Preek 2 Samuël 6:1-11 – Ark – deel 6
Door Ds. MA Sneep, gehouden te Bedum, 13.10.2019
Liturgie
- Lezen
- 1 Kronieken 13
- Tekst
- 2 Samuël 6:1-11
- Psalm 24:2, 3, 4
- Psalm 50:10, 11
- Psalm 25:2
- Psalm 132:2, 3, 4
- Psalm 43:3, 4
- Psalm 25:5, 6
Preek
Thema: Blijdschap en rouw bij de terugkomst van de ark, deel 2
- Davids blijde verlangen
- Gods toorn over Uzza
Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,
1. Davids blijde verlangen
Na die ingrijpende gebeurtenis uit 1 Samuël 6, waar 70 mannen, dood neervielen, als oordeel van God over hun onheilige omgang met de ark, staat de ark nu alweer een hele tijd in Kirjath- Jearim. Er is in de tussentijd al heel veel gebeurd in de geschiedenis van het volk Israël.
Maar één ding is niet veranderd. De ark staat al 80 jaar op z’n plek. 80 jaar lang komt de ark dus niet uit het huis van Abinadab. David heeft inmiddels de troon beklommen. De troon in Jeruzalem wel te verstaan, hij was al eerder tot koning gezalfd in Hebron, maar nu dus ook over Jeruzalem.
En David besluit als één van de eerste dingen, aan het begin van zijn koningschap, om nu de ark van God terug te brengen naar Jeruzalem. En wij hebben zojuist ook gelezen waar David dat doet. David wil de ark terug naar Jeruzalem halen om de naam van de HEERE weer aan te roepen. De naam van de HEERE van de legermachten die daarop troont tussen de Cherubs.
De ark de woonplaats van de HEERE. De ark als teken van Gods aanwezigheid onder Zijn volk. Onder hen wilde Hij wonen in Zijn majesteit, in Zijn genade, in Zijn trouw.
En David wil nu aan het begin van zijn koningschap, dat niet hij al de eer ontvangt, maar dat de Koning van de Koningen, dat de HEERE God, alle eer ontvangt. Want het is de HEERE God die de Koning is. De echte Koning van het volk aan wie David zijn koningsmacht ontleend. En David wil dan ook de HEERE de lof toebrengen. De HEERE moet weer het centrum zijn.
Het centrum, letterlijk ook Jeruzalem als centrum, maar ook het centrum van heel de godsdienst. De ark moest in het midden staan. Het moest gaan in de dienst om de HEERE God en om Zijn Woord, om Zijn heiligheid, om Zijn heerlijkheid, en om Zijn genade.
Er moesten weer offers gebracht worden en het bloed moest ook weer gaan vloeien. Het bloed van dieren dat sprak van verzoening, zodat er weer omgang mogelijk was tussen de HEERE en Zijn volk.
Naar dit alles ging Davids verlangen uit. Om heel dicht bíj HEERE te zijn. Om Hem te kennen. David beseft dat zijn koningschap niets zou voorstellen als de HEERE niet in het centrum stond. David die dit verlangen ook onder woorden heeft gebracht in Psalm 132: ‘Ik vind geen rust voordat ik voor de HEERE een plaats heb gevonden, een woning voor de Machtige Jacobs’.
Dat is dus het diepe verlangen van David. Dat de HEERE weer in hun midden is. Dat de HEERE zelf Koning is. Toch is ook David in zijn verlangen niet zonder zonde. Dat zullen we ook zo meteen wel zien. Maar toch, zijn hart was vol van de HEERE. Hij had liefde tot de HEERE God. Hij wilde Hem dienen. Zijn hart ging, -in tegenstelling tot dat van koning Saul- wel uit naar God. De HEERE Die hem Zelf geroepen had als ambtsdrager, als koning. Kijk en dan gaat David zijn volk ook voorop in het dienen van de HEERE.
David laat in het terugbrengen van de ark zien dat het dienen van God niet maar een privézaakje is voor hemzelf. Daar kunnen ook wij van leren gemeente. Het dienen van de HEERE is niet alleen maar voor in uw huis met de voordeur dicht of alleen voor mensen met wie u beetje gelijkgezind bent. Nee, David deelt Zijn blijdschap met heel het volk. Met iedereen, jong en oud, 30.000 man brengt hij op de been. De mensen moeten overal vandaan komen. Samen gaan ze de ark naar Jeruzalem brengen.
