Preek Maleachi 1:1-5 – Maleachi – deel 1
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Opeinde, 15.07.2018
Deze preek is tevens gehouden te Assen, Bedum, Emmen, Lansingerland, Lutten, Opeinde, Zwolle
Liturgie
Morgendienst
- Votum + zegengroet
- Psalm 136:1,2,3
- Tien Woorden
- Psalm 119:1,2,3
- Gebed
- Lezen
- Deuteronomium 7:7-11
- Nehemia 13:15-22
- Romeinen 9:1-13
- Psalm 137:1,2,3,4
- Tekst
- Maleachi 1:1-5
- Bediening van het Woord
- Psalm 76:1,2,3,4
- Gebed
- Dienst der offeranden
- Psalm 136:18,19,20,21
- Zegen
Middagdienst
- Votum + zegengroet
- Psalm 136:1,2
- Gebed
- Lezen
- Deuteronomium 7:7-11
- Nehemia 13:15-31
- Romeinen 9:1-13
- Psalm 137:1,2,3,4
- Tekst
- Maleachi 1:1-5
- Bediening van het Woord
- Psalm 76:1,2,3,4
- GelBel Nicea
- Psalm 136:3
- Gebed
- Dienst der offeranden
- Psalm 136:18,19,20,21
- Zegen
Preek
Gemeente, geliefd door onze Heere, Jezus Christus,
“Zo, kom nou maar eens even hier zitten. Het wordt tijd dat er gepraat wordt. Want zoals het nou gaat, gaat het niet langer.” Iedereen kan zich daar wel wat bij voorstellen.
En zoiets, maar dan nog veel ernstiger, is er aan de hand als Maleachi door de HEERE geroepen wordt om het gesprek aan te gaan met Zijn eigen volk. “Zo, zo kan het niet langer.”
Ik wil u het Woord van de HEERE bedienen onder het thema:
De HEERE gaat in gesprek met Zijn volk.
1) Hij spreekt: ’Ik heb jullie lief!’
2) Zij zeggen, ‘o ja?’
3) Hij spreekt: ’Denk eens na!’
4) Dan is het zeker: ‘ja!’
1) Maleachi, broeders en zusters, het is van na de ballingschap, Israël is terug. Maar dat is alweer een poosje geleden, en u weet hoe gauw dat kan gaan. Verleden wordt heel gauw geschiedenis, en dan bestaat het eigenlijk niet meer.
Want dat wonder van die terugkeer, ach, de meeste mensen die denken er niet meer aan. Het valt allemaal zo tegen, hun leven dat is één en al gedoe. En het loopt zo moeizaam. Ja, het gaat zelfs zover dat het verbonden zijn met de HEERE, ja dat is er nog wel een beetje en daar doen ze nog wel wat aan, maar dat is niet meer levend. Het zegt ze steeds minder.
De Israëlieten gaan in de praktijk steeds verder bij de HEERE, hun God, vandaan. Dan heb je de profeet Haggaï, en dan komt Zacharia en dan is er een opleving. En dan wordt die tempel gebouwd, prachtig mooi. Maar daarna, dan zakt het zo weer in.
En dan is daar opeens Maleachi. We weten niks van hem dan alleen zijn naam. Maleachi, dat betekent: ‘mijn boodschapper’. Nee, die man daar gaat het niet om. Die man is niet zo belangrijk. Het gaat om wat hij zeggen moet, in opdracht van de HEERE. Een last: zwaar, gewichtig, belangrijk. Want de HEERE spreekt via hem, rechtstreeks Zijn volk aan.
Nee, dan komt Maleachi niet met een beetje peptalk van: ‘kom op, het lukt wel, we kunnen het, tsjakka, we gaan ervoor.’ Nee, het is het Woord van de HEERE, tot Zijn volk. De Heere richt zich tot Israël.
Dat is heel bijzonder, dat juist dat woord, die naam daar op dat moment gezegd wordt. Want wat zijn dat voor mensen die teruggekomen zijn uit de ballingschap? Dat zijn toch eigenlijk alleen maar de mensen uit Juda en Benjamin. Misschien dan ook nog een aantal Levieten. En er wonen nog wat mensen zo hier en daar in Israël die dan weer er bij gaan horen. Maar niet ‘Judeeërs’, niet ‘het volk van Juda’, nee ‘Israël’!
