Preek Maleachi 3:6-12 (Maleachi – deel 6)

Preek Maleachi 3:6-12 – Maleachi – deel 6
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Lansingerland, 11.08.2019 

Deze preek is tevens gehouden te Bedum, Emmen, Zwolle

Liturgie

Morgendienst

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 18:1
  • Tien Woorden
  • Psalm 119:10,11,12
  • Gebed
  • Psalm 103:1,2,3
  • Lezen
    • Deuteronomium 30:1-10
    • Nehemia 9:38; 10:28-39
  • Tekst
    • MALEACHI 3:6-12
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 103:4,5,6,7
  • Gebed
  • Psalm 66:5
  • Dienst der offeranden
  • Psalm 103:8,9
  • Zegen

Middagdienst

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 138:1,2
  • Gebed
  • Psalm 103:1,2,3
  • Lezen
    • Deuteronomium 30:1-10
    • Nehemia 9:38; 10:22-29
  • Tekst
    • MALEACHI 3:6-12
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 103:4,5,6,7
  • ApGelBel
  • Psalm 103:8,9
  • Gebed
  • Psalm 66:5
  • Dienst der offeranden
  • Psalm 138:3,4
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

U mag hier vanmorgen / vanmiddag zijn. U mag horen bij de gemeente die van Jezus Christus is. Misschien bent u allemaal wel gedoopt.  

En al die dingen geven toch aan, dat de HEERE het u laat weten, hoe goed Hij voor u is. Over die goedheid hebben we ook gezongen. En over die goedheid gaat ook de tekst van deze morgen. De HEERE Die góed is. 

Ik wil u vanmorgen het Woord van de HEERE bedienen onder het thema: 

De HEERE laat Zijn volk weten, hoe góed Hij voor hen is,
1) Hij BLIJFT om hen geven (vss 6-7a)
2) Hij BLIJFT hen wijzen op hún ontrouw (vss 7b-10a)
3) Hij BLIJFT hen Zijn zegen aanbieden (vss 10b-12)

1) We hebben dat vorige week ook gezegd: Israël in de tijd van Maleachi, het is een volk dat het moeilijk heeft. En dan is het dus niet automatisch zo -wordt wel eens gezegd, maar dat is beslist niet waar-, ‘nood leert bidden’. Dat is maar helemaal de vraag. Nood brengt mensen ook vaak tot vloeken. En dat is heel wat anders dan bidden. Nee, niet nóód leert bidden, de HEERE leert bidden. 

En op dit moment, als Maleachi moet spreken in opdracht van de HEERE, dan zijn ze daar nog niet aan toe. Integendeel, de HEERE duwen ze weg. Ze hebben allerlei commentaar op wat Hij doet. Er deugd weinig van, vinden ze. Als je dat meeneemt, wat is het dan, broeders en zusters, bijzonder, hoe de HEERE in dit vijfde gesprek begint met: ‘Ik de HEERE, ik ben niet veranderd’.  

In alles wat de HEERE spreekt, in alles wat Hij doet, je kunt het altijd precies weten waar je met Hem aan toe bent. ’t Is bij Hem nooit zo, dat het de ene dag zus is, en de andere dag zo. Dat het vandaag ‘ja’ is en morgen ‘nee’.  

Denk maar aan die tekst uit Hebreeën 13, achtste vers: ‘Jezus Christus is gisteren en vandaag, Dezelfde, en tot in eeuwigheid’. Daarom is verlossing gegarandeerd. De HEERE, Die is altíjd trouw en betrouwbaar. Dat is elke dag. En dat is elk jaar. Eens beloofd, blijft beloofd. Hij stáát ervoor. Dat was al vanaf het begin, Genesis 3, ‘de Messias zal komen, nou weet dan ook, Hij kómt’. Voor ons is dat: ‘Hij komt wéér’.  

Je kunt aan een heleboel dingen twijfelen en je kunt het moeilijk hebben op allerlei manieren. Maar díe zekerheid heb je. Hoe dan ook. En omdat de HEERE niet veranderd is, daarom mogen de kinderen van de HEERE in de tijd van Maleachi, en mogen ook wij gaan nadenken over dat grote wonder: ‘jullie zijn er niet aangegaan, jullie zijn niet omgekomen. En het zal ook niet gebeuren, Israël.  

En denkend aan die situatie: wat het volk van de HEERE betreft, was daar aanleiding en reden genoeg voor. Dat volk is ook altijd hetzelfde gebleven, die hele geschiedenis van het Oude Testament, en trek het maar door naar het Nieuwe Testament. Almaardoor: dwars, opstandig, koppig. En die goede geboden, en die goede verboden van de HEERE. Nee daar wilden ze eigenlijk niet van horen. Waarschijnlijk zongen ze Psalm 119 ook niet zo vaak. Ze doen juist die dingen die de HEERE níet wil. Ze moeten rechtdoor, maar ze gaan aldoor een andere kant op.  

