Preek Maleachi 2:10-16 (Maleachi – deel 4)

Preek Maleachi 2:10-16 – Maleachi – deel 4
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Zwolle, 21.07.2019 

Deze preek is tevens gehouden te Amersfoort, Bedum, Emmen, Lansingerland

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 45:1,2
  • Gebed
  • Psalm 45:3,4,5,6
  • Lezen
    • Ezra 9:1-6; 10:1-6
    • Nehemia 13:23-31
    • Efeze 5:21-33
  • Tekst MALEACHI 2:10-16
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 128:1,2
  • ApGelBel
  • Psalm 63:1,2,3,4
  • Gebed
  • Dienst der offeranden
  • Psalm 128:3
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Eén van de dingen die ouders aan hun kinderen leren, dat is dat heel bijzondere van, ‘als jij bij de HEERE mag horen, dan heeft de HEERE met álles van jou te maken’. Of je nou speelt, of naar school gaat, of je vakantie hebt, of dat je thuis bezig bent, altijd en overal heeft de HEERE met je te maken. Daar is niks van uitgezonderd.  

Dat leren ouders aan hun kinderen, als het goed is. Die ouders die beseffen dat zelf ook, dat werkelijk de HEERE de Eigenaar is, van ons denken, ons willen, ons voelen, en óók van ons lichaam.  

En ik wil u vanmorgen/ vanmiddag het Woord van de HEERE, uw God, bedienen onder het thema: 

De HEERE beveelt: wees trouw in je huwelijk!,  

dus:1) trouw ín Hem (vgl. 1 Korinthe 7:39 

2) blijf trouw áán Hem  

1) Het is de zoveelste keer dat Maleachi het woord neemt. En daar laat de HEERE wéér  
    mee merken, dat Hij om die teruggekeerde ballingen, die het bepaald niet makkelijk hadden, van harte geeft. Want als de Heere Zijn volk aanspreekt, dan merk je alleen daaraan al die betrokkenheid.  

Het gaat niet goed met hen. Zij raken steeds verder bij de HEERE vandaan. Maar de Heere laat dat niet zomaar geworden. En daarom: ‘wij hebben absoluut één Vader’.  

Het woord ‘Vader’ kwam al een keer eerder voor, in hoofdstuk 1:6: ‘als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij?’  

Dat is het punt bij dat Vaderschap van de HEERE: Hem eren, respect voor Hem opbrengen, Zijn gezag erkennen. Kinderen die moeten heel simpel doen wat hun vader wil. Dan mag je even denken aan die tijd, aan die cultuur, waarin een vader misschien nog wel wat meer te zeggen had dan vaders die wij hebben, vooral als we wat groter worden.  

Maar in het kader van het Woord van God, hééft inderdaad een vader gezag. En het woord ‘vader’ past ook precies bij deze tekst, die over het huwelijk handelt. Want in die tijd is het immers vader die dat huwelijk regelt.  

Ja, en dat is dan wel volstrekt anders dan in onze tijd. ‘t Was niet daar een kwestie van, twee jongelui die verliefd op elkaar worden en dan op een bepaald moment naar de wederzijdse ouders toestappen en zeggen: “Nou wij hebben het er ongeveer aan toe en wij zijn van plan om dan binnenkort te gaan trouwen, kunt u het daarmee eens zijn?”  

Nee, het gaat daar op de manier van: ‘als onze dochter 13 is en jullie zoon 16, nou dan zijn ze aan trouwen toe en dan moeten ze maar met élkaar dat doen, zodat onze families aan elkaar verbonden raken’. Dat was een zaak die de óuders bepaalden. Váder die het daarin te zeggen had.  

Iets daarvan, ‘k weet niet hoe het hier in dit ‘Saksische gebeuren’ geweest is, maar in Groningen bij die ‘herenboeren’ had je dat nog wel. Dan kon de zoon van de boer, die kon de dochter van de arbeider nog zó lief vinden, maar: “dat gebeurt niet jongen, en je hebt maar te doen wat ik zeg, boer trouwt boer, en arbeider trouwt arbeider.”  

In die tijd: vader -samen met moeder-, vader bepaalt en dan ging het erom, wees trouw aan elkaar. Dus, jullie gaan trouwen. En als er dan trouw was met gelóóf, dan kwam de liefde ook vaak nog wel.  