Toch die naam, het was een rest, die terugkeerde. Dat was al aangekondigd door Jesaja, Sjear-Jasjub, ‘een rest keert weer’. En het waren er ook echt niet zoveel, de meeste mensen die bleven liever waar ze waren. En vanuit het noordelijk rijk, verreweg de meeste mensen, ja – waar zijn ze gebleven? Maar ín die rest, hoe klein dan ook, rekent de HEERE wel het héle volk. Hij wil met Israël verder. Hij wil met Zijn volk door. Om Zijn plannen uit te voeren. Om Zijn beloften te vervullen.
Weer spreekt de Heere. En hoe wonderlijk.
Want, zoals dat net even ging van, ‘het wordt nou tijd dat we eens even gaan praten, m’n jongen, het kan zo niet langer’. Wat is dan het vervolg? Dat is, dat vader zegt van: ‘ik heb dit gehoord en ik heb dat gezien, klopt helemaal niks van en het gaat maar door, en wat je moeder ook zegt, het helpt allemaal niks, er is met jou niks te beginnen, man …’
Niets van dat alles, als de HEERE in een vergelijkbare situatie Zijn volk aanspreekt. De HEERE komt niet uit bij: ‘Ik heb het wel gehad met jullie en Ik kap ermee!’. Juist he-le-maal niet! HIJ laat het er niet bij zitten. HIJ maakt er geen einde aan. HIJ is anders dan mensen die vaak zo makkelijk in reactie leven. ‘Als híj zus …, dan zal ík wel zo … !
Nee de HEERE, die Ondoorgrondelijke, die ook de Barmhartige en Genadige is voor Zijn volk. Met een eeuwige liefde, Jeremia 31:3. Hoor Maleachi, nee, hoor de HEERE, ‘Ik heb jullie liefgehad!’. Je mag ook zeggen ‘Ik heb jullie lief, nu, op dit moment’.
Vol gaat de HEERE er in. Geen inleiding, meteen ter zake: ‘Ik geef echt om jullie, Israëlieten!’ Dat wil zeggen: ‘dat genadeverbond, dat is niet voorbij en Ik ben echt op jullie betrokken en Ik ben nog steeds bezig met het oog op jullie belang en met jullie welzijn’.
De HEERE houdt niet op. ‘Ik heb jullie lief’. En dat is altijd in de Bijbel, dat de HEERE daarmee bedoelt, ‘Ik laat merken met Mijn daden, dat Ik in dat verbond om jullie blijf geven. Liefhebben, we hebben dat net ook gehoord, én mijn geboden onderhouden. Liefhebben én doen wat Ik zeg. Dat is, dat gaat om daden. Dat gaat niet om gevoelens, maar om daden.
Denk maar aan, misschien beetje anders gezegd, dan wat wij gewoonlijk doen. Maar een gezin zou je kunnen zien als, ja, toch een bepaald verbond ook. Ouders en kinderen zijn aan elkaar verbonden door de HEERE. Dat gaat nooit weer over. En wat is dan liefhebben? Dat is liefdevolle daden doen.
Nou, wat doen ouders ten aanzien van kinderen? Wat het ook kost, ze gaan d’r altijd voor. Als een kind ziek is, ga je er toch vier keer per nacht uit. Of, als het moet nog vaker. ‘Heeft hij nog koorts?’ ‘Gloeit hij nog?’ ‘Moet ie even onder de douche?’ Wat dat ook aan inspanning, aan geld, aan moeite, aan zorg, aan tijd kost, ja, dat doe je. Eens kind, altijd kind.
En als je het wilt vergelijken met het andere verbond, wat de HEERE zo vaak als voorbeeld gebruikt in de Bijbel, ook het huwelijksverbond. Eigenlijk net zo, eens gekozen, blijft gekozen. De één wordt ziek, en de ander ís er voor die één. En dat gaat door, jaar in jaar uit.
Zo zegt de HEERE, ‘Ik heb jullie lief, Ik van Mijn kant, Ik wil doorgaan. Ik wil blijven optrekken samen met jullie. Ik blijf voor jullie gaan’. Een wonderlijk woord. De enkeling die in die tijd van Maleachi nog een hartelijk geloof heeft, die dankt de HEERE voor dat wonder. Voor Zijn goedertierenheid, voor Zijn trouw.
