Preek Zondag 39

Preek Zondag 39
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Mariënberg, 06.10.2019

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 34:1,2
  • ApGelBel
  • Psalm 34:3,4
  • Gebed
  • Psalm 34:5,6,7,8
  • Lezen
    • Exodus 21:15, 17
    • Spreuken 1:1-9; 4:1-2; 15:20; 20:20; 23:22-25
    • Efeziërs 6:1-4
  • Tekst ZONDAG 39
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 78:1,2
  • Gebed
  • Dienst van de offeranden
  • Psalm 105:1,4,5
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus,  

‘Jan, jongen, volgende week ga je van school, en dan moet je mee turf steken. Ik je vader, ik zal je alles leren.’  

‘Grietje, als je nu weer jarig geweest bent, dan duurt het niet lang meer en dan moet je gaan dienen bij de boer, maar ik zal je eerst nog wel leren hoe jij kaas moet gaan maken.’  

Ja, zo wás het, dit is al een poos geleden, zo gíng dat met kinderen. Vader en moeder, die brachten ze alles bij wat ze nodig hadden om in dit leven bezig te kunnen zijn.  

En nu.  

‘Vader, snapt u niet eens hoe die smartphone werkt? Laat mij maar, ik doe het wel even.’  

‘Moeder, wat hebt u weer zitten te klungelen met die tablet, geef maar hier.’ 

Het lijkt de omgekeerde wereld. Het zijn niet meer de ouders die hun kinderen dingen leren, zoals in de tijd van Spreuken, zoals 100 jaar geleden en misschien ook nog wel 50 jaar geleden. Het zijn nu de kinderen die hun ouders van alles en nog wat bijbrengen of in elk geval die dat proberen. En soms, dan staan ze er een beetje machteloos bij, ‘die ouders, dat wordt toch nooit wat.’  

En toch, tóen, maar ook in déze wereld en in ónze tijd, nog altijd dat vijfde woord van de HEERE: ‘eer je vader en je moeder!’  

Ik wil u en ik wil jou het Woord van de HEERE laten horen onder het thema  

God beveelt: eer wie Ik, de HEERE, gezag over je geef! 

Vanmiddag, broeders en zusters, zoom ik in op kinderen en ouders. Ik ga voorbij aan al die andere mensen die ook zeggenschap van God gekregen hebben. Ik ga het vanmiddag níet hebben over de plek van ouderlingen in de gemeente, parttime ouderlingen, fulltime ouderlingen, en die dan ook zeggenschap hebben over gemeenteleden, op een bepaalde manier. Ik ga het níet hebben over overheidspersonen, die van God ook gezag gekregen hebben, waarbij wij tegenwoordig van alles en nog wat over hen kunnen denken, en bij wie je dan hoort dat het ze rechtstreeks wordt aangezegd: “Wat hebt u er een chaos van gemaakt”. Ja, maar je blijft wel onderdaan onder die overheidspersonen. Ik ga het ook niet hebben over meesters en juffen, over bazen en bazinnen op het werk. Maar alleen over kinderen en vaders en moeders. 

En dan begin ik weer met, en u zult het langzamerhand wel weten: ‘vergeet nooit de inleiding op de 10 Woorden!’ De HEERE heeft Zijn volk bevrijd en de HEERE Die zijn volk bevrijd heeft, wil samen-op, verder met Zijn volk. Maar op Zijn manier, naar Zijn woorden. Hij heeft het goed gemaakt met Zijn volk, dat bestaat uit grote mensen, kleine kinderen en Hij wil het goed laten blijven. Onderweg naar Zijn rijk. Daarom Tien Woorden, en ook dit Vijfde Gebod. Híj beveelt. En ik zeg ook nog maar een keer dat andere: ‘elk gebod is een gebod dat ieder persoonlijk aanspreekt, tweede persoon enkelvoud, jij, u moet hiernaar doen.’ De HEERE spreekt in die Tien Woorden Zijn góede Woord, want de HEERE is de goede God van vaders en moeders en van kinderen. 

