Opmerkingen n.a.v. Wes Bredenhof ‘aiming to please’ Chapter 3 Organizing the Elements: covenantal structure and logic
Afsluitend, wie gereformeerd wil zijn, die zegt: wij doen t.a.v. eredienst en liturgie alleen wat door God in Zijn Woord aan ons geboden / bevolen is.
Vorige week zagen we dat ds. Bredenhof onderscheid maakt tussen onderdelen in de liturgie die elementair/wezenlijk zijn zoals bidden, prediking. En zaken die van bijkomstige aard zijn. Een onderscheid dat overigens niet nieuw is, ook iemand als J. Calvijn maakte dit onderscheid al.
Een logische vervolg vraag is: hoe organiseren wij deze elementen in een ‘orde van eredienst’. Misschien heeft u het ook wel eens iemand horen zeggen, of heeft u het zelf wel eens gedacht: Gods Woord levert ons geen kant en klare orde van dienst. En dat is in zekere zin ook waar. Er is geen orde van Jeruzalem of Rome, die ook wij vandaag nog moeten gebruiken. Tegelijk geeft Gods Woord ons weldegelijk handvatten voor de inrichting van de eredienst.
Daar willen wij vanavond verder bij stilstaan. Wat leert de Bijbel ons in zijn algemeenheid over de structuur van onze ontmoeting met God.
Uitgangspunt is zoals al eerder genoemd: het genadeverbond tussen God en de gelovigen met hun kinderen, door de Middelaar Jezus Christus.
De zondagse erediensten moeten daarom gekenmerkt worden door deze relatie die er is tussen God en Zijn volk. Binnen deze relatie wordt er, net zoals in een gezond huwelijk, met elkaar gepraat en naar elkaar geluisterd. Deze relatie, dit patroon zien we in de eredienst dan ook terug: God spreekt binnen de verbondsrelatie en Zijn volk geeft Hem antwoord. Zijn volk vraagt en God reageert.
In deze relatie die de gelovigen en hun kinderen met de HERE hebben, volgens dan logischerwijs ook een aantal zaken die deze relatie en dus ook de ontmoeting van God en zijn volk kenmerken.
- God heeft het initiatief. Hij is in het genadeverbond altijd de eerste. Hij brengt mensen tot Hem in het genadeverbond. Ons spreken volgt dan ook alleen op Gods spreken. Zonder Gods spreken kunnen wij niet in geloof antwoorden.
- Daarbij geldt dat wij zondige mensen zijn en de Heere de heilige, de almachtige God is. Wij zijn Gods gelijke niet. Dit betekent dat wij ons verootmoedigen wanneer wij de HERE ontmoeten en nederig zijn in Zijn aanwezigheid. (Ellende)
- Vanwege Christus is daar voor zondaren goed nieuws! In het genadeverbond komt God met Zijn beloften naar ons toe en met Zijn troost. Ja, ook woorden van waarschuwing en dreiging, maar ook die geeft God omdat Hij het goede met ons voor heeft. God heeft geen behagen in de dood van de zondaar maar daarin dat hij zich bekeert en leeft. (Verlossing). Ik denk hierbij zelf ook aan wat de HEERE in Jes. 40 zegt: Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen. Spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de Heere het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden. (Jes. 40). In de kerk klinkt dan ook, als het goed is, een blijde boodschap. Dat er verlossing is en troost.
- Daarom mogen wij ook in dankbaarheid voor God komen. Vanwege Zijn genade die Hij ons in Christus geeft en die wij in geloof mogen ontvangen. Deze dankbaarheid moet ook tot uiting komen in de eredienst. (Dankbaarheid)
- God neemt tenslotte in het genadeverbond niet alleen het eerste woord, het initiatief. Hij heeft ook het laatste Woord. Hij is de alfa en de omega. In onze erediensten eren we God door de erkenning dat Hij ook in de eredienst het laatste Woord heeft. Wij sluiten de eredienst dan ook af met de zegen van de HEERE.
Om te laten zien dat Bredenhof deze verbondslogica niet uit zijn duim zuigt, zoals hij het zelf omschrijft, verwijst hij hiervoor naar de Schrift zelf en in het bijzonder naar de brief van Paulus aan de Romeinen. Hij ziet deze brief als expressie, als uitdrukking van Gods verbond met Zijn volk.
De Romeinenbrief begint met de zegen van God. In Rom. 1: 7 lezen we: genade zij u en vrede van God, onze Vader ,en van de Heere Jezus Christus.
