Preek Zondag 26
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Mariënberg, 28.07.2019
Liturgie
- Votum + zegengroet
- Psalm 98:1,2
- Tien Woorden
- Psalm 119:13,14,15
- Gebed
- Psalm 102:10
- Lezen Handelingen 8: 1b-4
- Tekst HANDELINGEN 11: 19-26
- Bediening van het Woord
- Psalm 87:1,2,3,4,5
- Gebed
- Dienst van de offeranden
- Psalm 98:3,4
- Zegen
Preek
Gemeente van onze Heere, Jezus Christus,
U herinnert zich dat wel, Pinksteren in Jeruzalem. Grote gevolgen, duizenden mensen die zeiden: Jezus, Hij ís de Messias! Maar dan houdt het niet op, dan gaat het verder en het gaat verder en het gaat steeds verder. Het Evangelie is ook hier, in deze omgeving.
En dat is begonnen in Jeruzalem. En dat heeft, om zo te zeggen, een ‘boost’ gekregen vanuit Antiochië. En daarom wil ik u het Woord van de HEERE laten horen onder het thema:
De Heere regeert en daarom: van Antiochië begint de victorie. De HEERE bewerkt:
1) verbreding van Zijn gemeente (vss. 19-21)
2) verdieping van Zijn gemeente (vss. 22-26a)
3) verhoging van Zijn gemeente (vs. 26b)
1) Dan ben je tot geloof gekomen in de Heere, Jezus Christus, op het pinksterfeest, of
misschien later. Prachtig! Dan heb je het. HIJ is het, Redder, Zaligmaker!
Ja maar, al vrij snel daarna krijgt die gemeente het heel zwaar. Stefanus gedood, en de gemeente vervolgd en verdrukt. En dan moeten de mensen vluchten. We weten tegenwoordig ook weer wat het is, vluchteling zijn. Zo kun je je dat voorstellen. Je laat je huis achter, met alles erin, misschien iets op je rug nog wat je mee kunt nemen, en dat is het dan. Vluchteling. Je bent nergens meer thuis. En, ben je veilig??
Veel vluchtelingen zijn gelovigen uit de gemeente te Jeruzalem. Maar terwijl ze aan het vluchten zijn, en dan eens hier slapen en een andere keer daar; soms bij mensen, soms onder de bomen, – als ze mensen tegenkomen, houden ze zich niet stil.
‘Waarom ben je aan het vluchten?’ ‘Voor wie ben je op de vlucht?’ ‘Wat is er aan de hand?’
Ze houden zich niet stil, dat kunnen ze niet. Want, het is zo heerlijk: de belofte van God in het Oude Testament, over de Messias Die komen zou, die is vervuld! Jezus uit Nazareth, dat ís de Messias! Dat geven ze overal door, waar ze ook maar komen, aan hun volksgenoten. De leiders van het volk, moeten er niks van hebben, die geloven er ook niks van. Maar gewone mensen, daar zijn ervan die zeggen: “Ja, inderdaad”, -NB. Geesteswerk!-, “ja, inderdaad, het staat geschreven: Jezus is, de Messias.”
Zo gaan ze het eigen land door, overal heen. Maar dan houdt het niet op, want als je vluchteling bent, moet je soms verder. Als je in je eigen land niet meer gewenst bent. En dan gaan ze door. Naar Fenicië, dat is tegenwoordig Libanon. Of ze gaan naar Cyprus, dat eiland. Allemaal gebieden, waar al een paar honderd jaar overal grote groepen Joden zijn.
U kent wel die term ‘verstrooiing’ of ‘dia-spora’. De Joden waren al veel langer, bijvoorbeeld vanwege hun vijanden (Antiochius Epifanes, † 164 voor de geboorte van Christus, was bijvoorbeeld zo iemand, die moest níks van de Joden en het Joodse geloof hebben) in de ellende. En dat had tot gevolg dat ze overal heen vluchten, naar Alexandrië, naar Klein-Azië, naar Turkije. Of ook werden ze erheen gedeporteerd. Of er waren er die er kwamen om handel te drijven. Je kon het zo gek niet bedenken, maar overal had je wel Joden.