Zijn goede Woord! Of …, ben je hier gekomen en had je vlak, voordat je van huis ging, nog even ruzie met vader of moeder en denk je, terwijl je hier zit van: ‘ja, het zal allemaal wel waar zijn, maar als de dominee zegt ‘het góede Woord’, nou, ik heb er niet zoveel belang bij om mijn vader en moeder op dit moment te eren, want brrr, mijn vader, en brrr, mijn moeder.’ Dat zou zomaar kunnen.  

Maar God zelf zegt: het is Mijn goede Woord voor jou en u! 

Indertijd bij de Sinaï stonden ze daar allemaal, oude mensen, volwassenen, jongeren, kinderen, en baby’s werden gedragen. Allereerst sprak God, de HEERE, de volwassenen aan. ‘Ik ben je God, Ik heb je bevrijd om Mij te dienen en dat mag je nu gaan doen. Je mag aan Mij zijn toegewijd en als je leeft met Mij, dan ben je mens zoals Ik de mensen bedoel.’ 

Ik wil: ‘eer je vader en je moeder.’ En dat heeft dus niet alleen maar te maken met kinderen, want veel van die vaders en moeders van kinderen, die daar bij de Sinaï staan en die nu in de gemeente zitten, die hebben zelf ook nog een vader en een moeder. Dat is dan voor de kinderen een opa en een oma.  

En wat nog veel meer aan de orde was in die tijd, men leefde echt samen-op, als een grotere familie-eenheid. Je kunt dat een ‘clan’ noemen. Er zijn nog wel andere speciale woorden voor. Denk maar even terug aan zoals dat hier een poos geleden ook was, boerderijtje, vader, moeder, kinderen en ook nog een klein kamertje. Dat was voor opa en oma, maar die zaten niet zo vaak in dat kleine kamertje. Die waren veel vaker aanwezig bij dat gezin en op bepaalde punten was het ook nog steeds zo dat opa of oma alles te vertellen had. Zelf soms de portemonnee beheerde.  

Zo’n héle familie krijgt dat vijfde woord te horen. En het betekent dus, dat niet alleen maar ouders door kinderen, maar dat ook grootouders door hun kinderen, die dan al lang volwassen zijn, geëerd moeten worden, met respect behandeld. Ze moeten worden ge-hoogacht / hoog geacht, want ze zijn en ze blijven je ouders. 

En als er één ding in de Bijbel duidelijk is, dan is het dit. Oud en grijs of wit, dat is niet: die hebben afgedaan, kunnen toch niet (meer) meekomen. Maar in de bijbel is juist oud en grijs: levenservaring! En wat nog belangrijker is: verbondservaring! Zulke oudere mensen die weten het en die kunnen het zeggen en die kunnen het laten merken aan die familie om hen heen. ‘Wij weten Wie de HEERE is, en hoe Hij is, en hoe Hij met je omgaat en wat Hij allemaal gedaan heeft. Wij waren erbij door de Rode Zee heen. En later, wij waren erbij door de Jordaan heen.’ En dan kunnen ze dat vertellen. ‘Wij waren erbij in die woestijn.’  

Twee van de twaalf, Kaleb en Jozua, die mochten verdergaan. En tien, zij stierven. En zo waren ouders met hun kinderen, eventueel grootouders ook met hun kinderen bezig, om die ervaringen in het verbond met de HEERE, door te geven. Dat is ook Psalm 78 straks, na de bediening van het Woord. 