Als wij de Bijbel lezen, en we doen dat in volgorde van die Bijbelboeken, dan is dat eigenlijk aldoor hetzelfde, de hele geschiedenis. En hoe goed de HEERE ook is, want ze mochten immers terugkomen uit die ballingschap. En ze mochten die tempel gaan herbouwen. En dan nog, werkt dat niet de gehoorzaamheid uit, die de HEERE van hen verwacht.  

Maar die goedheid van de HEERE, die begon al in Deuteronomium 30: ‘door Mij, Ík zal er voor zorgen, dat er dan tóch, dat er dan bekering komt, dat het dan tóch weer goed gaat’. Maar zijzelf. Ze zijn zo verblind in hun situatie, dat ze niet eens doorhebben dat hun ellende daar het gevolg van is, omdat de HEERE niet verandert. Hij had het zo gezegd: ‘als jullie…, ja, dan is het gevolg dat…’  

Maar volgens hen ligt het allemaal aan de HEERE. De HEERE kan er toch wel voor zorgen dat het beter gaat? Voor zulke mensen, broeders en zusters, tóch de trouw van de HEERE naar de toekomst toe. ‘Ik ben niet veranderd!’  

Denk maar aan wat Hij u allemaal belooft. Denk bijvoorbeeld maar aan de beloften bij de doop. Wat is de HEERE trouw. En de trouw van de HEERE, die is er altijd, niet omdat wíj zo geweldig zijn, maar omdat HIJ dat wil.  

De kinderen hier die moeten dat allemaal leren. En de grote mensen mogen dat nooit vergeten. De HEERE verandert niet! En dat wij Zijn kinderen mogen zijn, dat is van Hem. En dat is honderd procent genade.  

Je moet soms dingen leren, -‘t is nou vakantie- maar ja binnenkort zit je weer in de ‘gevangenis’. Tenminste zo wordt er wel eens tegenaan gekeken: moet je weer naar school. Hoewel school ook heel mooi kan zijn. Maar je moet weer leren.  

De HEERE verandert niet. Hij is trouw elke dag.  

Voor mensen, en ik weet niet of het nog zo is, maar in elk geval in het verleden voor roomse mensen was het allemaal niet zo lastig. Want die hadden elke dag een ‘heiligendag’. 365 dagen, 365 heiligen. Je kon dus telkens aan iemand denken. ‘O ja, de HEERE was trouw geweest. Op die manier… bij Anna, bij Paulus, bij Petrus en noem ze allemaal maar op’.  

Nou, wij doen niet aan die heiligen. Maar wij zouden wel kunnen leren, en dat begint ermee dat je zegt van, deze maand zouden wij speciaal kunnen denken aan de trouw van de HEERE in de geschiedenis van Zijn kerk.  

Bijvoorbeeld bij Paulus, of bij Augustinus. Dat is het voordeel van Wikipedia, kun je achter een heleboel feitjes komen. Verjaardagen, sterfdagen, van iemand als Augustinus, van Luther, van Calvijn.  

Misschien begin je met één keer in de maand, ‘ik leer bij deze persoon…, wat was de HEERE trouw’. En dan kun je doorgaan naar één keer in de week. En misschien kom je dan ook wel uit bij 365 dagen. De dag waarop jezelf gedoopt bent; de dag waarop je belijdenis mocht doen; enzovoort.  

Leren om de trouw van de HEERE te zien. Want het gaat niet vanzelf.  

Wat laat de HEERE het, toen en nu, telkens weer merken: Ik blijf om jullie geven! Hoor maar, Hij zegt: ‘keer terug naar Mij!’ Wat een goedheid. 

Ze zijn bij Hem vandaan gegaan. De HEERE heeft dat een tijdlang ook laten gaan, en d’r kwam allemaal niks van terecht. Maar nu: ‘keer om, ga nou niet langer de verkeerde kant op. Zoek Míj weer op. Laten we weer samen op verder gaan. Ik met jullie, maar jullie ook met Mij’. Het is…   

Ja, of is het gewoon een kwestie van, wij weten dit allemaal wel, en wij verwonderen ons daar niet meer over.  

Of is het toch ONVOORstelbaar, dat na zoveel menselijke ontrouw aan wat de HEERE hen bevolen had, dat Hij dan toch zo met hen verder wil.  