Rom. 1-3 spreekt vervolgens over onze noodzaak tot verootmoediging en belijdenis van schuld voor God.
Rom. 4-11 focust vervolgens voornamelijk op de beloften van God voor Zijn volk.
En vervolgens eindigt deze brief in hoofdstuk 13-15 met de uitwerking van de christelijke dankbaarheid.
En deze brief sluit af in hoofdstuk 16:20 met de vredegroet: De genade van de Heere Jezus Christus zij met u. Amen.
Dus, volgens Bredenhof, ook in deze brief de logica: ellende, verlossing, dankbaarheid als logische verbondsstructuur waarin God Zijn volk ontmoet, met daarbij de nadruk op het Evangelie van Gods genade. Het Evangelie in het centrum. Dus ook in de eredienst.
In het algemeen geldt dan ook dat onze gereformeerde (ere)dienst deze verbondslogica moet weerspiegelen. Dus God spreekt eerst. Dan pas wij. Waarbij zowel de ellende, verlossing en dankbaarheid noodzakelijk zijn om God op een juiste wijze te kennen en ook te dienen. Denk hierbij ook aan de volgorde en in houd van de Heidelbergse catechismus.
U merkt ds. Bredenhof gaat niet over 1 nacht ijs. Voordat hij en dus ook wij ingaan op de verschillende elementen van de eredienst, plaatst hij het terecht in een Schriftuurlijk gefundeerd kader.
Dat brengt ons bij de orden van dienst zoals wij en zoals zij die ook in bijv. Canada en Australië kennen. Ds. Bredenhof spreekt in zijn boekje over A and B orders of Worship. Deze orden van dienst hebben beide hun wortels in Nederland. En komen vrijwel overeen met onze orde van dienst A, beter bekend als Middelburg. En orde van dienst B, beter bekend als Kampen.
Wat is precies de status van deze orden van dienst binnen het kerkverband. In Canada en ik denk ook in Australië is het zo dat deze orde van diensten niet bindend zijn. De kerkorde in Canada zegt volgens Bredenhof niets over deze orden van dienst. Hoe is dit bij ons. Nu, het is zo dat de orden van dienst door zowel de synode van Middelburg als ook door de synode van Kampen aanbevolen zijn. Daarentegen staat in art. 65 KO. De kerken zullen zich houden aan de orden van dienst die door de GS zijn goedgekeurd. De synode van Berkel 1996 heeft hierover besloten dat dit gedeelte uit art. 65 KO niet mag worden gehanteerd als een strikte regel die functioneert als keurslijf voor de kerken.
In de voorbereiding op deze avond ben ik tegengekomen dat één van de synodes van de DGK, Marienberg 2005 o.a. dit besluit van Berkel 1996 vervallen heeft verklaard. Daar heeft de synode een drie-tal gronden voor aangedragen. Het voert wat ver om deze hier vanavond te bespreken. Maar heel kort. Een van de gronden van de synode van Marienberg. om het besluit van Berkel te laten vervallen, was dat dit besluit de orde binnen het kerkverband niet ten goede kwam, en eerder zou leiden tot indepentisme, wildgroei en ontbinding van het kerkverband.
Los van de juistheid van deze inschatting, want laten we wel wezen: er is in de jaren daarna heel wat wildgroei op het gebied van liturgie in de kerken opgetreden! Vraag ik me wel af of de synode Marienberg 2005 bij het nemen van dit besluit voldoende heeft gerekend met de lijn die de geformeerde kerken al vanaf Calvijn voor ogen stond en ook door heeft geklonken in de omgang met liturgie en de wijze van formuleren door de synode van Middelburg en Kampen, die beiden wanneer het ging om het gebruik van de orde van dienst binnen de kerken, spraken van ‘aanbevelen’. Waarin m.i. enerzijds doorklonk: Het belang van orde en waardigheid in de erediensten, en tussen de kerken onderling. En anderzijds ook de vrijheid van plaatselijke gemeenten als het gaat om bepaalde vormen of elementen in de eredienst die niet als elementair maar als secundair gezien worden. Dus enerzijds gebondenheid aan Gods Woord, anderzijds vrijheid waar het gaat om niet duidelijke voorschriften.
Nadere bezinning hierop in de toekomst zou m.i. niet verkeerd zijn. Ook hiervoor geldt: Ecclesia Reformata Semper Reformanda.
De orde van dienst van Kampen staat, minder dan die van Middelburg, dichterbij de orde van dienst zoals J. Calvijn die voor ogen had en ook heeft uitgewerkt.