‘Wij hebben ábsoluut één Vader’, Die dat allemaal bepaalt en regelt. En die tweede zin van de tekst, ‘zeker heeft één God ons geschapen’, gaat in feite om hetzelfde. Wij zijn dus schepselen en dat betekent: God heeft honderd procent recht op ons. De kinderen van die God, die zijn er voor Hém, om trouw te zijn aan Hem, gehoorzaam in alles. Ook voor wat betreft het huwelijk.  

Máár, -en Maleachi sluit zichzelf daar bij in-, maar, hoe zo dan? ‘Wij handelen trouwelóós’. Wij doen, alsof trouw er niet toe doet. Vijf keer in die tekst, die woorden: ‘trouweloos handelen’. Terwijl de HEERE wíl, dat Zijn volk integer, trouw en eerlijk met elkaar omgaat. En in die trouw ook aan elkaar verbonden is.  

Maar er komt zo weinig van terecht, dat Hij spreekt: “zoals jullie leven, dat noem Ik: ontheiligen van het verbond. Dat is doen, alsof Ík de HEERE, de God van het verbond er niet ben. Jullie spotten met Mij.”  

Zo begint in vers 10 de algemene aanklacht. En dan wordt dat uitgewerkt in vers 11. Met opvallende woorden. Want opeens gaat het over Juda. Hoe zo, Juda? Ja, omdat zij door hun doen en laten de naam ‘Israël’, volk van God, verbondsvolk, niet meer waard zijn. Juda leeft trouweloos. Juda heeft geen boodschap aan dat gróte voorrecht, van die tweede uittocht.  

Want, na de eerste uittocht uit Egypte, komt de Heere met Zijn tien Verbondswoorden. Gegrond op de genade van de uittocht. “Ík heb jullie uitgeleid uit het slavenhuis uit Egypte en dáárom…” 

En nu, voor de tweede keer zijn ze uitgeleid. Wéér door de HEERE. Dat grote wonder van terugkeer uit de ballingschap. En de oude verbondswoorden blijven bestaan. Maar Juda, Juda doet gruweldaden. Tot in Jeruzalem, de plek waar de HEERE woont bij Zijn volk, aan toe.  

Gruweldaden. Dat is een woord dat kom je vaker tegen in het Oude Testament, dat zijn die afschuwelijke dingen in de ogen van de HEERE die Hij ten strengste verboden heeft. Dat zijn díe zaken, die een bedreiging vormen voor het voortbestaan als het volk van Gód. Het zijn die dingen waarmee ze zich gelijk maken aan de heidenen.  

Je zou misschien kunnen zeggen, zoals we dat tegenwoordig wel eens noemen ‘wereldgelijkvormigheid’, maar dat is dan eigenlijk wat vriendelijk, wat vaag gezegd.  

Het woord ‘gruweldaden’ gaat nog verder. Het is voor de HÉÉRE een gruwel. Hij kan en wil het niet zien. Het is een gruweldaad, als je naar de tempelhoeren gaat. Want zo wil de HEERE niet gediend worden. Het is een gruweldaad, als je mensenoffers brengt. Nota bene, bij de God van het leven, een doodsoffer. En zo waren er meer van die gruweldaden.  

Het zijn al die dingen waarmee je als het ware een streep zet door de verbondenheid met de HEERE. En dat ná die tweede uittocht. En dat nádat de Heere zo nadrukkelijk had laten merken ‘Ik heb jullie lief’. En zo is Maleachi in het begin van zijn profetie immers begonnen. ‘Ík, de Heere heb jullie lief!’. En zij…  

En over welke gruwel gaat het dan hier? Dat is, dat teruggekeerde ballingen, trouwen met niet-Israëlieten, met buitenlandse meisjes/ vrouwen, die afgoden dienen. En, we lazen dat in Ezra en Nehemia, bijna iedereen doet daaraan mee. Zelfs één van die priesters. En als de priesters, die geroepen zijn om onderwijs te geven, als die zélf al…, ja, hoe zal het dan gaan met de rest van het volk?  

Vaders arrangeren huwelijken met vrouwen die met de Heere niet te maken willen hebben. En daarom zegt God: ‘gruweldaden’.  

