Preek Exodus 25:21-22 (Ark – deel 1)

Preek Exodus 25:21-22 – Ark – deel 1
Door Ds. MA Sneep, gehouden te Bedum,  01.09.2019

Liturgie

  • Lezen
    • Exodus 24:18-25:22
    • Romeinen 3:19-26
  • Tekst
    • Exodus 25:21-22
  • Psalm 80:1, 10
  • Psalm 32:1, 3
  • Psalm 99:1, 2, 3, 4
  • Psalm 99:5, 6, 7, 8
  • Psalm 25:4, 7

Preek

Thema: De bijzondere plaats van de ark, in de omgang van de HEERE met Zijn volk  

We staan stil bij:  

  1. De ark als woonplaats  
  2. De ark als bewaarplaats 
  3. De ark als ontmoetingsplaats

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus, 

1. De ark als woonplaats 

Ik wil vanochtend beginnen in de prediking met de kinderen, jullie kennen allemaal wel lego. Misschien heb je het zelf ook wel eens gedaan, heb je ge-lego’d. En dan weet je vast ook dat op zo’n doosje lego een gebruiksaanwijzing, of een plaatje staat. En op deze gebruiksaanwijzing staan vaak ook wat getalletjes bij geschreven, 1,2,3,4,5,6,7, en die getallen moet je dan op de goede volgorde bij langsgaan en als je dat goed doet, dan bouw je de lego, zoals het staat op het lego doosje. Het is maar een voorbeeld, maar toch, en jullie begrijpen, -dan zeg ik het met eerbied-. Toch gebeurt zoiets ook met Mozes.  

Mozes, die krijgt op de berg Sinaï de opdracht, om iets te gaan bouwen. En dan laat de HEERE God ook eerst een plaatje zien, een afbeelding, een ontwerp, een Goddelijk ontwerp. En dan krijgt Mozes instructies, hoe hij, en ook in welke volgorde hij, dan vervolgens dat alles moet gaan bouwen.  

Mozes moet een heiligdom maken. Waarom? Het antwoord daarop vindt u in vers 8 van hoofdstuk 25: Mozes moet een heiligdom maken voor de HEERE zódat Hij in hun midden kan wonen. En dan volgen er vanaf Exodus 25 tot en met hoofdstuk 31, hele uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen. Hoe Gods woning en alles daaromheen moet worden. Wat er nodig is, zodat de HEERE inderdaad kan gaan wonen bij Zijn volk.  

De HEERE God die kiest dan ook zelf de makers uit, mannen die Hij talenten geeft, vakbekwame kunstenaars om het te doen. En zo volgt er dan een heel overzicht van alles wat er nodig is. De ark, de tafel van de toonbroden. De gouden kandelaar, de tabernakel zelf, het voorhangsel, het koperen brandofferaltaar, de voorhof, de olie, de priester kleding. Het hogepriesterlijke kleed, heel die priesterdienst, de offers, en het reukwerk. Elk voorwerp, daarin door de HEERE genoemd, heeft een bepaald ontwerp, en ook een bepaalde functie, een bepaalde plaats ook, krijgt dan dat voorwerp. Alles is gedetailleerd, vastgesteld door de HEERE God zelf.  

En wat valt dan op? Dat de ark als eerste wordt genoemd. Het begint met het ontwerp van de ark, en dus niet met de tabernakel als geheel. Nee, eerst de ark en daarna volgt de rest. De Here God begint als het ware bij het hart. Bij het centrum van alles. Namelijk in het Heilige der Heilige, waar de ark zijn plaats krijgt, en daarvanuit krijgen vervolgens ook de andere dingen een plaats daar omheen. 

De ark, we hebben ook gelezen hoe die er uit heeft gezien. En misschien, zijn er onder ons die thuis een plaat hebben van de ark. En anders kunt u wel afbeeldingen vinden op internet. Het kan heel verhelderend zijn om een beeld te krijgen van hoe de ark er nu uitziet, zodat u daardoor de betekenis van de verschillende onderdelen van de ark beter begrijpt. 