De HEERE, Hij hád zoveel beloofd, Hij heeft ook al een heleboel vervuld en wat Hij nog niet vervuld heeft, dat blijft staan. En dat zal komen.
Je hoeft het niet alleen maar in die tijd van Maleachi te laten, maar je kunt denken aan als je gedoopt bent, die beloften. De vaderlijke zorg. De goedertierenheid en de genade van de Heere, Jezus Christus. Het werk van de Heilige Geest.
O, je kunt een hele poos bij de HEERE vandaan zijn, maar die beloften blijven staan. En is het niet dat wonder ook voor ons, dat je dan, zelfs na ik weet niet hoe lange tijd- terug mag komen en mag zeggen van, ‘maar HEERE, U hebt het toch zelf gezegd? En dan is het toch zo!?
2) Het tweede punt. De Heere gaat in gesprek met Zijn volk, dat reageert met, ‘o ja?’ De HEERRE Die kan wel zeggen, dat Hij Zijn verbondenheid aan Zijn volk invult en waar maakt. Maar dat zien de meeste teruggekeerden toch echt op een heel andere manier. ‘O ja? En waar merken wij dat dan aan? Waar merken wij aan dat U nog aldoor in ons belang bezig bent?’ Plat gezegd, ‘de HEERE Die kan ons nog wel meer vertellen, maar wij geloven er niks van. Het is gewoon niet waar wat Hij zegt. Wij merken dat niet’.
Als dat zo gaat, in een huwelijk, in een huwelijksverbond, dat de één zegt, ‘ik heb je lief’ en de ander zegt, ‘o ja, en waar merk ik dat aan, dan?’ Dan is het niet best gesteld met zo’n huwelijk. Zo zouden we hier kunnen zeggen, de verbondenheid van Israël met de HEERE, staat onder heel grote spanning. Blijft het bestaan? Of houdt het op?
En daarom, denk even terug aan, zoals we gelezen hebben in Nehemia. Israël dat maar z’n gang ging. Israël dat zich van de HEERE bar weinig aantrok. Ja, en hoe loopt dat dan af? En je kunt je de vraag stellen van, hoe komt dat nou, dat dat volk zo verschrikkelijk negatief reageert? Dat heeft er mee te maken met dat ze hun eigen leven bekijken en dan vinden ze dat eigenlijk niks.
Nee, kijk toen Jesaja en Ezechiël die prachtige beloften spraken van, ‘het zal weer helemaal goed komen’, en: ‘de Messias komt’. Ja, maar in het gewone dagelijkse leven valt dat zo tegen. Ze moeten keihard werken voor hun brood. En dan ook nog weinig baat.
De gedachte van, die Israël vroeger in Egypte had, toen ze de uittocht beleven mochten. Toen zaten ze in de woestijn en toen dachten ze van, ‘we hadden eigenlijk veel beter in Egypte kunnen blijven’. Dat zeiden ze ook tegen mekaar. ‘Daar had je nog vlees en groenten en sjonge, wat hadden we het daar goed zeg in Egypte’. Dikke leugen, want ze hadden het als slaven helemaal niet goed.
Maar het was een streep door het verbond met de HEERE. De HEERE zorgt in die woestijn op een manier die ons niet aanstaat. Nou, zo is het eigenlijk weer. ‘We hadden misschien beter in Babel kunnen blijven’. ‘Ja dan hadden we eten en niks niet van al die moeite’. Ze zijn van oordeel dat de HEERE het er bij laat zitten.
En waar komt dat van? Omdat zij niet goed zien of willen zien, wat nou dat verbond met de HEERE inhoudt. Voor hen betekent die verbondenheid, dat de HEERE ervoor moet zorgen, dat hún wensen en verlangens worden vervuld. Kijk de HEERE, Die moet er voor zorgen dat het ze goed gaat, dan willen zij best Hem dienen. De HEERE Die moet er voor zorgen dat zij gezond zijn, zonder al te veel problemen, dan willen zij best met Hem verder.