En de ernst daarvan, broeders en zusters, dat is dus inderdaad, dat ze doen alsof het verbond met de Heere niet bestaat. Terwijl Hij zó nadrukkelijk, en dat was al meteen in de vijf boeken van Mozes, Leviticus 26, Deuteronomium 28. Terwijl Hij zó nadrukkelijk had aangegeven: ‘als je je verzet tegen Mij en als je doet alsof dat verbond er niet is, wat zul je dan de meest verschrikkelijke dingen over je heen halen. Dan kóm Ik met Mijn toorn’.  

Salomo, -Ezra en Nehemia die verwijzen naar Salomo-, die ging daaraan kapot. En het volk van de HEERE, als men daarmee doorgaat, zal opgaan in de heidenwereld en uiteindelijk – er niet meer zijn.  

Kijk, als dat zo duidelijk is, dan kun je de vraag stellen van, ja maar, hoe komt men er dan toe, om zulke dingen toch te gaan doen? Dat wordt niet echt duidelijk aangegeven in de tekst, maar je kunt denken aan een argument als: ‘ja, maar de voorschriften van de HEERE in de vijf boeken van Mozes, die zijn toch eigenlijk niet meer van deze tijd’.  

Misschien kent u die kreet wel van tegenwoordig: ‘het is niet meer van deze tijd’. Dan hoef je verder ook niet meer te praten, dan hoef je geen argumenten te hanteren, dan ben je heel makkelijk klaar met iets aan de kant doen: ‘ja, ‘t is niet meer van deze tijd.’  

Nou, iets daarvan was in die situatie ook aan de orde. Want zeiden ze tegen mekaar: je moet wel natuurlijk je verstand gebruiken, en willen wij het redden in Judea en wij zijn maar een heel klein clubje uiteindelijk, teruggekeerde ballingen, een heleboel anderen om ons heen. Willen wij het hier redden, dan moeten wij natuurlijk wel goed omgaan met onze buren, met die heidenen.  

En iemand anders ging dan een stapje verder en die zei: ‘ja, wil je vooruitkomen in de wereld, willen wij als Judeeërs ook nog wat te betekenen hebben, ja, dan moet je immers wel. Dan moet je wel connecties aangaan met die anderen. En dan kun je aan die anderen ook nog een heleboel hebben.’  

Het zijn -zouden wij zeggen- heel plausibele redenen. Ja, zo werkt, zo werkt het toch? Zo zit de wereld toch in elkaar: je moet toch met elkaar verder kunnen? 

Maar de HEERE is heel duidelijk: nee! En iemand die dat doet: ‘weg met zo iemand!’ Uit de geloofsgemeenschap, uit de kerk weg! Als je zo brutaal tegen de HEERE ingaat, dan kun je dat ook niet goedmaken door dan maar weer een offer te gaan brengen. Dat staat er in het vervolg, over het graanoffer.  

De HEERE is niet áf te kopen.  

Kijk, dat doen de heidenen met hún goden. Heidenen gaan volstrekt hun eigen gang, maar ze hebben die goden om, nou ja, als je er wat aan geeft, misschien krijg je wat terug. Dat is in elk geval de hoop. Die god van de heidenen die moet doen wat jíj wil. Klein offertje hoeft ie maar een klein ding te doen. Groot offer moet ie een heleboel doen.  

Merkt u, hoe belangrijk het is om de HEERE werkelijk óveral bij te betrekken? En helemaal bij het huwelijk. En dan weten wij, van een Rachab, en een Ruth, en nog wel anderen. Die mochten, ómdat ze de HEERE gingen dienen en eren, die mochten erbij komen. Maar dat is hier niet aan de orde in onze tekst, en bij Ezra en Nehemia. Die vrouwen bleven uitheems. Die bleven doorgaan met hun eigen goden.  

Onmogelijk! Híj, de Bruidegom, Efeze 5, Openbaring 19, Híj, de Bruidegom, wil een reine bruid. Die bruid is niet rein van zichzelf. Maar Hij wil rein máken. Hoe zondig de leden van Zijn bruidsgemeente ook zijn, zó groot is de genade van God in Christus, dat inderdaad die gemeente vóór Hem komt te staan uiteindelijk, als een gemeente zonder vlek of rimpel, smettelóós.  