Hoe moeten we deze twee orden van dienst waarderen?
Iemand als ds. van Rongen is daar heel duidelijk over in zijn boekje met al de heiligen. Waar hij schrijft dat z.i. de orde van Middelburg geen lang leven meer waard is. Ds. Bredenhof is op dat punt wat milder dan ds. van Rongen. En ik zelf ook.
In beide orde van diensten komt volgens hem duidelijk naar voren dat onze eredienst tot God moet zijn met eerbied en ontzag. In beide orde van dienst zijn de wezenlijke elementen die in een Bijbelse gereformeerde liturgie horen, opgenomen. Ook zien we in beide orden van dienst de dialoog, het gesprek tussen God en Zijn volk terugkomen. God spreekt en de gemeente reageert.
Zijn er dan geen verschillen. Ja, die zijn er wel.
Bijvoorbeeld de plaats van de dienst van de offeranden. Bredenhof spreekt hierbij zijn voorkeur uit voor de orde van dienst van Kampen waarbij de collecten in het deel van de dankbaarheid vallen. En die komen na de bediening van het Woord en de sacramenten. Een ander verschil ziet hij in de plaats van het gebed met name na de wetslezing. De wetslezing brengt ons in de eredienst als het goed is tot verootmoediging voor Gods aangezicht. Het is passend om hierop aansluitend de reactie van Gods volk hierop te horen, nl. het gebed waarin wij onze schuld belijden en ons verootmoedigen voor de HEERE. Dit is in de orde van dienst van Kampen wel het geval. En niet bij de orde van Middelburg. Een ander punt van kritiek op de liturgie van Middelburg wat Bredenhof niet noemt, maar mi. wel genoemd moet worden is dat het grote gebed in de orde van Middelburg de eenheid van Schriftlezing en prediking onderbreekt.
Bredenhof is het dan ook eens met de conclusie van dr. K. Deddens dat de orde van dienst van Kampen het best aansluit bij de gereformeerde traditie en vult daarbij aan: en bovendien meer Bijbels is.
In het vervolg van dit boekje neemt ds. Bredenhof de liturgie van Kampen als uitgangspunt, met enkele aanpassingen daarop van zijn kant, om al de elementen die onderdeel zijn van de orde van dienst te bespreken. In de komende weken zullen we deze onderdelen afzonderlijk gaan bespreken.
Hij sluit dit hoofdstuk af door te wijzen op het belang van de verbondslogica in de eredienst en vooral ook dat wij daarin de HERE op geen andere manier vereren dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft. Wat beveelt de HEERE is een heel ander uitgangspunt in ons denken over liturgie, dan: zou de Bijbel een bepaalde praktijk misschien wel of niet toestaan? Dan zijn we nl. begonnen bij ons zelf. Wat vind ik mooi. Wat zou ik graag willen.
Het is ook voor de toekomst belangrijk wanneer het gaat om liturgische vragen dat wij onze antwoorden gronden niet in traditionalisme. Want, traditionalisme beschermt ons niet voor altijd. Zo van: dit hebben we altijd zo gedaan en we zullen het altijd zo blijven doen. Voor de nieuwe generatie is dat ook geen bevredigend antwoord. Mijn volk gaat te gronde door een gebrek aan kennis. Dat geldt ook wat betreft liturgie. De gereformeerde liturgie gaat te gronde wanneer wij niet de juiste kennis en dus ook niet de juiste antwoorden hebben. En daarmee doen we niet alleen onszelf, en onze jongeren, maar vooral de HERE tekort.
Alleen Bijbelse gronden van eredienst, zoals uitgedrukt in onze confessies, bewaren ons bij de zuiverheid van onze erediensten en helpen ons dat ook in de toekomst onze eredienst ‘aiming’ welgevallig in de ogen van God blijft.
Wanneer wij dingen aan de liturgie toevoegen, of bepaalde dingen in de liturgie nalaten te doen zoals God het wil. Dan zijn we op de weg terug naar Rome. Dan baseren wij ons op traditie of op eigen gevoelens en niet op de Schrift.
Laten wij ook in de komende weken, wanneer wij vanaf volgende week de verschillende elementen van onze rijke gereformeerde liturgie bespreken, telkens het uitgangspunt innemen: DAT WIJ DE HEERE GOD OP GEEN ANDERE MANIER VEREREN DAN HIJ IN ZIJN WOORD BEVOLEN HEEFT.