlijk ook niet het antwoord op heb. Je zou kunnen zeggen, had de tabernakel misschien zijn beste tijd gehad? De tabernakel was niet meer dan een doek en was al een tijdlang meegesleept van hot naar her. Ik kan me voorstellen dat hij er misschien ook niet meer zo uitzag zoals hij eruit had moeten zien. Beschadigd in de loop van de tijd ook, hoe vaak was de tabernakel wel niet op- en afgebroken.
En dat brengt ook direct bij de volgende gedachte. Was de tabernakel nog wel nodig? Was de tabernakel in die zin nog wel nodig, omdat de HEERE nu Zijn rustplaats had gevonden in Sion, Psalm 132. ‘Dit is Mijn rustplaats, Sion heb Ik verkozen, Mijn rustplaats in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want daar heb Ik naar verlangt’.
Met andere woorden zou de functie van de tabernakel dus inderdaad wat minder belangrijk zijn geworden. Dat David heeft gedacht, ja ik span er wel uit eerbied, want dat had de HEERE gezegd, een tent overheen. Maar de tabernakel kan ik in Gibeon laten staan. En er zal ook een tempel gebouwd worden voor de HEERE binnen niet al te lange tijd. Dus….
De Bijbel zwijgt over deze dingen. Wij kunnen ernaar gissen, en niet meer dan dat. Daar moeten we ook maar mee oppassen. Feit is dat de tabernakel in Gibeon blijft. Ook daar worden offers en dankoffers gebracht en ook daar is er ontmoeting tussen de HEERE en zijn volk, net als weer in Jeruzalem bij de ark.
3. De verachting die dit oproept
Toch gemeente, blijkt al heel snel dat de terugkomst van de ark niet iedereen blijdschap heeft. David gaat weer naar huis vol blijdschap! Hij heeft gedanst, hij heeft gehuppeld van vreugde voor het aangezicht van de HEERE.
Maar dan komt hij vervolgens thuis bij zijn gezin, bij Michal, want dat is zijn vrouw. Hij komt thuis om zijn huis te zegenen. En dan komt Michal hem al tegemoet lopen. Michal, die heeft vanuit haar raam, vanuit het venster David al aan zien komen lopen. Toen hij al huppelend vooropging in de dienst aan de HEERE. Zij heeft naar hem gekeken. En zij heeft David veracht in haar hart. En nu komt zij het paleis uitlopen als David eraan komt.
En dan uit ze ook haar verachting tegen David. ‘Ben jij nou een koning, David?’ ‘Wat ben jij eigenlijk voor een koning?’ ‘Dat je je koninklijke kleed hebt verruild, je staatsiegewaad, waar je toch je eer aan ontleend, voor zo’n linnengewaad, zo’n linnenschort met schouderbandjes en ontblote armen en benen’. ‘David, dat ziet er toch niet uit, wat heb je gedaan?’
Nou had David volgens 1 Kronieken nog een overkleed aan. Maar waarschijnlijk heeft David deze bij het huppelen en dansen wat omhooggetrokken, zodat je inderdaad Davids blote benen zag.
‘Ben jij nou een koning waardig David?’ ‘Je hebt jezelf voor schut gezet’. ‘Dat is wat je hebt gedaan, je hebt je voor schut gezet voor je slaven en slavinnen’. ‘Je hebt je schaamteloos uitgekleed, je leek wel een leegloper’.
Gemeente, heeft Michal gelijk? Is David wat overenthousiast geweest, dat het haast wat oneerbiedig werd? Nee, de komst van de ark heeft David nederig gemaakt. David, hij heeft zich verootmoedigd. En David wist zich in alles wat hij deed voor het aangezicht van de HEERE. Maar in dit alles weet David zich niet beter of groter dan één van zijn slaven of slavinnen. David zoekt zijn waardigheid niet in zichzelf. Niet in zijn koningschap, niet in zijn koninklijk gewaad, niet in zijn eer die zich daaraan kan ontlenen.
Maar David vindt zijn waardigheid in de HEERE God. ‘Ik heb voor het aangezicht van de Heere gehuppeld’. ‘Michal, ik heb voor het aangezicht van de Heere gehuppeld, die mij door Zijn Woord heeft gewezen op mijn zonden’. ‘De HEERE die in Zijn genade weer is komen wonen onder Zijn volk’. ‘En nu kan het bloed weer stromen van de dieren’. ‘Is er gemeenschap mogelijk, en daar wil ik nu voor de HEERE mijn dank betalen, Michal’.