Zo komen de gelovige Joden uit Jeruzalem e.o. ook in Antiochië (ten noorden van Kanaän). Een enorme stad. Rome is de grootste stad, Alexandrië is de tweede, en Antiochië is de derde stad van het Romeinse Rijk. 400.000 à 500.000 inwoners. Twee à drie keer zo veel als Zwolle / Groningen. Misschien niet zo groot qua oppervlakte, want de mensen woonden toen veel dichter op mekaar en hadden niet van die grote huizen. Maar overvol, met ook weer in dat Antiochië, duizenden Joden.
De vluchtelingen komen ook daar, en ze zeggen: ‘jullie zijn ook nakomelingen van Abraham. Jullie weten ook van de belofte aan Abraham. Nu, die belofte is vervuld! Hoor het Woord: de Gezalfde ís gekomen, geloof in Jezus! En als je Hem erkent, zul je eeuwig leven!’
Joodse vluchtelingen gaan naar Joden, dat is op zich vrij logisch. Als je in het buitenland met vakantie bent, een beetje een ver-weg-gebied zeg maar, dan, je komt iemand tegen die er ongeveer net zo uitziet. Dan: “hé, dat is ook één. Hoor je dat? Ook een Nederlander.” En daar heb je dan heel makkelijk meteen contact mee. Want die andere mensen die praten allemaal wat…, ja, die kun je vaak niet verstaan.
En daar kwam voor die Joodse vluchtelingen nog een veel belangrijker punt bij. Het was niet alleen maar van: ‘aha. Ja, die mensen die herkennen wij wel’. Nee, het was dat punt van de niet te overbruggen kloof tussen Jood en ‘niet-Jood’. Je kon niet zomaar bij een ‘niet-Jood’ naar binnen gaan. Je ging niet bij een ‘niet-Jood’ eten. Hield hij zich wel aan de reinheidswetten? Vast niet, nou – dan houdt het op. Zoeken we wel wat anders.
Maar Petrus, die is ondertussen bij Cornelius geweest. Tot in zijn huis aan toe. Dat gaf nogal wat onrust in de gemeente in Jeruzalem. Van: ‘kan dat allemaal wel?’ Ja, dat kon zeker wel. Er staat in vers 18, -vers voor onze tekst-, “zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die ten leven leidt.” Want dat eerste Pinksteren, broeders en zusters, dat gaat over Joden en Jodengenoten. Dat gaat over mensen die de God van het Oude Testament kennen en in Hem geloven. En heidenen staan erbuiten.
Wij zeggen vaak: Handelingen, dat is het boek van de zending. Maar dat is maar heel beperkt waar. Handelingen richt zich heel sterk op juist het oude bondsvolk. En daarnaast komen inderdaad de heidenen in het vizier, een Cornelius en Paulus mag verderop gaan. Maar ook Paulus ging bijna altijd eerst naar de synagoge en dan pas waren die anderen aan de beurt. ‘Eerst de Jood, dan de Griek.’
Naar de niet-Joden toe, dat is een manier van denken, dat gaat niet vanzelf. Dat is een enorme stap. Maar dat gebeurt! Sommige Joden (in Christus gelovenden) die oorspronkelijk zelf afkomstig zijn van Cyprus, en uit Cyrene, die komen dus uit een heidense omgeving, die hebben er wel weet van, hoe dat zit, die contacten met niet-Joden. Die hebben het in Antiochië ook met ‘niet-Joden’ over de man uit Nazareth.