Daar gaat het altijd weer om. Ik zeg dat met nadruk tegen de mensen die nú nog jongere kinderen hebben. Want in onze tijd, mijn generatie, die heeft op een bepaalde manier te makkelijk geleefd. Voor ons was alles vanzelfsprekend en we hebben te weinig erover doorgepraat met onze kinderen. Tuurlijk zijn er wel ouders geweest die dat perfect deden. Maar ik ken ook een heleboel mensen die nu moeten bekennen, het was allemaal te gewoon, wij waren gelovig, we waren gereformeerd en we volgden het paadje en het ging allemaal vanzelf en we gingen naar de gereformeerde basisschool, we gingen naar de gereformeerde middelbare school en … Maar te veel vanzelfsprekend en te weinig aan de kinderen duidelijk gemaakt. Ja, het gaat om je hart! De HEERE vraagt je hart, de HEERE vraagt je leven. Zoek Hem, wees met Hem bezig, zie Zijn beloften, hoe groots die zijn. Gelóóf! En al dat soort zaken.  

‘Eer je vader en je moeder!’ Ook, ook als ze zwak geworden zijn, of gebrekkig, dan nog, met eerbied en respect en hoogachting. Want God geeft dit gebod. En hoezeer onze samenleving ook anders is als die samenleving in Israël toen. Waarin toen inderdaad grootvader en grootmoeder heel veel te zeggen hadden in die familiekring. Nog altijd zegt God: ‘eer hen!’  

Israël toen, maar in het Nieuwe Testament waarin inderdaad de situatie al een beetje veranderde, niet meer puur die familieclan. Toen was het ook al zo dat kinderen wat uit waaierden zo hier en daar. In Efeze krijgen kinderen dezelfde opdracht. En al zal het waar zijn, dat je misschien je opa en je oma maar twee keer in het jaar ziet (hoewel, dat is in deze streek van het land vaak nog wel wat anders, valt nogal eens wat mee), maar  de mensen van de bloedbank, die zie ik vaker, dan onze kinderen. Want bij de bloedbank kom ik een keer in de drie week, bij de meeste van onze kinderen kom ik misschien een paar keer in het jaar en omgekeerd is dat net zo. De omstandigheden kunnen heel anders zijn. Misschien ben je door de week wel uit huis, want dat geldt dan onze wat oudere kinderen, maar nog: ‘éér je vader en je moeder!’  En je mag ook wel een keer zeggen: ‘eer je moeder en je vader!’ Zoekt u maar op, Leviticus 19:3.  

Daar staat u misschien van te kijken als u dat leest. ‘Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder(!) en zijn vader, en mijn sabbatten in acht nemen.’ Moeder eerst, dat is heel bijzonder, maar dat is ook op een bepaalde manier, ik weet niet of het woord ‘logisch’ er helemaal bij past. Maar het klopt precies, want juist kleine kinderen hebben verreweg het meeste met móeder te maken. En het begint dus al bij heel klein, dat ze te horen krijgen: ‘eer móeder. En vader!’ 

‘Eren’. Dat woordje ‘eren’, dat moet je dan wel verder invullen. Dat is dan onder andere dat je hen hoog hebt, dat je hen waardeert, hen respecteert. Niet alleen en soms niet eens om wat ze doen, maar om wie ze zijn. ‘Wie zijn vader en moeder?’ Dat zijn mensen die de HEERE aan jou gegeven heeft. Als een geweldig cadeau.  

Wij mensen, wij staan of wij stonden -als de HEERE het ons gegeven heeft-, wij stonden boven een wieg en wij zeiden: ‘wat een geweldig cadeau van de HEERE, een kind van Hem.’ En je werd er emotioneel van, het raakte je aan alle kanten. Dat is een hele goede zaak om dat te zien: wat een Gods geschenk! ‘Dorothea’ bijvoorbeeld, ‘Gods geschenk.’ ‘Deodatus’, die namen geven we natuurlijk niet meer, maar één van mijn vrienden heette Deodatus, ‘door God gegeven.’ Maar ouders moeten daarbij nóóit vergeten: de HEERE blíjft de Eigenaar van die kinderen. Ouders hebben hun kinderen alleen maar te leen. Ouders hebben die kinderen om ze te laten merken wat het is om bij de HEERE te mogen horen, om bij de HEERE te gaan passen.  