Ziet u gemeente, David had een heel ander publiek. Het publiek voor David waren niet de mensen om zich heen. Zijn publiek was God zelf. Daar deed hij het voor. Voor het aangezicht van de HEERE. Kijk, en dan komt hier heel duidelijk naar voren dat Michal en David niet één zijn in het dienen van de HEERE.
Michal is ook niet meegegaan om de ark te halen, Michal is thuisgebleven en dat heeft ze niet om de kinderen hoeven te doen, want die waren er niet. Michal was niet meegegaan. Michal wordt hier dan ook heel treffend, het is u misschien wel opgevallen, niet de vrouw van David genoemd, maar tot twee keer de dochter van Saul.
Waarom? Michal laat in haar reageren zien dat zij de gezindheid heeft van haar vader. Michal laat zien dat ze niets moeten weten van Gods genade. En dat ze daarom ook de vreugde in God niet kent.
Ziet u hoe ingrijpend het is? Dat de komst van de ark van de HEERE, dat de komst van God zelf tot Zijn volk, duidelijk maakt, hoe wij tegenover Hem staan. Dat de komst van de Heere Jezus Christus ook vanochtend weer in de prediking, duidelijk maakt hoe wij tegenover Hem staan.
Michal zij zag vanuit de hoogte, letterlijk vanuit het raam, en ze verachtte David. Zij verachtte de HEERE. Zij is als iemand die Gods genade afwijst. En dan komt de HEEREdus ook over Michal met Zijn oordeel. Het is hierbij de vraag of met dit oordeel de kinderloosheid over Michal wordt uitgesproken. Of dat zij heel jong gestorven is. Dat is niet met zekerheid te zeggen. Michal was in deze geschiedenis ongeveer 35 jaar. David was ongeveer 39.
Hoe het ook zij, uit Michal wordt de Christus niet geboren. Michal heeft geen toekomst in het Koninkrijk van God. Ziet u het verschil gemeente, tussen David en Michal in de verwelkoming van de ark van de HEERE. Wat een verschil tussen David en Michal.
Koning David. Hij was hier in zijn priesterlinnen het beeld van die ene Priesterkoning Jezus Christus. Koning David, hij vernedert zich. Hij vernedert zich voor de HEERE. Christus de meerdere van David, de Zoon van David, de Heere van David. Heeft Hij niet de diepste vernedering doorgemaakt. Christus wiens blijdschap het was, wiens vreugde het was, om de wil van de HEERE te doen. Dat gaf Hem de vreugde, net zoals het David hier de vreugde geeft. Het gaf Christus Zijn vreugde, maar dan volmaakt.
Het was de Heere Jezus in alles te doen om de wil van Zijn Vader te doen. Zelfs toen de wil van Zijn Vader voor Hem de allerdiepste vernedering betekende. Toen Hij moest hangen aan het kruishout Toen Hij de diepten van de hel over Zich kreeg gestort. Niemand heeft zich ooit zo diep vernederd als Hij.
En David belijdt voor Michal, voor het aangezicht van de Heere. Om het maar met de woorden van de Heere Jezus zelf te zeggen, ‘dat een ieder die zichzelf verhoogt, vernedert zal worden maar dat een ieder die zichzelf vernedert, verhoogd zal worden. Vanwege de diepe vernedering van de Heere Jezus Christus zelf, die een Slaaf is geworden, die de gestalte van een slaaf heeft aangenomen, aan de mensen gelijk is geworden, zichzelf vernedert heeft tot in de kruisdood’.
En daarom door de God de Vader is verhoogd, boven alles! De Heere Jezus die nu regeert, in de hemel, Hij is de koning. Hij regeert alles. De Heere Jezus Christus die vandaag wil wonen in het midden van Zijn gemeente. In u persoonlijk. Ziet u hoe rijk deze geschiedenis is.
God is inderdaad opgevaren onder bazuingeschal. De ark van God, hij is opgevoerd hier in 2 Samuël 6 tot op de berg Sion.
Christus Jezus opgevaren als onze Koning, nadat Hij diep vernederd is geweest. Hij, Hij is onze vreugde, voor eeuwig en altijd.
AMEN