Dus die richten zich niet alleen maar op de Joden, op hun volksgenoten. Maar die kijken ook buiten de deur, om zo te zeggen. En dan hebben ze het niet meteen over de ‘Messias’, want dat begrijpt zo’n heiden niet. Wat heeft die nou voor verstand van de ‘Messias’? Nee, dat is Iemand die alleen een Jood kent. Maar tegen die niet-Joden hebben ze het over Jezus, ‘de Heere’. Dat kan immers iedereen snappen. Hij is ‘Heere’, dat betekent: Hij regeert. Hij heeft het te zeggen. Hij alleen.
U weet dat misschien al láng. En misschien zijn er wel 50 generaties voor u, die dat ook al zo’n beetje wisten, hier, in deze streek. Maar het was daar in Antiochië een schokkend bericht. Want ze kenden in die tijd maar één heere, of één heer, en dat is de keizer. Die heb je dan ook maar te erkennen. En onder de keizer waren er nog vele heren en goden en machten die ze boven zich dachten te hebben.
En dan komt die boodschap van die gelovige Joden: ‘nee er is één Heere, Jezus de Redder, Die alle macht en alle kracht heeft. Die koning is. Die alles bestuurt. En aan Wie iedereen en alles onderworpen is. Denk maar aan die termen: ‘Heere boven alle heren’, ‘Koning boven alle koningen’.
En dat is niet zomaar een boodschap. Maar dat betekent nogal wat, als je zegt: Jezus is Heere, Jezus is mijn / onze Heere. Als Hij Heere is, ben je niet langer eigen baas. Als Hij jou aan Zich onderwerpt, dan heeft Hij het écht te zeggen. En dan kun je al die goden, -misschien hadden ze in Antiochië wat minder goden dan in Athene- waar Paulus dan later komt, helemaal van dat je denkt van, op elke straathoek staat wel één of andere afgod, dan kun je al die goden wel aan de kant doen. Dan hebben al die afgoden dus niets meer te betekenen.
Moet je je voorstellen wat een enorme verandering dat is! Je bent je leven lang opgegroeid met al die afgoden om je heen. Waar je ook vaak nog bang voor bent. En dan komt er iemand en die zegt van: “Er is één Heere, Jezus! En Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.” Ja, het grootste punt wat daarbij verdwijnen mag, dat is de angst. Wie in de Heere Jezus gelooft, hoeft niet langer bang te zijn.
Een heiden is altijd bang. De oude heiden is bang voor geesten, goden, de hele heisa, de hele santenkraam om zich heen. Altijd bang. Want – je wist nooit wat je zou overkomen. Je kon er nooit van op aan, – heb ik die afgod wel voldoende offers gebracht?? En als dat niet genoeg is, zou die dan misschien mij te pakken willen nemen?? Angst en echt grote angst.
Net zoals in het moderne heidendom; het heidendom van nu net zo, is ook bang. Ik weet niet hoe dat hier in ………….. is, of je mensen tegenkomt die werkelijk absoluut van God en gebod niks willen weten. Maar vaak doen die mensen heel stoer; “Nee kan me allemaal niks schelen, dood is dood.” Maar vaak ook dan zijn ze heel erg bang. Ze worden ziek en weten het niet meer. Er gebeurt wat, ze zijn helemaal van de kaart. Angst regeert, bij degenen die Jezus niet erkennen als hun Heere.
En als je dán bevrijd mag worden van die angst … Kijk, dat is voor ons heel lastig om daar iets van te beseffen. Maar als je ze meemaakt, mensen die Christus niet kenden en die tot geloof komen, en die dan vertellen over de enórme overgang van angstig naar niet langer angstig. Als je dat ziet in Indonesië hoe mensen die vreselijk bang waren en dat lieten ze natuurlijk lang niet altijd merken want dan kon je niet doen, maar in hun hart … Hoe die bevrijd worden en leven durven, dat is zo’n enorme overgang. En dan is dat niet alleen die angst die dan weg is, maar dat je zelfs bij de zonde weg wilt zijn. Dat je van satan en de boze geesten afkomt.