Hoe zag die eruit? De ark 1,20 m lang, 80 cm breed, en 80 cm hoog. Als u zich dat even in beeld, dan is het als het ware een grote kist. En op de ark, kwam dan met precies dezelfde afmeting het verzoendeksel met daarboven weer de cherubs. De cherubs, met de vleugels raakten ze elkaar aan, en bedekten zo het verzoendeksel. Terwijl ze beiden naar beneden keken, hun hoofd gericht op het verzoendeksel. En dáár van tussen die twee cherubs, dus boven het verzoendeksel, troonde de HEERE als Kóning! 

Dat hebben we kunnen lezen in Psalm 80. We hebben het gezongen: de HEERE regeert laat de volken sidderen. Hij troont tussen de cherubs. Laat de aarde beven, Psalm 99, het eerste vers, daar staat het vergelijkbaar.  

Maar waarom stonden deze twee cherubs daar bovenop? Deze cherubs, gemeente, die die symboliseerden Gods heerlijkheid. Cherubs, dat waren een bepaald soort engelen. De Cherubs symboliseerde volgens Hebreeën 9, het vijfde vers, Gods heerlijkheid. Ze worden daar de cherubs van Gods heerlijkheid genoemd. 

Deze cherubs stonden daar dus als symbool van Gods heerlijkheid. Was het ook niet zo, -u kunt het lezen in het laatste hoofdstuk van Exodus- dat toen God kwam wonen in de tabernakel, dat er dan staat: ‘en de heerlijkheid van God vulde de tabernakel, zodat Mozes er ook niet meer kon komen.’ De cherubs van Gods heerlijkheid. Hoe zouden die ook kunnen ontbreken, in Gods woning. Wat bedoelt u? De ark was afbeelding van Gods woonplaats in de hemel. En wonen ook daar niet de cherubs? Openbaring 4, daar kunt u het lezen, daar worden die cherubs ook beschreven die staan rondom de troon van God en Hem toezingen in aanbidding: “HEERE heilig, heilig, heilig, bent U.” 

En nu zien we ze ook hier van boven de ark, de troon van de HEERE op aarde. Maar er waren niet alleen cherubs op de ark. Er waren er nog meer rondom Gods woonplaats. U kunt het iets verderop lezen, in Exodus 26: 1, dat de tabernakel vervolgens gemaakt moest worden van 10 tentkleden van dubbeldraads fijn linnen, blauw purperen, rood purperen, scharlakenrode wol. En dan staat er: U moet ze maken met cherubs erop. Werk van een kunstenaar. Dus ook op de doeken van de tabernakel stonden die cherubs afgebeeld. En later ook in de tempel. Maar niet alleen op de doeken van de tabernakel ook op de doeken van het voorhangsel, wat scheiding maakte tussen de heilig en het Heilige der Heilige. Dat staat in vers 31. Men moest dat ook weer maken met rode wol, dubbeldraads fijn linnen, EN met cherubs er op. 

Gods woning dus omringd met cherubs. Het is een Koninklijke Woonplaats waar God troont. Daarom moesten de materialen van de ark ook iets weerspiegelen van dat Koningschap. Acaciahout, duurzaam hout, wat niet zo snel verging, moest met goud overtrokken zijn, net zoals de straten in Jeruzalem met goud overtrokken moesten zijn. Dat beeld van Openbaring: het hemelse Jeruzalem, de straten geplaveid met goud. Zo moest alles ook hier het Koninklijke weerspiegelen, het volmaakte, het Heilige. Goud, koninklijke materialen, gemeente, God, kwam als Koning wonen onder Zijn volk. De ark als woonplaats. Maar dat was niet het enige, de ark was ook een bewaarplaats. 