Dat is, als je even terugdenkt aan die genade van die uittocht, dan is dat misschien nog wel een grotere genade. Dat de Heere dóórgaat. En daarom ging het in die tijd en gaat het nu, om trouwen ín de Heere. In verbondenheid met Hem Die je Eigenaar is, je Heiland.  

Wat is het doel van het huwelijk? Denk maar aan het huwelijksformulier, dat is immers: sámen de Heere dienen. En dat was toen zo, en vandaar dat Maleachi zó scherp moet spreken. En dat is nog altijd zo! 

2) Daarom ook het tweede. De Heere beveelt: wees trouw in je huwelijk, blijf trouw  
    aan Hém. Dat begint dan in vers 13. ‘Je kunt het altaar van de Heere bedekken met tranen, met geween en gekerm.’ Je kunt geweldig tekeergaan, zoals indertijd de Baäl-priesters op de Karmel bij Elia. Dat was een geschreeuw, een gebelk, en ze maakten zich ook inkepingen, ze gebruikte messen, dat bloed dat moest vloeien.  

Het haalt niks aan. Je kunt immers, -ja zij dachten, als wij maar genoeg kabaal maken dan zal onze god wel luisteren-, maar bij de HEERE, je kunt de Heere toch nooit dwingen, dat Híj gaat doen wat jíj graag wilt!? 

Emotioneel, want dit gaat over emoties, emotioneel zijn in het geloof? Uitstekend! Verdriet hebben over je zonden, heeft te maken met je emoties. Je zit er mee. Je kunt er beroerd van raken. Je kunt er vervelend van zijn, tot depressief aan toe. Je kunt over de genade van God, JUICHEN! Dat is zó geweldig!  

Dus geloven zonder emotie, dat is, denk ik, een onmogelijkheid. Of je moet al beperkt zijn en ook in je emoties beperkt zijn. Maar anders, dat hoort er helemaal bij. Maar nóóit op de manier zoals het hier bedoeld is: ‘als ik dit doe, dan moet Hij wel dat doen…’ 

Nee, onze genadige God, Hij wil kinderlijk ontzag. Vertrouwen en gehoorzaamheid. Nóóit kun je met offers, op wat voor manier dan ook, -indertijd brachten ze die dieren, lammetje, misschien als je het goed kon doen zelfs wel een stiertje, bracht je naar de tempel en het werd geofferd-. Maar als daar niet het hartelijk geloof bij komt na schuldbelijdenis en erkenning, dan heeft dat offer niks te betekenen. 

Helpt het? Als u net uw, -dat komt niet zoveel meer voor tegenwoordig- maar misschien herinnert u zich dat wel, dat je vroeger die ketting van de fiets regelmatig er weer op moest maken. En die ketting, die was altijd smerig, daar zat altijd olie en smeer aan. En als je dat dan gedaan had, dan moest je je handen weer aan je zakdoek schoonmaken. En even daarna ging je je bril proberen op te poetsen. Ja, helpt dat?  

Nou, zo is dat ook met zulke offers. Dat zijn offers die voor de HEERE niet kunnen bestaan! En zouden díe dan helpen? Maar Juda, eigenlijk begrijpt Juda niet eens meer waar Maleachi het over heeft. ‘Dan zegt u: waarom, waarom doet de Heere niet wat wij willen? Waarom reageert de Heere niet positief, onze offers dat is toch oké?’ 

En dan komt Maleachi met nog een punt. Er is nog een gruweldaad. Het huwelijk met de vrouw die de HEERE níet eert, dat gaan ze aan, nadat ze nota bene hun éérste vrouw -iemand uit het volk van God- hebben weggestuurd.  

De Heere laat als Getuige, als Degene die de verbondspartner heel duidelijk zegt waar het op staat, nog eens horen hoe trouweloos zij doen.  

Kijk, die eerste vrouw, die was dus uitgezocht door vader, samen met moeder, toen ze nog jong waren. Die was uitgezocht als de geschikte echtgenote. En die was ‘echt’ hun ‘genote’, hun metgezellin, hun partner, dat was de vrouw aan wie ze vastgelijmd waren. Want zo is het immers in het huwelijk, een verbond, met afspraken, met getuigen, officieel gesloten. Een band, onverbrekelijk.  