Eén van de evangelisten in Indonesië die zelf opgeleid was als ‘heidense priester’ zeg maar, die zei wel eens: “Toen ik tot bekering kwam, toen durfde ik leven, was ik ook niet meer bang. Dan kon er van alles gebeuren, maar ik was niet meer bang want wie is sterker dan alle goden en geesten? Dat is Jezus, de Redder!”
Die bekering, die verandert je denken. Die geeft je een totaal andere instelling. Je gaat vertrouwen. En inderdaad in Antiochië – een heel aantal mensen gaat zich dan toevertrouwen aan de ware God. Dan hoef je het zelf ook niet meer te maken. Hoef je niet als een wilde, maar te werken en te werken en te werken, en offers te brengen enz., want ‘ik moet zelf m’n eigen zekerheid voor mekaar krijgen’. Nee, je weet van, ik ben het eigendom van mijn Heiland. Zeker moet ik nog werken, want dat is gewoon opdracht voor iemand die leeft. Maar, ik hoef mijn eigen leven niet veilig te stellen, dat is veilig bij Hem.
Voor de Joden was het heel bijzonder: ook iemand die níet besneden is, die mag onderdaan worden van Koning Jezus Christus. En daardoor ondergaat die gemeente dus een enorme verbreding. Daar bedoel ik mee, er komen een heleboel mensen bij van allerlei soort, uit allerlei volken. Zij komen erbij, mensen die ook de ene ware God gaan dienen, en Jezus Christus als hun Heere erkennen. Dat is het wonder in Antiochië. ‘V-Day’, Victory Day – van Antiochië begint de overwinning!
2) En dan ook het tweede. De Heere regeert. Van Antiochië begint de victorie. Ver–
dieping van zijn gemeente. Want er zijn dan wel een heel aantal gelovigen. Nou, dat is prachtig. Maar gelovigen staan nooit op zichzelf. Eén van de dingen die kenmerkend is voor gelovigen, is dat ze altijd elkaar opzoeken. En toen, -kijk een vluchteling is een vluchteling, en dat is zeker altijd moeilijk- maar in het gewone leven, in die cultuur en die samenleving van toen, reisde men ook.
Sommige mensen reizen nooit. Die wonen in hun dorp en komen er nooit van hun leven vandaan. Net als 100 jaar geleden in de meeste streken in Nederland, die mensen die woonden híer en die waren nog nooit 50 kilometer verderop geweest in ……… bijvoorbeeld. Dat was toen in de tijd van de apostelen ook zo, maar er waren zeker wel contacten.
Paulus reist immers de halve wereld over. Nou, hij was echt niet de enige. Heel wat mensen reisden. Er waren tussen Antiochië en Jeruzalem contacten. Denk maar aan Saulus, toen hij de gemeente nog vervolgde. Hij had brieven van de hogepriester bij zich, ging hij naar Damascus, omdat daar contacten mee waren.
Dat is voor de gelovigen ook zo. De gemeente in Jeruzalem die hoort over dat wonder in Antiochië. Die leeft mee en komt in actie. Die zeggen niet: “Mooi voor die mensen daar, en dan zoeken ze ‘t maar uit. R.o.d.m. (‘Red oe d’r met’).” Nee, “wat fijn voor die mensen daar, laten we daar nog eens wat meer over vernemen.” En dan sturen ze iemand als een ‘visitator’. Barnabas.
Over die Barnabas is het al een paar keer eerder gegaan in Handelingen. Bijzondere man, uitzonderlijke gaven. Iemand die … Je zou tegenwoordig zeggen: een bruggenbouwer is, tussen verschillende soorten mensen, tussen verschillende mensen. Een geliefd iemand. Ook een man met geestelijke wijsheid. Die wordt door de gemeente in Jeruzalem gestuurd, en die gaat precies dezelfde route. Die begint in Libanon, dan gaat hij naar Cyprus, dat eiland, en vervolgens komt hij ook in Antiochië.