De genade van God, Zijn heerlijkheid en Zijn gunst. David houdt het niet voor zichzelf. David wil het delen met al Gods kinderen. Deze God gemeente, heeft namelijk niet alleen betekenis voor David, heeft ook niet alleen maar betekenis voor u persoonlijk. Maar die heeft betekenis voor heel Gods volk. Voor jong en oud, ook vandaag.
U, wij zijn een verbondsgemeente, En daar hoort iedereen bij. Niemand wordt ervan uitgesloten. De HEERE, die heeft namelijk recht op eenieder van u. Hij heeft recht op uw leven, Hij heeft recht op jouw leven. Hij heeft namelijk tegen een ieder van ons gezegd: “Ik zet je apart. Je hoort bij een heilig volk, en Ik zet je apart, om Mij te dienen in dit leven.” “Je bent van Mij, en je bent Mijn kind en nu moet je Mij ook dienen in mijn leven. Ik ben met je begonnen. Denkt u maar aan uw doop. Waarbij de HEERE heeft gezegd: Ik wil het centrum zijn van je leven.”
Gemeente, nu wil de HEERE dat Hij ook daadwerkelijk het centrum is in uw leven. Dan vraagt Hij van ouders en van grootouders, en hij vraagt van u als gemeenteleden om, om onze kinderen heen te staan en om ze te laten zien hoe heerlijk het leven met God is. Dat het leven met HEERE niet alleen maar het volgen is van de regeltjes, en dat je dit moet en dat je dat moet. Maar dat het leven met de HEERE een liefdesdienst is. Dat je hart vol is van liefde voor de HEERE. Dat God dienen je vreugde en blijdschap geeft.
Gemeente, broeders en zusters, mag ik u zo eens vragen: welke plaats heeft de HEERE in uw leven? Welke plek krijgt de HEERE in het leven van elke dag? Staat de HEERE inderdaad in dat centrum van uw leven? Of moet u zeggen: ‘Als ik mijn leven overzie, dan staat Hij toch wel vaak wat aan de rand van mijn leven. Dan staat Hij er wat bij. Ik ben vol met dit en dat en ik heb het zo druk, dat daar voor God vaak zo beperkte tijd en plaats is.
Jonge mensen, wat kan je het ook vaak druk hebben. Ouderen trouwens ook. Wat kan je het druk hebben, met school, met toetsen, met je werk, het kan je opslokken. Zelfs je gezin kan je opslokken, dat je helemaal gefocust bent op je gezin, op je kinderen, op je kleinkinderen en zo vliegen de dagen voorbij. Zo vliegen de weken voorbij en je leeft maar door, en je leeft maar door. En de HEERE dan? Dat je aan het eind van de week als het weer richting de zondag gaat, dat je zegt: “Ja, wat is de week toch weer snel gegaan. Maar wat heeft de HEERE nu echt voor plek in mijn drukke week gehad.”
Stond Hij inderdaad in het centrum? Gemeente, hoe is het met de Bijbelstudie? Hoe is het op de verenigingen? Is daar altijd goede voorbereiding? Of moet u zeggen: “Het schiet er al weer zo snel bij in.” Jongelui, hoe is het met jullie persoonlijke bijbel lezen? Doe je het trouw, elke dag? Hoe is het met het gebed? Bloeit het gebedsleven? Of hebben we ook daar geen tijd meer voor of weinig?
Als wij in ons drukke leven maar heel beperkte tijd voor de HEERE hebben. Dan herkent u vanochtend/vanmiddag dat verlangen van David waarschijnlijk ook niet. Het verlangen om naar de HEERE te gaan. Het verlangen dat de ark weer in het centrum staat van het leven. Laten we onszelf daar maar op beproeven vandaag. Of het verlangen van David ook ons verlangen is. Het verlangen om dichtbij de HEERE te leven.