2. De ark als bewaarplaats 

Mozes krijgt opdracht om de getuigenis in de ark te leggen. In Hebreeën 9 kunt u lezen dat daar later ook nog andere voorwerpen in zijn gelegd. Namelijk, de gouden kruik met daarin manna. Samen met de bloeiende amandelstaf van Aäron. En dus ook de wet, Gods getuigenis! Daarom wordt de ark ook ark van de getuigenis genoemd. Wiens getuigenis? Het getuigenis niet van Mozes, maar van God. Gods getuigenis op de berg, waarin hij de wet gaf, de Woorden van het verbond. Daarom wordt de ark ook wel de ark van het Verbond genoemd. Woorden van het Verbond. Gods getuigenis, hoe Hij in de omgang met Zijn volk, gediend wilde worden.  

De 10 woorden van God die Hij met Zijn eigen vinger geschreven had. Zó Heilig is deze getuigenis. God gaf en schreef ze zelf op! De wet is de uitdrukking van Gods volmaakte wil, van Zijn eis. De HEERE God kwam wonen, maar dat kon niet zomaar. Dat alles kon alleen wanneer het volk Hem diende naar Zijn wil. Op een volmaakte manier moest dat ook gaan.  

Ja zegt u, maar hoe kan dat dan? Hoe is het mogelijk dat de Heilige God wil wonen bij een zondig volk die deze wet niet volmaakt houden kan?  

Het volk kan daar toch niet aan voldoen!? Gods volmaakte eis stelt toch ieder mens schuldig? Hoe zou het volk tot dichtbij God kunnen komen, tot de ark van het verbond?  

En gemeente, zijn deze vragen niet des te klemmender wanneer wij beseffen dat deze twee stenen tafels met daarin Gods wet, door Mozes vanwege de ontrouw van het volk, al gelijk onderaan de berg kapot zijn gesmeten. Nog voordat ze in de ark waren gelegd, waren ze er al niet meer. En moest er een nieuw exemplaar gemaakt worden. 

De wet, getuigde van zonde. De wet leert zonde kennen. Het is de apostel Paulus die het later ook schrijft aan de gemeente van Rome: “door de wet krijgen we kennis van de zonden.” Is dat ook niet zo gemeente, als we deze wet naast ons eigen leven leggen dat je dan niet anders moet zeggen, en voor de HEERE moet belijden: “Ja HEERE, ik ben zondig en ik ben schuldig. Hoe zou ik ooit kunnen omgaan in het genadeverbond met U? Met U de volmaakte en Heilige God, Die troont tussen de cherubs, U die die geen zonde kan verdragen omdat U helemaal volmaakt goed bent.”  

Hoe is het dan mogelijk, gemeente, dat God Zijn volk toch ontmoeten wil en kan? Dat kan alleen omdat er nog iets op de wet lag. Wat lag erboven op de wet? Dat was het verzoendeksel. De wet in de ark gelegd. En daarbovenop het verzoendeksel. Met andere woorden: De ark, met daarin de wet, is bedekt met bloed. 

God laat de ark maken met daarbovenop het verzoendeksel, waar één keer per jaar de hogepriester binnenkwam, om verzoening te doen voor zichzelf allereerst. Om daarna verzoening te doen voor het volk. Waarbij het verzoendeksel rood kleurde vanwege het bloed dat daarop gesprenkeld werd. En vervolgens sprenkelde hij datzelfde bloed over het volk heen, wat in de voorhof bij elkaar gekomen was 

De wet zelf, ja, die klaagt aan, en die stelt schuldig voor God, maar Gode zij dank, mogen wij door het geloof, nu al hier in Exodus 25 mogen we verder zien dan dat. 

‘Om niet’ schrijft Paulus, u bent, om niet, gerechtvaardigd door Zijn genade. Niet door de wet, maar door de verlossing in Jezus Christus. Dat is het Evangelie, wat ook hier tot ons komt in Exodus 25. “Christus als middel tot verzoening” schrijft Paulus. En de apostel gebruikt daarbij een woord in het Grieks ‘hilasterion’ -u moet het maar weer vergeten-, maar waar het mij om gaat is dat dit een woord is dat in de Griekse vertaling van het OT ook in Ex. 25 wordt gebruikt om daarmee het verzoendeksel aan te duiden. 