Zou je ‘t haast niet kunnen vergelijken met iemand die de bankpas van zijn moeder gestolen heeft, en de rekening heeft leeggehaald, en die z’n vader in mekaar heeft getimmerd, en dat die… onbegrijpelijk… dat ie te horen krijgt: ‘hartelijk welkom weer thuis, bij de HEERE’.  

Mensen als wij, want zoveel verschillen we niet van de mensen in de tijd van Maleachi. Mensen als wij, hartelijk welkom bij de HEERE! ‘Als jullie terugkeren naar Mij, dan zal Ík, de HEERE van de legermachten, de almachtige HEERE, Ik zal het jullie laten merken dat Ik om jullie geef. Dan blijf Ik niet langer op afstand. Dan hoeven jullie je niet langer zelf te redden. Maar dan gaan we samen op, verder, jaar in jaar uit, totdat de Messias komt.’  

Als wij soms, uit zwakheid, in zonden vallen. Moet je NOOIT aan de genade van God wanhopen. De HEERE is goed. De HEERE is goed voor Zijn volk dat zich bekeert. En degene die zich bekeert, die constateert achteraf: maar het was het werk van de HEERE, dat ik tot bekering mocht komen. De HEERE, Hij wíl samen op verder, naar het terugkomen van Jezus Christus, onze Koning. Daarom heeft hij nog Zijn gemeenten, over heel de wereld.  

2) Dan het tweede. De HEERE laat Zijn volk weten hoe góed Hij voor hen is, ook als Hij hen BLIJFT wijzen op hún ontrouw. Weer die reactie van de mensen, die wazig staan te kijken, de mond valt ze erbij open. Waar heeft die Maleachi het over? Hoezo terugkeren naar de HEERE? ‘Wij gaan toch al samen op met U? En dat afwijken van Uw inzettingen, dat valt toch ook wel een beetje mee?’  

Maar dan wordt Maleachi in opdracht van de HEERE echt FEL. Mag een mens die geschapen is om God te dienen, mag een mens stelen van God? Van God de Schepper? Aan Wie je eerbied moet bewijzen. Met diep ontzag. Wie denken jullie eigenlijk dat jullie zijn? Jullie beroven Mij, jullie stelen van Mij.  

Weer dat schokeffect, voor de zoveelste keer. Dat kwamen we tegen in elk ‘gesprek’ wat Maleachi met het volk had. Wat nou dan weer? Waar heeft die Maleachi het over?  

En dan maakt de HEERE duidelijk wat Hij bedoelt. Dat is goedheid van de HEERE. ‘Jullie beroven Mij, wat betreft de tienden, die tien procent, en de hefoffers, de verplichte afdrachten. En daarom is het ellende, de vloek. Daarom heb Ik jullie de rug toegekeerd. En is er geen zegen meer. Jullie allemaal: priesters, leiders, gewone mensen, rijk, arm, jong, oud. Jullie gaan in tegen wat Ik geboden heb!  

De tienden, die tien procent, wat wilde de HEERE daarmee? Hij wilde daarmee benadrukken, Ik ben de Eigenaar van alles. Groeien en bloeien? Daar zorg Ik voor. Ik geef opbrengst en daarom wil Ik tien procent terug.  

En ook niet zomaar, maar die wil Ik terug voor drie dingen. Die wil Ik terug opdat de eredienst in stand gehouden wordt, dat is het eerste. En die wil Ik terug voor de dienst van de barmhartigheid. Mensen die niks hebben, die niet kunnen, dat die geholpen kunnen worden. En het derde, voor het kunnen vieren van feesten uit dankbaarheid. Drie dingen.  

En die hefoffers, die afdrachten, dat zijn de dankgaven die het volk geven mag. Op grond van de goedheid van de HEERE. Hoe goed ís de HEERE niet? En als je er maar even bij stilstaat, dat je dan zegt: ‘HEERE, wij danken U’.  

En dat je dat dan ook laat merken. In het bijzonder om de dienst van de verzoening, tempeldienst, eredienst, dóór te laten gaan. Het begint ermee dat ze aan de HEERE geven, wat van de HEERE is.  

Daar heeft Hij, in de vijf boeken van Mozes, Zijn duidelijke geboden voor gegeven. Geboden – om die te doen uit dankbaarheid. In de tijd van Maleachi draaiden ze dat eigenlijk wat om. ‘Ja, we hebben een slechte opbrengst, nou ja, dan kun je ook niet zo veel geven. Nee, als we tien procent gaan geven, houden we zelf helemaal niks meer over. Dus…, verminderen maar’. 

