Preek Zondag 37

Preek Zondag 37
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Emmen, 22.09.2019 

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 24:1,2 (mens die eden zweert)
  • Gebed – voor de catechismuspreek, Gereformeerd Kerkboek, blz. 567
  • Psalm 132:5 (de HEERE zweert: David[s Zoon] zal k/Koning zijn)
  • Lezen
    • Hebreeën 6:9-20
  • Psalm 106:11,12 (de HEERE zweert in Zijn toorn à Israël gestraft)
  • Tekst
    • Zondag 37
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 89:2,13,17,18 (de HEERE zweert i.v.m. David[s Zoon])
  • ApGelBel
  • Gebed – na de catechismuspreek, Gereformeerd Kerkboek, blz. 567-568
  • Dienst van de offeranden
  • Psalm 110:3,4 (de HEERE zweert i.v.m. de Priester-Koning, Jezus Christus)
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Als het gaat om de eed dan denk ik, dat er heel veel hier zijn die nog nooit de eed hebben afgelegd, zelf. Dat is ook geen dagelijks werk. Misschien hebt u er wel eens bijgestaan, want er zijn genoeg mensen die dat wel moeten doen. Het is altijd weer een indrukwekkend moment als iemand, -niet de belofte wat tegenwoordig dan ook mag-, maar als iemand werkelijk de eed aflegt: “zo waarlijk helpe mij God Almachtig.”  

De Catechismus besteedt daar veel aandacht aan, bijzondere aandacht. 

En ik wil u vanmiddag het Woord van uw HEERE laten horen onder het thema: 

God eist / God beveelt, dat u Hém aanroept bij het zweren of afleggen van uw eden, let op

1) de dwaling hierover
2) de beperking hierbij
3) de bedoeling hiervan

1) Allereerst de dwaling hierover. Dat is een beetje ‘leer-matig’ om zo te zeggen. De Catechismus is immers ook voor de leerdienst-, en als het u niet helemaal duidelijk wordt, dan mag u straks nog wel even doorvragen na de dienst.  

Maar het ging hier om. Luther en Calvijn en anderen zeiden in de tijd van de grote Reformatie. Reformatie, dat is: ‘terug naar het Woord’. Dat hebben we nodig, want de kerk in onze tijd, -dat heette toen ook de Roomse kerk, de Rooms-Katholieke kerk-, de kerk in onze tijd, waarin al onze voorouders gezeten hebben, die is steeds verder afgedwaald. We moeten terug naar het Woord, want het Woord maakt het leven gezond.  

En dat is iets, waarvan wij met elkaar zeggen: “ja, dat klopt precies. Als je bij het Woord vandaan gegaan bent, dan staat je maar één ding te doen, moet je terug naar dat Woord.” Een poosje geleden hebben we het er over gehad, wat is bekering? Nou, dat is omkeren, terug naar huis, terug naar het Woord.  

Maar er zijn in die tijd van Luther en Calvijn ook mensen, en trouwens in de tijd van Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus ook, de schrijvers van de Catechismus. Er zijn ook mensen die vinden dat dat veel te slap en veel te zwak is. Zij zeggen, het is niet nodig om te reformeren of om te hervormen, maar nodig is een radicale verandering.  

Kijk, en bij reformeren en hervormen, -vroeger werd er altijd het voorbeeld van die hoge hoed voor gebruikt, als je daarop ging zitten, dan was die vervormd, gedéformeerd en dan moest je hem weer reformeren of hervormen. Dan stootte je daar aan de binnenkant weer in, en werd het weer een beetje een hoge hoed.  

Maar je kunt tegenwoordig misschien wat handiger denken aan een auto die in de kreukels zit, die heeft een aantal deuken opgelopen. Als het in de deur is, dan kun je van de binnenkant, dan schop je er wat tegenaan en dan wordt die weer aardig recht.  

Maar er zijn ook deuken bij die moeten echt uitgedeukt worden, dan moet ie in z’n goede vorm terugkomen.  