En hij wordt daar toch zo geweldig blij! Het is, ja – dat is toch ook typisch van gelovigen, dat ze blij worden, als ze horen dat andere mensen ook tot geloof komen. Dan zeg je niet van: “nou ja, die komen ook tot geloof.” Nee, dan dank je de HEERE! En dan staat hier echt zo’n woord met nadruk: ‘die man die wordt intens blij!’ Hij ziet daar de genade van God. God is goed, voor hen die vroeger dood waren in zonden en misdaden, Efeze 2:1. Voor mensen die, van zichzelf geen belang hadden bij geloven. Maar God heeft wel belang bij hén.
Genade van God. En afkomst telt niet meer. “Je bent er niet één van Abraham, z’n nakomeling?” Vroeger was het: “Jij hoort niet bij Abraham?” Dan: afgeschreven, weg. En nu is het, maakt niet uit van wie je afstamt. Zo Gods liefde waardoor het geloof gegeven wordt aan allerlei mensen. Feest in de hemel, maar ook feest op aarde. Over al die zondaren die zich bekeren. Het is echt van: “Heere wij danken U voor uw wonderen, wij danken U dat we daarvan mogen weten, van wat er gebeurt in Antiochië.”
En dan is het nodig, en dat gebeurt hier ook, dan komt er verdieping. Want als die Barnabas in Antiochië aangekomen is, zegt hij niet: “Jongens, laten we een feestje bouwen, en dat was het dan.” Nee, dan gaat hij aan het werk. Dan is hij voortdurend bezig. Want een gereformeerde gemeente, moet altijd gereformeerd wórden. Zo’n gemeente moet opgebouwd worden. De gemeente in Antiochië ook!
Barnabas gaat bij het ene gezin naar binnen en hij spoort ze aan, om het vol te houden. Want dat is één van die dingen, het is daar bepaald niet makkelijk, om te erkennen, dat Jezus Héére is. Dus aansporing: “mensen, hou het vol hè! Het gaat ergens om, het is niet niks, kom op hè!” En: “laat je vinden als we samenkomen ‘s zondags, wees erbij.”
Bij een ander gezin spreekt hij de mensen moed in, als ze het al een klein beetje, bijna erbij laten zitten. ‘Ach, wat stelt het nou voor, we zijn maar met een paar’. Want kerkgebouwen waren er toen nog niet. En dan heb je een huis en dan zijn er bijvoorbeeld maar 5, of 10. En dan zegt hij: “Maakt niks uit, al ben je maar met zo weinig, moed houden, want de Héére is hier aan het werk. En blijf maar praten met je buren en laat ze het maar weten en bidt er vooral om, dat God dat zegenen mag.”
Op weer een andere plek moet hij troost bieden, omdat er verdriet is. En nog weer ergens anders dan is er vermaan nodig, dat hij echt moet zeggen: “Nee, zo kan het niet, dit gaat in tegen de Heere, dat wil Hij niet. Dus kappen met dat dwarse.”
Dat weet u ook allemaal, want het gaat immers in het geloof nóóit vanzelf. De Heere Jezus heeft, Mattheus 28, ook gezegd: “Gaat dan overal heen, onderwijst de leerlingen, onderwijs de volken, en leer hen onderhouden al wat ik U geboden heb.” Dat leren gaat altijd door!
Wij kennen immers dat gezegde ook wel: ‘Een mens is nooit te oud om te leren.’ Hier zitten wel mensen die een beetje op leeftijd zijn. Die kunnen niet zeggen van: ‘nou weet ik het ongeveer wel, ik ga niet meer naar de kerk en ik lees nooit meer wat. Want, ik weet het allemaal wel’. Nee, een mens is inderdaad nooit te oud, maar een mens is ook nooit te jong om te leren, hè.