En kinderen, ik weet niet hoe oud de jongste hier in de kerk is op dit moment. Maar zeg maar kinderen van een jaar of 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 tot en met kinderen van 60, 70 jaar. Als je nou straks thuiskomt of bij je ouders komt later in deze week. Zeg dan ook maar eens: ‘vader, moeder, wat bent u een geweldig kado dat de HEERE aan mij geeft. Wat heerlijk dat Hij u gebruiken wil, zodat ik ook U leer kennen en dienen.’ 

Ja, ik weet ook wel dat er vaders en moeders zijn die je moet rekenen tot de misdadigers. Mensen die verschrikkelijke dingen doen. Dingen waarbij je de politie moet inschakelen, waarbij je de rechter mag vragen om straf. En als zulke mensen geen schuld belijden en vergeving vragen en niet veranderen, dan zal God hen ook straffen.  

Maar Gods goede bedoeling is (net als wij mogen zeggen: ‘ónze God’, Hij: een geschenk voor ons), Gods goede bedoeling is, dat ook onze vader en onze moeder een geschenk voor ons zijn. 

Kijk, zo kijken kinderen daar natuurlijk niet altijd tegenaan, want je vader en je moeder – aar ben je wel eens boos op en daar doe je wel eens lelijk tegen. Daar moet je wel eens helemaal niks van hebben, misschien loop je wel eens de deur uit. Gelukkig is dat soms niet verder dan tot eind van de stoep. Maar hoe vaak botst het niet.  

En toch, de HEERE zegt: ‘eer je vader en je moeder!’ 

Dat betekent ook voor vader en moeder een grote verantwoordelijkheid. Want vaders en moeders en opa’s en oma’s en binnen een gemeente geldt dat dus ook echt iedere oudere, want binnen een gemeente trek je samen op als het goed is, dus zelfs ook oudere mensen, als de HEERE geen huwelijk gegeven heeft. Als de HEERE geen kinderen gegeven heeft, dan nog mag je op dit punt, heb je op dit punt helemaal mee te draaien en wat is het bijvoorbeeld ontzettend belangrijk dat oudere mensen blijven bidden voor de jongeren in de gemeente. Voor de kinderen. Om inderdaad samen-op, verder naar de HEERE te kunnen gaan.  

In Deuteronomium 6 komt dat nadrukkelijk aan de orde. Een heel leven, van loven en eren. De HEERE dienen, niet alleen als aan tafel de Bijbel opengaat, maar het over de HEERE hebben (ik denk nog aan ouders), als je in de auto zit met één van de kinderen, dat je dan eens op een ongedwongen manier hier of daar over, maar vóóral over dat wonder van het verbond met de HEERE praat. Of als je er een geschikt moment voor ziet, en je bent samen aan de wandel, dat we daar niet over zwijgen als ouders.  

Nog een keer, mijn generatie kon daar wel eens te lang over gezwegen hebben. Laat dat de jongere generatie niet overkomen. En dan moet je daar wel bij bedenken, vaders en moeders, het gaat voor de kinderen niet om happiness, dat uw kinderen maar happy-clappy zijn, en ooh, ze zijn zo blij en het is allemaal zo mooi, en onze kinderen moeten het goed hebben, en fijn. Wij kunnen echte ‘curling ouders’ zijn. Ik weet niet of u dat woord kent, ‘curling’. Dat is die sport waar mensen met die vegertjes over dat ijs gaan en dan komt er zo’n steen aan en voor die steen aan vegen ze – alles moet superglad gaan. Curling-ouders zijn die vaders en moeders die alle problemen voor de kinderen wegvegen, aan de kant doen. Bijvoorbeeld: het miezert een beetje. ‘Nou, ik zal je echt wel met de auto naar school brengen schat, ja het zou ook te erg zijn als je regen op je hoofd krijgt’,  en dat soort dingen.  

Nee, het gaat niet om ‘happiness’, maar het gaat om ‘holiness’, en ‘holiness’ dat is ‘heiligheid’. Het gaat erom, dat die kinderen voor onze God, die trouwe God, gaan leven. Dat is de opdracht voor vaders en moeders.  