Met andere woorden. Paulus zegt dus: Christus is het verzoendeksel. Christus is het zoenmiddel. Ziet u hoe hier in Ex. 25 het verzoendeksel Christus preekt? Hoe heel de ark spreekt van Christus.  

Het verzoendeksel is Christus.  

Het bloed op het verzoendeksel spreekt van Christus!  

En wat te denken van de plaats waar de wet is opgeborgen? De wet gelegd, in het binnenste, in het hart van de ark. Gemeente, mogen we hierbij niet voorzichtig de lijn doortrekken naar Psalm 40? ‘Uw wet, draag ik diep in mijn binnenste’. En gaat het ook in psalm 40 ten diepste niet over Christus. De ark, de wet in het binnenste van de ark, het verzoendeksel. Het spreekt allemaal van Hem.  

Het zijn zulke diepe dingen gemeente, die hier verkondigd worden in Exodus 25, waarvan we toch mogen zeggen zoals Petrus het later schrijft: dat zelfs de engelen begerig zijn om zich te verdiepen in deze dingen. In het geheim van Gods genade.  

Het is niet voor niets dat deze cherubs met hun gezichten naar het verzoendeksel zijn gericht bovenop de ark. Begerig zijn ze om te zien naar het geheim dat God weer wil wonen bij Zijn volk. Het verzoendeksel, met daarop het bloed. Het is de enige grond waardoor er omgang mogelijk is tussen God en zondige mensen. De ark: Gods woonplaats, een bewaarplaats, maar dus ook een ontmoetingsplaats. 

3. De ark als ontmoetingsplaats 

In ons tekstvers, daar klinken zulke genadige woorden. Vers 22: ‘dan zal Ik u daar ontmoeten van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zou.’ Ziet u gemeente, wat een beloftewoord dit is. Daar zal Ik u ontmoeten. De ark moest nog gemaakt worden. Maar de belofte klinkt al: daar zal Ik u ontmoeten en Ik zal tot u spreken Mozes. Ik door Mozes tot Zijn volk. 

En ook hier valt weer op dat het initiatief in het verbond opnieuw ligt bij de HEERE! Altijd de HEERE. Niet Mozes neemt het initiatief zo van, HEERE is het niet een goed idee dat U iets laat bouwen waardoor U bij ons komt wonen en wij vervolgens met U kunnen omgaan, en wij samen kunnen praten en overleggen. Nee! Mozes, dan zal IK u daar ontmoeten, Ik de Heilige. IK zal u daar ontmoeten en Ik zal tot u spreken en u gebieden wat Mijn wil is. Gemeente, in het leven met de HEERE, ook voor ons vandaag, ligt het initiatief altijd bij God zelf. Wanneer kleine kinderen gedoopt worden en nog geen woord gesproken hebben tegen de HEERE, spreekt de HEERE al tegen hen heerlijke verbondsbeloften. 

En nu ook hier in Ex. 25 klinken verbondswoorden. Woorden van God over hoe Hij gediend wil worden in de omgang met Hem. En wat zijn dat dan voor woorden? Dat zijn woorden van zegen. En dat zijn woorden van vloek. Dat zijn woorden van zegen, als je de HEERE gelovig antwoord op Zijn spreken en met Hem leeft in het verbond.  

Dat zijn woorden van vloek. Als je de Woorden en de geboden van God naast je neerlegt en Hem niet wil dienen in je leven.  

De HEERE spreekt met Mozes. Vandaag de dag spreekt de HEERE ook tot ons. Nee, niet zoals toen bij de ark. Maar Hij spreekt tot ons door Zijn Woord, ook vandaag weer. Hij spreekt tot u door Zijn Woord en Hij wil dat u luistert, dat u gelovig antwoord geeft op Gods spreken.  