Hoe jong ook, dat begint meteen. Dat begin meteen thuis, als moeder en vader dingen gaan vertellen, over de HEERE. En dat gaat door. Dat houdt bij niemand ooit op. Want volhouden, dat Jézus ‘Heere’ is. En overtuigd blijven dat je een doel in het leven hebt. En goed weten dat je niet meer eigen baas bent, maar dat Híj bepaalt, wat jij moet willen, en wat jij moet denken. En dat Híj het uitmaakt waar je loopt, en waar je zit, en wat je kijkt, en wat je hoort, en noem maar op.
Barnabas is op al die manieren bezig, zodat ze blijven bij de Heere. Aangesloten blijven op Hem. Dat snapt ook iedereen. Wat is één van de ergste dingen die je tegenwoordig kan overkomen? Je hebt je smartphone, je mobieltje. Maar “ik heb geen bereik.” Nou dan is Leiden in last, de wereld te klein. Nee, dat kan echt niet. Maar veel belangrijker is: blijf aangesloten op die Heere. Zorg dat je binnen Zijn bereik blijft. Contact hebt met Hem. Dat is misschien wat vreemd gezegd, maar zeg dan maar, dat je contact houdt met wat Hij spreekt. Zijn Woord.
Dat kan Barnabas dus heel goed doen. Door de Geest van God levert hij zulk goed werk af. Wat hij zegt, je kunt het aan hem merken, hij meent het bloedserieus en hij heeft liefde voor de mensen naar wie hij toegaat. Wat is het prachtig dat ze in Antiochië mogen merken, dat ze intern die verdieping krijgen. Elke dag een beetje erbij.
Nee, dan gaat het er niet alleen om dat je knapper wordt. Al heb je de basisschool niet eens afgemaakt, dat geeft niks. Maar het gaat erom, dat je in het geloof dat vertrouwen hebt en houdt. En dat je dáárin mag groeien. Of misschien moet je het nog wel anders zeggen, dat je steeds meer beseft hoe zondig je bent. En dat je de Heere Jezus Christus niet maar voor 100, maar wel voor 100.000% nodig hebt. Dat is opbouw van het geloof.
Dat gebeurt intern. En in Antiochië gebeurt ook het wonder dat extern God er ook steeds meer bij laat komen. Kijk, dat is geen automatisme. Zo van, als de gemeente maar aan verdieping doet, dat dan vanzelf allerlei mensen komen. Helaas niet. Maar het gebeurt daar in Antiochië wel. Ze krijgen in Antiochië, steeds meer mensen er bij in de gemeenten van Christus. Er is na verloop van tijd niemand meer in Antiochië, die niet op de één of andere manier vernomen heeft, van die volgelingen van Christus. Wonderlijke mensen die, die één Heere hebben, Jezus uit Nazareth. Maar die zo volkomen anders in het leven staan, als mensen die met die heidense goden bezig zijn.
Echt waar, die hele stad krijgt er weet van. Met de gevolgen dat er steeds meer mensen door de Geest van God gegrepen worden. Die situatie is anders dan nu. Maar ook u mag bidden om dat wonder. Juist nu, bidden om dat wonder en blijven bidden. Dat is ook zo’n punt. Na verloop van tijd dan denk je misschien wel, de gemeente hier is maar klein, nou ja, we zullen wel altijd klein blijven. Nee, doorgaan met bidden: “HEERE wilt Ú ook híer wonderen doen, opdat er meer zijn die in de gemeente van Jezus Christus hun vertrouwen stellen op de Heiland.”
Barnabas ging daarin voorop, in Antiochië. Maar ja, nogal logisch – als die gemeente groeit als kool, dan duurt het niet lang en dan kan Barnabas dat nóóit alleen behappen. Er is zoveel te onderwijzen, als iemand vanuit het heidendom gelovig gaat worden. Ook zo’n punt, dat kunnen wij ons bijna niet voorstellen.
Wij zijn, denk ik, als kind gedoopt, misschien wij allemaal wel. En onze grootouders net zo. Maar als je vanuit het heidendom komt, je hebt altijd goden gediend, je was altijd bang voor geesten, dan is het een enorme overgang dat je denken helemaal anders wordt: ‘ja ik moet nu uitgaan van wat de HEERE in Zijn Woord tegen mij zegt’.