En die eerste vrouw, die moet je vrouw blijven.  

Geen sprake van! ‘Ja, maar op dit moment komt die ander me toch eigenlijk wel even beter uit.’ Of: ‘ja maar, ik kan met de buurvrouw zo goed een gesprek hebben. Kan ik veel beter, wij voelen mekaar veel beter aan’.  

Nee! U doet tégen de trouw in met haar, terwijl de HEERE zegt: “één keer getrouwd, is getrouwd, en blíjf trouw”. In Efeze 5 worden op dat punt juist de mannen aangesproken. En het gaat hier dus in Maleachi, broeders en zusters, over iets anders dan over de uitzonderingen op de regel, Deuteronomium 24, als de HEERE zelf ook ontbinding van het huwelijk toestaat.  

Zoals de Heere Jezus dat zegt: bij overspel en wat daarmee te maken heeft. En zoals Paulus het heeft over: het niet bij elkaar blijven als die ongelovige man niet verder wil met een gelovig geworden vrouw. Dat zijn die bijzondere dingen.  

En bij alle dingen die je hier verder over denkt, vergeet nóóit dat grote genadewonder: er is óók vergeving voor wie écht berouw heeft over een scheiding, die níet is toegestaan. Waar een heleboel zonde bij doorspeelt. Want zo groot is de genade van God ook.  

In de tijd van Maleachi moet Gods volk tot bezinning komen, juist op dit punt, omdat het hele ‘volksbestaan’ op het spel staat. En als je zegt ‘volksbestaan’, dan kun je ook zeggen, ‘kerk-bestaan’. Hier staat of valt de kerk mee. Gaan wij verder in het verbond met de HEERE? Of, en dan is de HEERE zo goed dat Hij hen aanspreekt. En dat hij Ezra en Nehemia laat ingrijpen. Het is de HEERE Die ervoor zorgt dat de toekomst van Israël níet op het spel staat. En dat de komst van de Messias zéker zal doorgaan. 

Even tussen haakjes een ander punt. En u hebt het waarschijnlijk wel gemerkt. Ik heb een aantal zinnen gelezen en dat zult u gehoord hebben. Waarbij u misschien dacht, ‘wat betekent dit?’ Ik denk bijvoorbeeld aan vers 12: ‘wie waakt en wie antwoordt’, wat is dat dan? En in vers 15: ‘heeft Hij er niet maar één gemaakt hoewel Hij nog geest over had’. En waarom die ene? En zo zijn er meer dingen.  

Dit gedeelte van Maleachi is een dermate moeilijk Hebreeuws, dat de geleerden tot op de dag van vandaag er niet uit zijn, wat het precies betekent. Op bepaalde punten. De lijn is duidelijk. Maar bepaalde gedeelten, verschillende woorden, verschillende zinnen, daarvan weten we niet precies wat het betekent.  

Maar wel die lijn! Dat bevel van de Heere! Dat het gaat om trouw. En dat het ook zelfs gaat om, zoals staat in vers 15, ‘Goddelijk nageslacht’. Dat kinderen opgevoed worden vóór de Heere. Heel de kerk van het Oude Testament moet trouw aan Hém blijven.  

Scherpe woorden weer van Maleachi. Vijf keer: “leef niet zo, dat je de trouw buitenspel zet.” Niet trouwelóós. Twee keer min is plus. ‘Níet trouweloos’ dat betekent: dus wél trouw! Denk erom, wees trouw om kerk te kunnen zijn! Om kerk te kunnen zijn, die bidt en die uitziet naar de komst van de Messias. Zet je zaligheid niet op het spel! 

Jonge mensen, nee, ik moet zeggen: broeders en zusters, jong, en broeders en zusters, wat ouder: trouwen heeft alles te maken met het verbond. Met de wil van God. Christus als de Bruidegom. Hij moet door de mannen worden nagevolgd. En de bruid, de gemeente/ de gemeenteleden, en dan maakt het niet eens uit of je wel of niet getrouwd bent. Wie aan Hem onderdanig is, voor Hem leeft. Díe wil God, dankzij Christus -de Bruidegom-, werkelijk zegenen! 

AMEN