Gemeente, en dan zijn we zoveel rijker dan Mozes. Je zou denken, ja dat was toch geweldig voor Mozes, dat hij zo mocht spreken met God. En dat was het natuurlijk ook. Maar u bent zoveel rijker dan Mozes, dan het volk toen. Wij kennen heel Gods geopenbaarde wil. U heeft héél de Bijbel. U heeft Gods Geest ontvangen, om Gods wil te leren verstaan. U kent de Heere Jezus Christus en Zijn Middelaarswerk. Dat hier in Ex. 25 nog zo in de schaduw staat van de ark en het verzoendeksel.  

Wij kennen Hem. Wij weten dat Hij is gestorven, dat Hij Zijn bloed heeft vergoten. Wij weten dat Hij naar de hemel is gegaan. Wij weten dat Hij is opgewekt en dat Hij leeft. Wij weten dat de weg wijdt openstaat tot God voor ál Gods kinderen om te komen tot de troon van genade. Wij hoeven niet meer buiten te staan zoals het volk toen in afwachting van de hogepriester die naar buiten kwam. Wij hebben geen bemiddelaar nodig als Mozes. Want wij hebben en kennen DE Middelaar. 

Mozes, die sprak als bemiddelaar. En dan staat er in Exodus: ‘Mozes, die sprak met God, met de Heilige, zoals vrienden met elkaar spreken.’ Dat was dus in vertrouwen. God bleef natuurlijk de Heilige, maar hij sprak uit genade toch met Mozes in vertrouwen. Mozes en de HEERE hadden, om het zo te zeggen, een vriendschappelijke relatie waarin God Zijn Vaderhart liet zien. Waarin Mozes zijn hart gaf en zij zo met elkaar konden praten. Ja, daar zat wel dat doek tussen.  

Mozes, zo staat het er dan in Numeri 3: ‘Mozes stond dan voor het doek, en dan hoorde hij van boven het verzoendeksel, tussen de cherubs, hoorde hij de stem van God.’ Wat zal dat geweldig geweest zijn, een stem als van geweldige wateren. Wat zal het een bemoediging geweest zijn voor Mozes, te weten dat God sprak vanaf het verzoendeksel. Dat God het gezegd had: “Mozes Ik zal met je spreken als een Vriend, vanaf het verzoendeksel.” Hoe zou Mozes anders met God hebben kunnen spreken? Hoe had hij kunnen blijven staan voor de Heilige God? “Nee Mozes, Ik spreek met je vanaf het verzoendeksel.” 

Wat betekent dit voor ons vandaag? Dat de HEERE met Mozes sprak van boven het verzoendeksel. Dat betekent gemeente, dat de HEERE God verbondswoorden tegen u en tegen jou spreekt, die als het ware zijn gekleurd met het bloed van Christus.  

God spreken is een genadig spreken. God spreekt vol liefde, ook al spreekt God woorden van toorn, dan is het ook vanwege Zijn liefde. Misschien zegt iemand, ja daar ben ik toch wel wat jaloers op Mozes. Want nou zegt u dat wel dat God ook tot ons spreekt. En dat wij zelfs rijker zijn dan Mozes, maar ik merk daar soms ook zo weinig van in mijn leven. Ik merk er vaak zo weinig van dat God echt tot mij persoonlijk spreekt. Ik zou wel eens net zo als Mozes de stem van God willen horen. Die hoorbaar antwoord zou geven op mijn vragen. 