Maar dat Woord ken je eerst nog maar nauwelijks. Kijk, als ik hier zeg: ‘Noach’, dan weet elk kind wel van ‘zondvloed en ark’. En als ik zeg ‘David’, dan zeggen de kinderen misschien wel meteen ‘Goliath’. Tuurlijk, we kennen de Bijbel. Maar als je daar nog weinig van weet, wat is er dan veel te onderwijzen. Alleen wíj moeten niet vergeten: er blíjft ook zoveel te onderwijzen. Je kunt nooit zeggen als je 25 keer de Bijbel hebt uitgelezen: ‘nou weet ik het wel, ik leg ‘m in de kast. Niet meer nodig. 25 keer jubileum gevierd, klaar.’
Nee, het gaat altijd door. Dus, wat doet Barnabas? Die zoekt Saulus, en dat is nogal een zoektocht geweest. Hij moest echt zoeken om hem te kunnen vinden. En dan Saulus, het griezelt je haast toe. Want was die Saulus niet die man, die bij de dood van Stephanus in z’n handen stond te klappen? ‘Dát was tenminste goed werk, die Stephanus, dood moest hij.’
Ja, maar er is ondertussen ook met Saulus het één en ander gebeurd. De Heere heeft ook Saulus gearresteerd. En nu gaat Barnabas achter Saulus aan. Want dat vindt hij de juiste man op de juiste plaats daar in Antiochië, met de juiste kwaliteiten en de juiste kennis. Saulus wordt op een nieuwe plek ingeschakeld. Hij heeft al gewerkt in Arabië, hij zit in Tarsus en omgeving. Nu komt hij in Antiochië. En vanaf dat moment gaan Barnabas en Saulus er samen tegenaan.
Ooh, dat voortgaande onderwijs, broeders en zusters, voor wie nieuw in de gemeente is, is dat nodig. Maar ook voor wie altijd al in de gemeente is. Niemand kan zonder. Want als je het erbij laat zitten -in Antiochië, zit je zo maar weer bij de afgoden-. In …………., dát soort afgoden kennen wij niet. Maar denk maar aan wat Calvijn zei: ons hart is een fabriek van afgoderij. Als je het erbij laat zitten, zijn wij ook zomaar bij de Heere weg.
3) Tenslotte, de Heere regeert! Van Antiochië begint de victorie. De verhoging.
Want wat is nu het bijzondere? De gelovigen, die krijgen daar in Antiochië, en dat is ook onder leiding van de Heere, Die alle macht heeft in hemel en op aarde, die krijgen daar een nieuwe naam: Christianen.
Wij zeggen altijd ‘christenen’, maar er staat eigenlijk ‘Christianen’. Zo vreemd is dat ook niet, want wij kennen ook wel die andere naam, ‘Herodianen’. En wat is een ‘Herodiaan’? Dat is een aanhanger, een volgeling, een fan van Herodes. Wat is een ‘Christiaan’, wat is een christen? Een aanhanger, een volgeling van Christus. Dat is iemand die zegt: “Híj is Héére.” Dat is een prachtige naam.
Denk maar aan wat de Catechismus daar verder over uitlegt in Zondag 12. Dan mag je ook profetisch aan het werk zijn. Nou dat doen ze in Antiochië. Maar dat mogen wij ook. Spreken over die Heere. En priesterlijk aan het werk zijn. En koninklijk aan het werk zijn. Heel bijzonder, de Heere regeert. Altijd weer, is Hij ook úw Heere, jouw Heere. En dan niet alleen in naam. Maar ook in het echt.
Wij mogen bidden en werken, dat die naam ‘christen’, ook wérkelijk bij ons past. Want denk dan maar even terug aan die pinksterdag. ‘Wie de naam van de HÉÉRE aanroept, die zal zalig worden.’
AMEN