Dat is ook, wij zeggen dat natuurlijk nooit, maar als je de volgende keer in de garage staat, kun je wel eens vragen van, ‘bent u hier veel aan het reformeren?’ Dan kijken ze heel raar, maar jij weet wat het betekent: terug naar het oude, terug naar hoe het was.  

Luther en Calvijn en die anderen die wilden terug naar dat Woord, want dat Woord was goed. Maar de wederdopers, dat waren die anderen, -moeilijk woord, anabaptisten-. ‘ana’ betekent ook ‘weer’ en ‘baptist’ is ‘doper’, die willen een breuk met het verleden. En die zeggen: “alles van het verleden weg, wij moeten toe naar een nieuwe toekomst, die is van belang.”  

Ze gingen zover, dat in hun denken over die nieuwe toekomst, -dat deden ze zo radicaal-, daar was geen plaats meer voor de overheid bijvoorbeeld, met onder anderen de eed en het leger.  

Nee, voor gelovigen heeft dat afgedaan, als een gelovige ‘ja’ zegt, is het ‘ja, er mankeert nooit wat aan, die is bijna volmaakt. En voor een gelovige het leger, nee, dat is allemaal moord en doodslag, daar kan een gelovige niet aan meedoen. En die overheid, dat is allemaal van vroeger. 

Genade, -zoals zij erover dachten-, dat stond tegenover natuur. Verlossing had niets meer te maken met schepping, vonden zij. En dan denk je van, hoe komen ze daar nou bij? Dat is nog weer even een lastig punt, want dat kunnen wij ons ook niet meer goed indenken misschien, maar dat had hiermee te maken.  

Als zij het hadden over de Heere, Jezus Christus, dan zeggen wíj, van wie is Hij een kind? Hij is een kind van Maria. Maar zij zeiden: “Hij is niet écht een kind van Maria, Hij is op een heel bijzondere, wonderlijke manier door Maria heengegaan.” Zoals water door een trechter heen gaat.  

Maar Zijn vlees, waar je in kon knijpen, zeg maar, of als je Hem een hand gaf, dan voelde je dat. Daar zeiden ze van: “dat heeft Hij vanuit de hemel meegenomen, dat is hemels vlees. En de Heere, Jezus Christus, heeft dus ook niets te maken met deze wereld. Met Hem begint iets volkómen nieuws, volgens de wederdopers. En daarom moeten wij ook aan alle kanten het níeuw maken.  

Dat ging heel ver, want het waren in Amsterdam de wederdopers die op een gegeven moment zeiden: “wij zijn nieuw, zonde is er niet meer.” Ze trokken alle kleren uit, en ze huppelden naakt door de stad heen. Dat is toen ook heel gruwelijk afgelopen. De mensen zijn gevangengenomen en velen zijn gedood, vermoord zou je haast zeggen. Maar het was in elk geval duidelijk, dat spoorde niet en het was ook niet wat de Here wilde. Maar dat kwam omdat ze ervan overtuigd waren: voor een gelovige speelt de erfzonde niet meer.  

Dat is niet naar de leer van de Schriften, dat is ook niet naar de leer van de Catechismus. U weet heel goed en jij weet dat ook al wel, jullie, van dat je écht zondig bent. Dat je vandaag zonde doet en morgen weer, omdat dat ín je zit. En dat krijg je er ook nóóit uit. Je kunt wel eens een dag heel lief zijn, maar dan is het de volgende dag weer mis.  

En toch is dat een leer die tot op de dag van vandaag zijn invloed heeft. Ik heb wel eens iemand gesproken die inderdaad ook zei van, “nee, ik doe geen zonden meer.” Toen was ik zo slecht om een beetje te treiteren en toen was het binnen no-time dat ze toch wat lelijks zei. Ik zei toen: nou, volgens mij is dit wél zonde.  

Maar dat is echt die overtuiging van, in Christus ben je zo nieuw en ben je al het oude kwijt, dat de zonde geen rol meer speelt. Al die dingen hadden ermee te maken, dat ze zeiden van: “geen overheid, is niet nodig. Geen afleggen van de eed, want dat hoort niet bij een verlost mens.”  