Toch gemeente, is het niet zo, hoeft u niet jaloers te zijn op Mozes. Ik zei het al, we zijn zoveel rijker, ook dan Mozes. Hoe dan? Weet u het nog, Goede Vrijdag? Jongens en meisjes, jongeren, weet je het nog Goede Vrijdag! Wat gebeurde er op Goede Vrijdag? Ja, toen stierf Christus voor onze zonden. Inderdaad, toen sprak Hij de woorden: “Het is volbracht.” En toen? Wat gebeurde er met dat gordijn? Waar Mozes altijd vóór heeft moeten staan, en waarlangs hij nooit naar binnen mocht gaan. Inderdaad, dat gordijn dat ging van boven naar beneden, he-le-maal WEG! 

En zo kon de tempel ook weg, want die weg naar God is gebaand door de Here Jezus Christus, die ark waar God troonde, die toegang die wij nu hebben, die is tot de troon van Gods genade in de hemel. En die troon gemeente, die weg, die staat WIJD open, WIJD open, voor eenieder, om te komen tot die troon van genade.  

Voor iedereen, heel persoonlijk, mag u komen, tot in het Heilige der Heilige, tot in de hemel, tot bij de troon van genade. Daar zit niets meer tussen, geen gordijn, niets. Ja, Christus staat daartussen als het Zoenbloed, als de Middelaar, als de Voorspraak. Elke dag mag u komen, elke dag. En God spreekt tot u, elke dag.  

Daarom, omdat Hij spreekt gemeente, omdat God spreekt. Dáárom komen mensen ook tot Hem. Als u komt tot God, dan komt dat niet, omdat u nou zo goed bent van uzelf, om dat u dacht nou ga ik ook eens naar de HEERE, want ik leef toch in dat verbond. Dat komt omdat God heeft gesproken en dat u daarom wordt getrokken tot Hem. Dat is nou Gods genade. De HERE die zegt: “Ik ben uw God.” Ook aan begin van de wet, “Ik heb u verlost uit het slavenhuis van Egypte, Ik heb u verlost uit het slavenhuis van de zonde. En nu spreek Ik tot u, wat is je antwoord? 

Ik wil bij u wonen zegt de HEERE, Ik wil tot u spreken. Ik wil u ontmoeten. Dat wil God, gemeente. Hij wil tot u spreken. Hij wil u ontmoeten, luister daarom naar Zijn Woord. En geef deze God het antwoord van uw leven.  

Wat is dat dan voor antwoord? Dat is een oprecht en een Godvrezend leven met de HEERE, in het verbond. Niet alleen op zondag, dat u hier wat zit en het aanhoort en ook nog oprecht. Nee, dat u er elke dag mee leeft, dat u bij een open Bijbel leeft en bidt. Dat u leeft in afhankelijkheid van de HEERE. En Hem in alle dingen van het leven wil dienen. In u werk, in je studie, in je hobby, wat dan ook. HEERE, wat wilt U nou dat ik doe? Ik wil U volgen in mijn huwelijk. Ik wil u volgen in mijn verkering. Ik wil u volgen in de opvoeding van mijn kinderen, in alles. Leven met Hem, in gehoorzaamheid.  

Gemeente, je kunt iemand ontmoeten, zonder dat je met hem spreekt. Je kunt ook tegen iemand spreken, zonder dat je iemand daadwerkelijk ontmoet. Echte ontmoeting is dat je van hart tot hart met elkaar spreekt. Dat je echt luistert. Dan pas vindt daar echt een ontmoeting plaats en niet een vluchtige ontmoeting, dat je God als het ware letterlijk of figuurlijk wat voorbijloopt. Nee, dat je Hem echt ontmoet, echt ontmoet, geestelijk, één van geest bent met God, zo zegt Paulus dat in zijn brief aan de Korintiërs. Eén van gevoelen. Dat Gods wil, dat Christus wil, jouw wil wordt. Dat Christus liefde, jouw liefde wordt naar een ander. Dat Christus gehoorzaamheid, jouw gehoorzaamheid wordt in het leven. 