Het is die heidense gedachte, ‘do ut des’, ik geef aan U, maar dan moet U wel eerst aan mij gegeven hebben’. Ja en als Hij dat niet doet…, dan is al heel makkelijk de conclusie: ‘nou, dan hoeft het van ons ook niet meer’. Liefde? Trouw? Ja ja, het zal wel.
3) Het derde punt. De Heere gaat in gesprek met Zijn volk: ‘Denk eens na!’. Zijn Ezau en Jakob geen broers? Ja, dat weten de kinderen ook wel, Jakob en Ezau dat is zelfs een tweeling. Maar het gaat hier niet zozeer over die twee personen. Want het gaat hier niet zozeer over het verleden. Nee, Maleachi praat gewoon door over het heden. Over zíjn tijd, het gaat over de nákomelingen van Ezau, de Edomieten. Het gaat over de nakomelingen van Jakob, Israël. Edom en Israël, dat zijn twee broedervolken.
En de HEERE die in hoofdstuk 3:6 nog een keer heel nadrukkelijk zegt: ‘Israël, Ík ben niet veranderd’. ‘Nee, het ligt niet aan Míj. Júllie, júllie zijn veranderd’. De HEERE Die geeft nog een keer aan, ‘Jakob, Israël heb Ik lief! Maar Ezau, de Edomieten, heb Ik gehaat’.
Dan moet je wel even terugdenken aan het begin. Ezau had als het ware mogen meeliften met Jakob, door zich te onderwerpen aan de beschikking van de HEERE over hen beiden. De oudste, -dat gaat tegen alles in, in die cultuur- maar de oudste moet de jongste dienstbaar zijn. Ja, dat kan natuurlijk niet. Nee, maar de HEERE beschikt wel zo. En als Ezau, en als Edom zich daaraan onderworpen had, was het hen goed gegaan. Maar hij wilde het van geen kant.
Als er één vijand geweest is tegen Israël, dan was het wel Edom! En hij werd steeds gewelddadiger. En dat is dan PSALM 137. Ze hebben meegeholpen, en ze hebben er bijgestaan toen de muren van Jeruzalem vielen, en toen de tempel in rook opging. En ze wreven zich in de handen. ‘Ha, ha, dat is het toch wel even helemaal, mooi zo!’
Edom.
Ik, de rechtvaardige HEERE, Ik heb het al laten merken, na dat begin van die ballingschap, Ík heb Edom getroffen met Mijn oordeel en Mijn toorn. Dat kan Israël heel goed weten, want dat hebben ze met eigen ogen gezien. Dat is pasgeleden gebeurd, van Edom is maar heel weinig meer over.
Er zijn volken gekomen vanuit het oosten, en die hebben invallen gedaan daar, die hebben een heel deel van Edom gewoon overgenomen. ‘Het is een woestenij geworden’, zegt de HEERE. ‘Ik heb het tot onbewoonbaar gebied gemaakt. Want ik toornde over hun vreselijke zonden. Wat hebben ze Míj niet aangedaan! Want Mijn volk, dat is Mijn schat’.
Dan gaat de HEERE nóg een stap verder in Zijn toorn. Hij zegt het er meteen bij, ‘er komt van dat Edom ook nooit meer wat terecht. Ze kunnen het vergeten’. Opbouw? Het zal nooit en te nimmer lukken. Dat is Gods rechtvaardig oordeel over Edom.
U vindt daar in de Bijbel ook op andere plaatsen nog heel nadrukkelijk de gegevens over. Als u straks thuis zou willen lezen. Lees dan bijvoorbeeld het Bijbelboek Obadja, is maar één hoofdstuk. Maar dat gaat ook tegen Edom. Of Ezechiël 25, of Ezechiël 35.
Gods rechtvaardig oordeel over Edom. Merkt u, hoe dat veel zwaarder is dan Zijn eveneens rechtvaardig oordeel over Zijn eigen volk? Want Israël, ‘een rest keert weer’. Israël, de tempel mag herbouwd. Israël, het verbond is door de HEERE in standgehouden en Israël mag weer leven in die verbondenheid.
Edom – goddeloos gebied. Of zeg maar: God-loos gebied. En het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is. Waar is Edom? Verdwenen.