Christus én Zijn gemeente zijn anders dan wat hier vanuit de schepping allemaal is. De schepping is in de ban van de zonde en de duivel, maar binnen de heilige gemeente is dat allemaal weg en daar heeft de heilige naam een plaats. Dus gebruik de naam van God. Maar de eed en al dat soort zaken, niet meer nodig.  

En omdat in de tijd van het ontstaan van de Catechismus, 1563, dat behoorlijk hoog opgelopen is en daarvoor ook al. Ik weet niet, of u dat weet, maar 1535 in Münster, dat is een verschrikkelijke toestand geweest, toen zat Jan van Leyden met allerlei andere wederdopers daar en dat is een bende geworden, een verschrikkelijke bende.  

Want de overheid werd niet meer erkend. Dat betekende, dat ieder deed wat goed was in eigen ogen. Dat hebben ze toen ook, de overheden in Duitsland hebben dat ook niet lang meer geaccepteerd, die zijn daar met het leger op afgegaan en er zijn een heleboel afgeslacht. Maar er klopte ook bar weinig van.  

In Nederland had je, dat was vooral dan in Friesland, had je ook nog de zogenaamde ‘Mennisten’ en dat waren de meer vreedzame wederdopers. Wie daarin geïnteresseerd is die kan daar op allerlei manieren verder nog wel over lezen.  

Maar tegenover die dwaling van toen, die ook nog hier en daar doorspeelt nu. Sommige evangelische mensen zitten ook op die lijn en sommige totaal ongelovigen zitten ook op dat denken van, ja, waar is dat goed voor? We kunnen ons toch zelf redden, we hebben geen overheid nodig. Tegenover die dwaling zegt de Catechismus, op grond van Gods Woord: God en de Naam van God kunnen en mogen niet verdwijnen uit de samenleving. En daarom ZONDAG 37. 

God de Almachtige, Die laat zich niet door mensen uitbannen uit Zijn wereld. Want het is nog altijd, wat daar zich ook afspeelt aan misdaad en slechtheid. Dit is nog altijd de wereld van God waarop wij leven. En het is Zijn schepping die Hij, dankzij de Heere, Jezus Christus, verlost en heiligt. En dat heeft alles te maken ook met het gewone leven.  

Overheid, het is een geschenk van Hem. Dan kan het best gebeuren dat een overheid verschrikkelijk verkeerd doet, maar nog altijd -denk aan wat Paulus daarover schrijft in opdracht van de Heere, Jezus Christus, in Romeinen 13-. Nero was een ongelofelijke schurk. Wat hij allemaal niet uitgehaald heeft aan slechtheid, verschrikkelijk. En toch zegt de apostel in opdracht van de Heere: onderwerpt u aan de overheidspersonen, want zij zijn er, omdat God hen er wil hebben.  

“U hoeft mij niet te erkennen”, hoorde ik onlangs de voorzitter van de Tweede Kamer zeggen tegen één van de Kamerleden. Ik zag dat op YouTube. “U hoeft mij niet te erkennen, maar u moet mijn ambt erkennen.” Dat is een hele goeie opmerking, het gaat niet om de persoon, maar het gaat om het ambt.  

En ook die instelling van het huwelijk bijvoorbeeld, toen die wederdopers daar aan die naaktloperij gingen doen, was dat natuurlijk een verschrikkelijke toestand, maar de Heere had wel het huwelijk gegeven als een blíjvende instelling. Die moest dan misschien ook wel ge-re-formeerd of hervormd worden, want er was ook een boel verkeerd gegaan. Denk alleen maar aan de leer van het celibaat, dat dat eigenlijk, ja, celibaat, niet getrouwd zijn, dat was hét neusje van de zalm, dat was geweldig. 

Nou mensen die niet getrouwd zijn, die denken daar wel eens anders over. En binnen de gemeente zullen zij heel nadrukkelijk een goede plek moeten hebben, want het mag nooit in de kerk zo zijn dat je pas wat bent, als je getrouwd bent. Nee, juist alleengaanden hebben zoveel van de Heere gekregen om hun plek te hebben binnen die gemeente, heel belangrijk. 