Want, met die tien procent, broeders en zusters, kon je makkelijk sjoemelen. Hoe weet die priester nou, wat jouw opbrengst is. Dus je gaat naar hem toe en je zegt: “alstublieft tien procent.”  Ondertussen is het maar de helft, want hij weet dat immers niet. Dat is werkelijk een zaak van het hart. Sta je daarin recht voor de HEERE? Of ben je bezig als een Ananias en een Saffira? Heel schijnheilig –“alstublieft dit is alles”-. Ja, maar ondertussen is dat het niet. En dan zegt de HEERE: ‘geven doet léven!’  

2 Korinthiërs 9, God heeft de blijmoedige gever lief. Je kunt je van dat gebod van de HEERE, zegt de HEERE via Maleachi, je kunt je van dat gebod over tienden en afdrachten niet maar afmaken. Omdat het je even niet past, volgens je eigen idee.  

En hoe anders onze situatie ook is, wat betreft tien procent en afdrachten, het is nog altijd zo, dat dat geven u rijk maakt. Dat is die omdraaiing in je denken. Want voor ons idee is het altijd, als je het naar je toe haalt, dan word je rijk. En hoe meer je naar je toe haalt, hoe rijker je wordt. Ja, zo werkt dat in deze wereld.  

Maar in de gemeente van Christus is het, ‘wie gééft, wordt rijk’. Het meedoen, en er mee voor zorgen dat de dienst van de verzoening in eigen gemeente, in andere gemeenten, over heel de wereld doorgaat, dat brengt zégen! 

3) Tenslotte. De HEERE laat Zijn volk weten hoe góed Hij voor hen is: Hij BLIJFT hen Zijn zegen aanbieden. Dat de HEERE het heel echt meent, dat blijkt wel, want Hij zegt: “Probeer het maar uit.” Geef maar die tien procent en die afdrachten, die hefoffers. Geef dat maar, -uit dankbaarheid voor Mijn goedheid-. Het is die zaak van het hart, het is niet van: als ik nou maar gedaan heb wat de HEERE zegt, dan is het allemaal voor mekaar. Nee, het gaat om dat hart. En dan zul je merken dat het goed gaat, met het volk als geheel.  

Want dan zijn jullie werkelijk weer gericht op het leven met Mij. En dan zal dat jullie echt Geestelijk zegen opleveren. Maar in het Oude Testament ook materieel. Dan komt er regen. En dat was daar niet gewoon. Ze hadden die regen nodig voor de opbrengst. En dan zou er geen ongedierte en geen misoogst meer zijn. Want de HEERE zou dat tegenhouden.  

Rijkdom.  

En dan moet je dat niet verkeerd begrijpen, alsof dit een soort ‘health and wealth-evangelie’ is. Gezondheid en rijkdom. Als je dan maar doet wat de HEERE zegt, dan wordt het geweldig. Geef maar en geef maar, hoe meer je geeft, hoe meer je krijgt…  

Nee, dit is, wat de hele Bijbel door laat weten, ‘geef de HEERE je hart. Geef Hem wat van Hem is’. En laat het merken, dag in dag uit, dat je aan Hem verbonden bent. Dan zul je het inderdaad merken, ‘Zijn vriendelijk aangezicht, geeft vrolijkheid en licht, aan al zulke oprechte harten’.  

En als dan de HEERE goed met je is, dan is geld en goed duidelijk van ondergeschikt belang. Want de gaven zijn nooit belangrijker, dan Hij die ze geeft.  

Maleachi mag het zeggen: ‘Ken de HEERE, Die niet verandert. En merk het, dat Hij goed is. Dat Hij goed doet. Ontvang Zijn zegen, met brede gevolgen.  

Want wat is het wonderlijk, dat opeens… -en Maleachi is dan voor ons het laatste Bijbelboek, één van de laatste profeten-. Dat dan het zicht op de vólken daar weer is.  

Die tijd van Israël was die tussentijd, beperkt. Vanaf Abraham. Maar de bedoeling was, de hele wereld weer! Dat hoor je hier, de volken om hen heen zullen zeggen: ‘gefeliciteerd jullie, met deze HEERE, Die góed is voor jullie’.  

Het is in Israël rond die tempel, want dát is de kern van alles met de dienst van de verzoening, het is in Israël rond die tempel goed toeven. Het is in de kerk, rond de dienst van de verzoening, onder het juk van Koning Christus, goed toeven. Wat krijg je hier veel. Wat krijg je hier alles.  

Zijn zegen. 

God is goed,
als Hij belooft,
als Hij gebiedt,
als Hij verbiedt,
als Hij bedreigt.

De HEERE is goed voor Zijn volk.  

Daarom, blijf vragen: “schenk ons Uw Geest. Opdat wij U vrezen.” 

AMEN