En dan is het de apostel Paulus die onder leiding van God de Heilige Geest in Romeinen 9 ook onze tekst aanhaalt. En dan gaat het ook niet over die twee persónen, maar dan heeft Paulus het ook over volken. De genade van de Heere die altijd onverdiend is. Voor het volk Israël. Altijd al. Deuteronomium 7, ‘niet omdat jullie het grootste van de volken waren, wat stelden jullie eigenlijk voor? Klein volkje, slavenvolkje! Maar – vanuit de liefde van de HEERE.
Dat prachtige ouderwetse zinnetje: ‘de HEERE neemt redenen uit Zichzelf’. Dat is het áltijd weer. Hij neemt redenen uit Zichzelf. Dat is ook ten aanzien van Israël in de tijd van Maleachi. Geen enkel moment dat je kunt zeggen: ja, dat hebben die mensen ook wel verdiend dat de HEERE weer goed met hen om zou gaan. Geen sprake van!
Maar dat is net zo goed voor de gemeente van Christus in het nieuwe verbond. Ook ten aanzien van u hier, heeft de HEERE redenen genomen vanuit Zichzelf. Als Hij Zich over u ontfermt.
En in Zijn rechtvaardigheid toornt Hij tegen joden en anderen, die Christus niet als Redder willen erkennen.
Maar wat is het belangrijk, broeders en zusters, ook als gemeente, begenadigde gemeente, dat u ziet en erkent dat de liefde van God en Zijn verbond en Zijn trouw, dat dat nooit en te nimmer vanzelfsprekend is. Redding is nooit vanwege óns doen, en vanwege ónze manier van leven, vanwege ónze vroomheid en ónze gehoorzaamheid. Maar is altijd op grond van Zijn liefde en Zijn willen.
Daarom -, waarom bestaat u als gemeente? Omdat u altijd reden hebt, maar dan bent u er ook voor, om de HEERE voor Zijn genade en Zijn wonderen te loven! En dat doe je dan samen in de eredienst. En dat doe je los van elkaar, dat kan thuis zijn, alleen. Dat kun je doen, als je bij elkaar bent. Maar telkens weer: ‘hoe groot en hoe barmhartig en genadig bent U!’
4) En dan loopt het af. Het vierde punt. De Heere gaat in gesprek met Zijn volk.dus, ja, zeker! Israël zal het met eigen ogen kunnen zien. Dat duurt nog maar één of twee generaties. Want de HEERE zal nog meer van Zijn toorn over Edom uitstorten. Deze vijand van God en van Zijn volk wordt een voorbeeld, voor álle vijanden van God.
En de trouw van de HEERE voor Zijn eigen volk houdt eeuwig stand.
En daarom dat laatste regeltje, ‘groot is de HEERE tot over de grenzen van Israël’. Je mag ook zeggen, en dat is misschien nog wel sterker die vertaling, van, ‘groot is de HEERE bóven het gebied van Israël’. Dit gaat niet zozeer om naar buiten te kijken. Maar juist, de HEERE laat bóven over Zijn eigen volk zien, hoe groot Hij is en hoe barmhartig!
Hij is groot vanwege Zijn oordelen tegen de vijanden. Maar hier gaat het om de grootheid hoe Hij Zijn volk in liefde opnieuw behandelt en aanspreekt. En dat Hij het laat merken, ‘Ik heb jullie lief!’
God blíjft naar Zijn volk om zien. Dat is zo’n prachtig puntje in de lofzang van Zacharias. Dat de Heere ‘omziet naar Zijn volk’. Zijn verbondsliefde, dat betekent niet van, ‘mensen in de tijd van Maleachi, het wordt allemaal ‘luilekkerland’, en het gaat jullie prachtig voor de wind’. Nee, het is, ‘mensen in de tijd Maleachi, Ik blijf trouw én Ik stuur de Messias op Mijn tijd. Jezus Christus, de Verlosser.’
En als dan Zacharias daar op terugkomt, dan zegt hij, ‘de HEERE ziet naar Zijn volk om, de HEERE denkt om Zijn volk’. ‘Ik ben met jullie.’
En dat mag u dan doortrekken naar vandaag. In alles wat er zijn kan, aan moeilijks, dan is het die tekst uit Romeinen, ‘niets en niemand zal ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus’.
Van de LIEFDE van God. Van Zijn liefdevolle daden.
Groot is de HEERE!
AMEN