Maar nogmaals, het huwelijk blijft een instelling van God. En Christus die laat horen dat al die goede ordeningen, die er zijn vanaf het begin, vanaf de schepping, dat die niet hebben afgedaan maar dat ze door God blijvend ten goede van de samenleving en van de wereld door Hem gebruikt worden.  

Waar gaat het tegenwoordig veel om, broeders en zusters? Dat God wordt opgesloten in een privé-godsdienst thuis. Dat is wat heel veel politieke partijen willen. U mag best gelovig zijn, als je dat maar doet binnen de muren van ‘de Schanswal’ hier of ‘de Schanskuil’. En als u dat maar doet binnen uw eigen huismuren. Dat is niet erg. Dat  moet je zelf weten. Maar laat vooral nergens búiten die muren horen dat God wat te zeggen heeft en dat de regels van God goede regels zijn en dat alleen maar aan de hand van die goede regels van God je werkelijk een samenleving kunt opbouwen.  

Als je dat op het ogenblik weer ziet in Amsterdam en heel Nederland na die moord op die advocaat. Dan zeg je van ja, het is het Nederland wat men ook zelf wil. Want wij moeten vooral tolerant zijn en drugs en zo, ja – niet helemaal vrij, je moet zo nu en dan wel eens een drugslab, daar moet je achteraan gaan en een grote drugsdealer moet je te pakken nemen.  

Maar ik weet niet hoe dat met de jongeren hier is, maar als ze Emmen ingaan en ik denk je hoeft niet eens Emmen in te gaan, je kunt in de meest kleine dorpjes en buurtschappen, als je drugs wil hebben, dan kun je ze halen, simpel zat. Ja, en dan krijg je daar allerlei ellende van, ja maar, ja, ja.  

Een overheid die niet goed verstaat wat in opdracht van God de taak is. Dan weet ik wel, ook al zou hier een christelijke overheid zijn, dan zou het nog best moeilijk zijn om dat punt aan te pakken. Maar zoals het op dit ogenblik gaat, dweilen met de kraan open. Maar dat komt omdat men niet wil horen dat Gods geboden goed zijn voor álle mensen. En God wil inderdaad dat Zijn Naam overal gehoord wordt.  

Dus de inhoud van ZONDAG 37 raakt ons allemaal. Want hoe kijkt ú aan tegen overheidspersonen? Hoe denkt ú over gezag van de overheid? Hoe gaat u om met Gods schepping? En vooral, aan alle kanten mogen de kinderen van de HEERE laten merken, dat God niet buiten het gewone leven staat.  

Wij hebben toch niet een geloof dat zich afspeelt op die paar momenten dat we hier zijn en als we thuis de Bijbel opendoen? We hebben toch juist dat geloof. En daar is de één veel beter in dan de ander, maar waarin wij kunnen laten horen en merken dat wij in ons dagelijks doen en laten, ons willen laten aansturen door onze Almachtige God en door de Redder, Jezus Christus, en door Zijn Heilige Geest. 

Want zo wil God erkend worden in het dagelijkse bestaan, door Zijn verloste kinderen. Over die verlossing ging het specifiek vanmorgen en dan is er altijd het bijzondere van, aan het eind van het avondmaalsformulier in feite het naar buiten gaan weer, God dankbaarheid betonen. Dat is de rest van de week, dat is verderop. 

2) Dan het tweede punt. God eist dat u Hem aanroept bij het zweren, afleggen van  
    uw eden en daar is ook een beperking bij. Vorige week toen hadden we het er over dat Gods heilige Naam alleen maar eerbiedig en met ontzag mag worden gebruikt. En daarom is het afleggen van de eed, -denkt u maar aan politiemensen, maar ook andere eden, verpleegsters, apothekersassistenten, in de politiek heb je eden, dokters, er zijn toch wel een aantal mensen die de eed mogen afleggen- dat afleggen van die eed met, ‘ik verklaar dat God hierbij aanwezig is en mij ziet in alles wat met die eed te maken heeft. En God neemt mij daarin bloedserieus’.  