Het is ook een enorme opdracht voor de kinderen. Dat eren en dat respect hebben. Want het kan gaan om een vader en een moeder, of een opa en oma die echt nooit verstand krijgen van die computer, die misschien echt niet zo goed kunnen leren, als jij dat kunt. En dat je ze wél echt belangrijk vindt. Omdat, zegt de catechismus, omdat God jou, met gebruikmaking van hen, wil regeren. 

En, kinderen, het maakt niet uit welke leeftijd dat is. Dat eren laat je merken, door te luisteren. Efeze 6, door gehoorzaam te zijn in de Heere. Dat betekent, omdat je als je er over doordenkt, ook begrijpt: ‘ja, ik ben zelf het eigendom van de Heere Jezus Christus!’ En als Zijn eigendom, geeft Hij dat bevel aan jou. Hij heeft het over je te zeggen. Hij heeft je, -Golgotha-, volmaakt liefgehad en hij eist van jou, volmaakte toewijding. 

‘t Zijn hele grote woorden. De Heere God eíst van jou, 3 jaar, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 jaar en verder. Hoe oud je ook bent, HIJ eist van jou volmaakte toewijding.  

Maar als je nou thuis bent, en je sputtert eerst tegen, je geeft dan daarna nog een grote mond, ‘nee, ik heb geen zin om de kamer op te ruimen’, dan is dat ongehoorzaam zijn. En als je later met een sacherijnig hoofd, dan het toch nog doet, want je moeder die zei het, dan is ook dat géén eren.  

Het gaat de Heere Jezus, het gaat God, om: ‘wat is er in je hart?’ Eerst hoe je verhouding met de HEERE is, daar hangt alles van af, ‘in de Heere’. En als je dat beseft hoe bijzonder en hoe groots dat is: ‘bij de Heere mogen horen, Zijn eigendom zijn’, van daaruit je omgang met je ouders.  

Eer, liefde, niet alleen het gevoel, maar dáden van liefde en trouw bewijzen. En dan is het Spreukenboek één brok onderwijs, spreuk na spreuk, om de weg van de HEERE te gaan. En dat Spreukenboek is allereerst gericht op de jongeren. Jongens, jonge mannen, maar net zo goed meisjes, jonge vrouwen. Zélf die weg van de HEERE gaan, die als het goed is, je vader en je moeder je hebben voorgedaan. Leven in verbinding met de HEERE, dag en door.  

Dat meisje van net, dat zo sacherijnig was vanwege dat opruimen van die kamer, die mag best een keer van haar moeder horen: ‘ja, dat was bij mij vroeger niet anders, ik heb ook wel lopen te mopperen, maar mijn moeder leerde mij toen (die moeder is nu de oma), mijn moeder leerde mij toen: ‘je moet hier wel om vergeving vragen, want dit deugde niet met wat de HEERE van je wilde’.  

Kijk, dat is ook zo’n belangrijk punt. ‘Gehoorzamen!’ kun je zeggen tegen je kinderen. ‘Jij moet aan mij gehoorzaam zijn, ik ben je moeder, ik ben je vader’. Dat is 100% waar. Maar als er niet meer gezegd wordt, is het 100% onwaar. Want er moet bij gezegd worden: ‘gehoorzamen, vanwege de HEERE en het gaat om het leven in verbinding met HEM, het gaat om vertrouwen op HEM’.  

Hem kennen, inzicht hebben in Zijn Woord, weten hoe Hij doet, dat Spreukenboek gebruikt er allerlei termen voor, bijvoorbeeld ‘wijs zijn’. Maar hoe kan een kind nou wijs zijn?  ‘Wijs zijn’ betekent in Spreuken: gewoon luisteren naar de HEERE.  

‘Dwaas’, dat is niet: ‘dom’ in het Spreukenboek en in de Psalmen. Maar ‘dwaas’, dat is, niet naar de HEERE luisteren. En dan kun je nog zo knap zijn, dan kun je op de universiteit zitten. Of je kunt hoogleraar zijn aan de universiteit, maar je bent ‘dwaas’, als je niet naar de HEERE luistert. 