God spreekt ook vandaag gemeente, in het genadeverbond tot u. En Hij zegt: “Ik wil vertrouwelijk met u omgaan, xxxx (naam van kind in de gemeente). Ik wil vertrouwelijk met je omgaan, xxxx. Ik wil vertrouwelijk met je omgaan, xxx. Ik wil vertrouwelijk met je omgaan, xxxx. En vult u nou uw eigen naam maar in. Ik wil vertrouwelijk met je omgaan.” 

Mag ik het u vragen gemeente? Bent u er thuis, bent u er kind aan huis, bij de HEERE, bij uw Hemelse Vader? Komt u tot Hem, dag in dag uit. Om Hem te ontmoeten, om met Hem te spreken, om met het offer van een dankbaar hart te komen tot Hem, voor al Zijn gunstbewijzen? Gaat uw hart uit naar de HEERE. En jullie jongens en meisjes? Gaat jullie hart uit naar de HEERE of of moet je zeggen ja ik sta toch ook vaak liever buiten. Terwijl de God van het verbond wacht om met je te spreken, dat je buiten blijft staan en niet komt. Gemeente, wij moeten deze God gelovig antwoorden, we moeten vertrouwelijk met hem omgaan, anders is daar de keerzijde dat je straks voor eeuwig achterblijft in de buitenste duisternis. Ziet u, dat het erop aankomt in het leven met de HEERE? Dat u inderdaad vertrouwelijk met Hem omgaat.  

Dat als God spreekt, dat je dan eerbiedig luistert. Dat je Hem ontmoet. Dat je Hem je hart geeft. En dan hoeft u nooit te denken dat u niet welkom bent. Nooit! Nooit aan twijfelen, ben ik wel welkom? Als ik kijk hoe zondig ik ben. Of ik ben al zo lang niet geweest. U bent altijd welkom.  

Die deur, Christus heeft hem wagenwijd opengezet, en die deur die valt niet meer dicht. die staat open voor eenieder die God zoekt, met een oprecht hart. 

Die cherubs, nog even terug naar die cherubs. En dan sluiten we zo ook af, die cherubs, die kwamen eerder in de Bijbel voor vóór Exodus 25, Exodus 25 was weer de tweede keer. In Genesis staan ze, en dan staan de cherubs daar met flikkerende zwaarden om de ingang van het paradijs voor het paradijs te bewaken. Om de weg van de verzoening te bewaken. En daarom mochten Adam en Eva niet meer naar binnen. Ze stonden met een getrokken zwaard. 

Maar ze staan daar nu niet meer, ze staan er niet meer als bewakers van het paradijs met flikkerende en getrokken zwaarden. Nu staan ze hier als heilbegerige bewakers om de dienst van de verzoening te bewaken in het heilige der heilige. Dat niemand op een onreine of op een eigen willige manier komt tot de Heilige God. Maar alleen door het zoenbloed van de Here Jezus Christus als een gereinigd zondaar, als een gewassen zondaar helemaal besprenkeld met dat bloed van de Here Jezus.  

Dat u dan ook op die manier komt tot God om Hem te ontmoeten en neerknielt bij Hem. Vrijmoedig. Niet vanwege uw eigen prestaties. Maar vanwege de Here Jezus Christus. Hij is de grond, de enige grond om vrijmoedig te komen tot God. Het ligt buiten jezelf, het ligt in Christus Jezus. Christus die die meerdere, die volmaakte tabernakel is binnengegaan, om daar, elke dag voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons. God ziet vandaag, Zijn kind komen, door Christus Jezus. En God de Vader ruikt in de hemel, als het ware die lieflijke geur, van de voorspraak van Jezus. Treedt dan toe gemeente! Treedt dan toe, tot de troon van Gods genade. God staat klaar.  

Meer nog, Hij trekt en Hij roept en Hij spreekt tot u, door Zijn Woord en Geest. Zodat U komt, elke keer opnieuw. Om vertrouwelijk om te gaan met de God van het verbond. Vertrouwelijke omgang tussen Vader en kind. Is dat geen rijk leven? Is dat geen wonder? Dat het kan. En mag. 

AMEN