Je hebt die eed gezworen, dan heb je daar ook voor te staan. Dat heeft twee kanten: dat heeft de kant van, Hij zal steunen om te doen zoals het gedaan moet worden. En Hij zal straffen wanneer ik met Zijn Naam een spelletje speel door mij aan mijn eed te onttrekken.  

Aards gezag, -denk maar aan de rechtspraak, ook in Nederland- aards gezag staat nogal eens machteloos. ‘Gebrek aan bewijs’, ja, dan kan een rechter geen straf opleggen. Is het dan niet gebeurd? Dat zegt hij niet, hij zegt alleen, ‘ik kan het niet bewijzen. Of, fouten in de procedure, verkeerde datum ingevuld, of, andere dingen’. En dan gaan misdadigers soms vrijuit. Maar bij God glipt er nooit iemand tussendoor. Alleen al niet omdat Hij Almachtig is. Maar helemaal niet: God zal altijd récht doen.  

En dat is iets, denk ook aan de kerkendag, die als onderwerp heeft ‘vervolgde en verdrukte christenen’, dat heeft zo’n bemoedigende invloed, door het werk van de Heilige Geest, op mensen die onrecht ondergaan. En er zijn heel veel christenen op deze aarde die dat overkomt. Maar dan hoef je niet alleen maar te denken aan mensen ver weg, het kan ook in je eigen omgeving, het kan in je eigen situatie toch ook heel makkelijk gebeuren.  

Dat overkomt ons allemaal, dat mensen oneerlijk tegen ons zijn. En dan gaat het heel vaak om wat kleinere dingen en dan hebben we een keer gemopperd en halen we de schouders op dan zeggen we: ‘nou ja, goed, dat is nou eenmaal niet anders, zo werkt dat nou eenmaal in het leven, ik kan er niks aan doen’. Maar bij al die dingen van klein tot heel groot, de moord op christenen, staat dit vast: God zal zeker récht doen!  

Het is broeders en zusters, een diep ernstige zaak om God aan te roepen. Op dat bijzondere moment, het is altijd diep ernstig. Vorige keer hebben we het gehad over het bidden onder andere.  

Maar ook bij die eed, je roept Gód aan. En daarom blijft die eed ook altijd iets bijzonders. En dat is niet, als je nou straks thuis komt en de twee kinderen waren met lego aan het spelen, en de één zegt: “ik had dit stukje” en de ander “nee, ik had hem”. Dat de eerste dan gaat zeggen van, “ik zweer van…” Absoluut niet.  

Want zweren is, God aanroepen, en dat doe je niet als je met lego aan het spelen bent. Maar dat doe je als het heel bijzonder is. Dat zegt de Catechismus ook. Mag het? Ja! Maar dan moet het wel ergens over gaan. Dan moet bijvoorbeeld de overheid dat eisen.  

De overheid heeft te maken met allerlei mensen. En er zijn mensen bij die zijn heel eerlijk, en er zijn mensen bij die zijn niet zo eerlijk, of die zijn dikke leugenbeesten.  

En juist in díe samenleving kan het nodig zijn dat de overheid de eis stelt, nu moet je de eed afleggen, want ik wil zeker weten dat wat je zegt waar is.  

Is het dan in deze samenleving altijd waar? Nee, zelfs dat niet, want je kunt zelfs meineed plegen. Maar in het Nederlandse recht is meineed nog één van de erge dingen. Daar zijn ook nog altijd straffen op, voor zover mij bekend. Behoorlijke straffen. Die eed, die maakt het bloedserieus: nu komt het erop aan.  

Maar goed, dat zal ons niet gauw overkomen. Daar lezen we alleen maar van. 

Maar dan een kerkeraad, een kerkeraad kan geroepen zijn, -dat zijn heel vervelende situaties, verdrietige situaties-, mensen in de gemeente die hopeloos bonje met elkaar hebben, overhoop liggen met elkaar. Dan kan het en dan mag het, dat de kerkenraad ze laat komen. Dan citeert een kerkenraad die twee of drie mensen. Als er geen andere mogelijkheid meer is om een eind te maken aan een situatie vol met vragen en ellende. Dan kan een kerkenraad zeggen: “nu, kom maar en nu eisen we van u dat u de eed aflegt en na die eed moet het over zijn. U bent nu voor God gekomen en voor de raad en nu is uw ‘ja’ – ‘ja’ en uw ‘nee’ – ‘nee’.”  