De Spreuken leggen ook heel veel nadruk op het punt van: ‘laat je niet verleiden’. Onze kinderen leven in een tijd waarin, ach nee, WIJ leven in een tijd, niet alleen onze kinderen. Wij leven in een tijd waarin van alle kanten verleidingen op ons afkomen. Wat is het dan belangrijk om niet mee te gaan met de massa. Niet maar meedoen, ‘want meedoen is stoer’. Maar om dan juist te zeggen: ‘nee, hier stop ik, dit past mij niet, want dit spoort niet met de wil van de HEERE’.  

Geen spotter zijn, daar hebben de Spreuken het ook vaak over. Niet iemand zijn die niet te corrigeren is. Wat moeten wij allemaal, kinderen én ouders, vaak gecorrigeerd worden! 

Waarvoor lezen wij dag in dag uit Gods Woord? Dat Woord gaat toch elke dag bij ons nog, zo vaak als maar mogelijk is, open? Waar is dat goed voor? Omdat wij willen horen wie de HEERE is en wat Hij zegt en wat Hij wil, en wat Hij bedoelt en hoe Hij met Zijn beloften er is.  

Spreuken is een heel reëel boek. Het lastige met Spreuken is dat je eigenlijk maar één spreuk per dag moet lezen. Ik heb ooit een moeder gekend, die had een soort schoolbord in de keuken hangen, zo’n bord waar je met een dikke stift op kon schrijven en die schreef daar ’s morgens, voordat de kinderen op waren, één spreuk op. De spreuk, die aan de beurt was uit het Spreukenboek. En elke keer die dag dat de kinderen in de keuken kwamen, dan zagen ze weer even. ‘Ooh, dat is de spreuk van deze dag’. En als het te pas kwam, dan ging die moeder er ook even op in en zo werden die spreuken die kinderen eigen.  

Want anders lezen wij de Spreuken, nou we lezen nu hoofdstuk 28 of hoofdstuk 3 en dan gaat het pprrrrtttt, en dan heb je een 20-30 spreuken en als je bij de derde bent, ben je de eerste alweer vergeten. 

Maar bij die Spreuken is het de bedoeling: ‘maak ze je eigen’. Sommige zou je kunnen leren zelfs, uit je hoofd. Want, kinderen hebben gelovige ouders, maar dat zijn wel ook zondige ouders! En die kinderen zelf zijn ook zo zondig als de pieten. Van top tot teen. Geen enkel kind en geen enkele ouder en geen enkel gemeentelid, leeft vanzelf met de HEERE. Het moet allemaal gezegd en herhaald en nog eens herhaald en vooral voorgeleefd worden.  

Vooral thuis, maar daarnaast ook in de gemeente. Wat kunt u hier veel voor elkaar betekenen, om, als u straks koffie zit te drinken of thee, om dan nog even terug te komen op het dienen van de HEERE aan de hand van die Spreuken. Op de wonderen van God en hoe Hij trouw wil geven. Trouw naar het voorbeeld van de Heere Jezus. Zo’n wonderlijk zinnetje in Lucas 2:51, ‘onderdanig was Hij’. De Heere Jezus, aan Zijn vader en moeder ONDERDANIG.  

Dit is het Vijfde Woord, het vijfde gebod, dus, denk weer aan vraag en antwoord 114 en 115. Bid dus elke dag, om de genade van God dankzij Christus, onze Heere, als het misschien weer eens fout en mis was. En bid om de kracht van de Heilige Geest om door te kunnen gaan, om moed te kunnen houden. Want het gaat bij ons zo vaak mis. Ook bij liefhebbende vaders, bij liefhebbende moeders, bij liefhebbende kinderen, bij liefhebbende gemeenteleden. Het gaat nog zo vaak mis, maar, de Heere, Jezus Christus! Hij was volmaakt gehoorzaam, ook ten aanzien van deze dingen, in onze plaats. 

AMEN