Dan sta je, natuurlijk je staat altijd ook tegenover mensen, maar op dat moment sta je rechtstreeks tegenover de Almachtige God. En daarom is de Heere Jezus ook heel scherp in Mattheüs 23: ‘denk erom, gebruik die eed nooit verkeerd, om het minste of geringste’.  

Jullie, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, blinden en dwazen, zoals jullie bezig zijn daar klopt helemaal niks van. Je doet alsof je die eed kunt weghalen voor God. Met opzet, ze gingen zover, ze legden eden af om hun beloften maar niet te hoeven houden. Ze legden eden af om des te beter te kunnen liegen. En dat is tot je oordeel. Want bij een eed gaat het om de uiterste ernst. God hoort en God zal straffen als je die eed verkeerd gebruikt.  

En misschien herinnert u zich dat nog van vorig jaar, maar anders dan herhaal ik het toch. Denk aan uw antwoord op de vragen waar je in de kerk met ‘ja’ op antwoordt. Dat is niet zelf een eed, maar dat ‘ja’ heeft wel de krácht van een eed. Afgelegd voor God en Zijn heilige gemeente als getuige. Dat is bij het dopen zo, dat is bij het belijdenis doen. Dat is altijd, -met belijdenis doen heb je die 4 vragen, je zegt ‘ja’, dat is maar heel simpel één woordje, niks geen verhaal, alleen maar ‘ja’. En dan komt het erop aan om ‘ja’ te gaan doen. Tenzij je wilt, dat God toornt. 

En ik weet niet of u er vanmorgen over nagedacht hebt, maar elke keer dat u brood eten en wijn drinkt, steekt u als het ware die twee vingers omhoog, ‘zo waarlijk helpe mij God Almachtig voor mijn leven met Hem’.  

Want avondmaal is terugkijken: de Heere Jezus Christus en Zijn werk. Nu kijken: Heilige Geest. En vooruitkijken: in dankbare dienst voor Hem leven. En wat is dat dan een heerlijk iets dat, -en dat is bij elke keer ‘ja’ in de kerk- dat het niet alleen maar een verplichting voor óns is, ‘jij moet dat doen’, maar dat er ook die belofte bij zit. En om dat te kúnnen doen, zal God van begin tot eind op je gebed kracht geven. Mag je altijd tegen de Heere zeggen, ‘U hebt het toch beloofd?’ En je kunt dus na verloop van tijd, als je belijdenis gedaan hebt, -paar maand later, paar jaar later-, nooit gaan zeggen van, ‘ja maar, ik wist toen eigenlijk nog niet waar ik ‘ja’ op zei’.  

Nee, dat weet je nooit, je weet toch nooit hoe je leven verder gaat? Maar als de eed gezworen is, dan ís daar die diepe ernst. En dan is daar juist dat geweldige dat God zegt van, ‘je hebt toen ‘ja’ gezegd, je kunt altijd op MIJ rekenen, Ik wil Mijn belofte aan jou vervullen’. 

Iemand die trouwt, die weet toch niet wat er allemaal komen gaat en hoe moeilijk het kan worden. Trouwen, prachtig! Feestvieren, geweldig! Ja maar, als na tien jaar één van beide in het verzorgingshuis terechtkomt, ben je getrouwd, maar zo prachtig is het dan niet meer. Je weet nooit wat er komen gaat. Maar de eed klonk, ‘ja, tot de dood mij van haar of hem scheidt, zal ik trouw blijven’. En dan inderdaad, zal ik biddend om Gods werk kracht ontvangen om trouw te kúnnen blijven.  

Bevestiging als ambtsdrager. ‘Ja’, met de kracht van een eed. En niet van en nu moet je er als ambtsdrager er keihard tegenaan, en je hebt het maar te doen, en je mag nooit falen en …  Je hebt het te doen, maar in afhankelijkheid van de Heere mag je altijd weten, het is Úw werk waarvoor Ú mij gebruiken wilt en ik vraag Ú om wat ik nodig heb, want alles wat ik nodig heb hebt U beloofd. En dat soort dingen, die beide dingen moet je bij elkaar houden.  

Kijk, en dan zijn dat spreken van die ‘ja’-woorden bijzondere momenten. Dat doen we niet zo vaak. Er kunnen mensen zijn die maar één keer ‘ja’ zeggen in de kerk, bij het belijdenis doen. Ja, maar dat zijn volwaardige leden van Christus’ gemeente.  

En daar komt bij, als u straks na de bediening van het Woord uw mond open doet en Psalm 119 zingt, het ‘amenlied’ op de preek, dan is dat als het ware uw ‘ja’ met de kracht van een eed, want God hoort uw zingen. Dat zeg ik niet om u bang te maken, maar wel om de ernst te laten zien en om er op aan te dringen: zing met je verstand erbij, hoe moeilijk dat ook soms is, vooral als verzen bekend zijn. Zing met je verstand erbij en vertrouw erop, dat je nooit aan jezelf wordt overgelaten van, nou moet jij aan de beurt en moet jij het doen. Maar dat het altijd weer is, de genade van God in Jezus Christus door de Heilige Geest. Dat God elke keer zegt van, maar Ik ben er toch, Mijn kind, Ik heb het toch beloofd, dus … 

God hoort u. En dan moeten we inderdaad bang zijn voor het breken van de eed. Want God toornt verschrikkelijk. Als je dan even terugdenkt aan wat ik net zei over het zingen, betekent dat dan dat ik beter, -de organist speelt- m’n mond maar moet houden, want het wordt linke soep. Als je dan de eed zweert dan sta je ervoor, kun je maar beter niet meezingen …  

Nee, juist kinderen van de HEERE, laat die met overtuiging zingen. Roep de naam van de HEERE aan. Want Hij die u verlost, – we zitten in het derde deel van de Catechismus- Hij die u uit de ellende verlost heeft, Hij is het ook Die op uw weg naar de eeuwigheid ondersteunt, verder helpt, krachten geeft, in alles met u is. Hij heiligt u ook. En als je gelovig de eed zweert of ‘ja’ spreekt met de kracht van een eed, of zingt, of belijdt, dan verwacht je het van Hém. Die rijk zal geven, aan hen die daarom vragen. 

3) En tenslotte nog kort, de bedoeling ervan. Zweren bij de naam van de HEERE, dat  
    is meer dan alleen maar een korte formule uitspreken. Het is in feite ook God vrezen, God dienen, God liefhebben, God aanroepen. Daar zit zoveel aan vast.  

Dat kun je ook gewoon bij het Bijbellezen wel ontdekken. Want bijvoorbeeld -als je daar met de concordantie naar kijkt-, waar staan de woorden ‘God vrezen’? Dan kun je een heleboel teksten vinden en dan zie je dat die vaak gekoppeld worden ook nog aan andere dingen. God vrezen en Hem dienen. Dus God vrezen is niet alleen maar: op een bepaald moment eredienst hebben. Nee, daar zit de rest van de dagen aan vast.  

Je laat hóren via die eed: mijn leven is helemaal afhankelijk van God. En wat zich ook voordoet in uw leven, God duwt u telkens weer naar het afleggen van de goede belijdenis: ‘bij U, o HEERE, schuil ik, U erken ik als míjn God, míjn Vader, die echt verlost en heiligt’.  

Want, en dat is zo bijzonder, God heeft zo vaak in de Bijbel bij Zichzélf gezworen. Hij hamert het er als het ware bij ons in. Want dat God bij Zichzelf zweert is natuurlijk absurd. Zweren dat doe je bij iemand die hoger is dan jezelf. Wíj kunnen bij God zweren. Maar God zweert bij Zichzelf, waar is dat voor? Dat is om het er bij ons in te krijgen, hoe dan ook! Dat je op Hem aankunt! Dat er vergeving is en genade en heiliging en eeuwig leven! 

God aanroepen, broeders en zusters, opdat Hij geëerd wordt. Hier. En hierna. 

AMEN