Dat de liefde van Christus je hart vult waardoor je er steeds meer naar verlangt dat Híj centraal staat, en Zijn dienst. En dat Zijn werk, en dat de Heere Jezus Christus uw leven vult. Dat Hij je kracht is, in de strijd tegen de zonden, tegen de duivel, tegen heel zijn rijk. Dat Hij uw blijdschap is, dat Hij uw vrede is. Dat het leven tot eer van de HEERE, dat dat dan uw levensdoel is. En dat daarom de HEERE en Zijn dienst uw dagelijkse keuzes bepalen. In uw werk, in je studie, in uw gezin, overal. En dat Koning Christus door Zijn Geest, uw wil, uw verstand, uw gevoel, uw keuzes, uw verlangens, vernieuwd. Dat het dienen van de HEERE, dat dat je grootste blijdschap is, wat niemand je kan afpakken, ook al kan het soms ook aangevochten worden. Ook als het moeilijk is. Als je strijd ervaart.
Ja, de blijdschap vervulde ook het volk en ze gaan in een blijde optocht de ark halen. Dat verlangen van David was oprecht. En hij neemt het volk daarin mee, en het volk, jongens en meisjes, jullie hebben het allemaal kunnen lezen. Het volk dat viert feest, ze hebben niet alleen een orgel. Die hadden ze toen ook nog niet, maar ze hadden wel allerlei andere muziekinstrumenten waarmee ze optrokken. Harpen, luiten, tamboerijnen, rinkelbellen, simbalen. Het was één grote feestvierende menigte.
2. Gods toorn over Uzza
En zo lopen ze, met heel de mensenmassa, feestvierend naar het huis van Abinadab. De heuvel op. Want zijn huis lag op een heuvel. En ze halen de ark uit het huis van Abinadab en lopen met z’n allen weer de heuvel af. En wij zien deze feestvierende menigte in gedachten lopen. Ahio voorop, en Uzza loopt naast de ark, want het zal toch gebeuren dat de ark plotseling omvalt, of dat er wat mee gebeurt. En zo lopen ze de heuvel af.
En wat gebeurt er? Plotseling begint de ark wat te slingeren, want de beesten die de ark voortrekken struikelen. En de ark dreigt om te vallen! En wat doet Uzza, hij… … hij grijpt de ark vast. Want de ark, die mag niet op de grond vallen! Dat is de heilige ark van God. En hij houdt hem tegen, en Uzza valt dood neer.
Plotsklaps.
Het feestje is over.
In onze tijd zouden we 112 gebeld hebben.
En de mensen zijn stil.
Afgelopen.
En David weet direct; dit is niet zomaar. Dit komt van de HEERE God. En David ontsteekt in woede. Hij is zó boos gemeente. Hij is vooral boos op de HEERE zelf. Dat de HEERE een scheur gescheurd heeft in Uzza. Zo staat het er letterlijk: De HEERE scheurde een scheur in Uzza. David vers 8 ontstak in woede, omdat de HEERE Uzza een zware slag had toegebracht.
En gemeente het is toch ook wel ergens te begrijpen dat David zo boos is, want moest dat nou zo? Kon de HEERE dat nou niet anders doen? Was het nou zo erg wat Uzza deed? Uzza die had toch goede bedoelingen met de ark!?
Stel je nu voor dat de ark inderdaad op de grond was gevallen. De gouden kist waar de HEERE toch boven wilde wonen! Dit was toch een goede daad van Uzza? Wat had hij dan moeten doen? Had hij de ark niet aan moeten raken?
Is God nu zo?
Gemeente, dienen wij deze God, die zo plotsklaps Uzza dood? Kon het niet anders?
God oordeelt wel anders. God oordeelt anders gemeente. Ook al was het misschien goed bedoelt van Uzza.
God oordeelt anders. Waarom?
Omdat de HEERE God, gediend wil worden volgens Zíjn normen en volgens Zíjn wetten, volgens Zíjn instellingen. Dat hebben we vorige week ook gezien in 1 Samuël 6. Toen gebeurde iets vergelijkbaars.
Waarom straft God Uzza dan? Dan zegt de Bijbel, in vers 7: vanwege zijn onbedachtzaamheid. Vanwege zijn oneerbiedigheid. Uzza die bekommert zich niet zo om de heiligheid van de HEERE God. Uzza had een gebrek aan respect. Een gebrek aan eerbied voor Gods majesteit, voor Zijn luister, voor Zijn heiligheid.
De HEERE God die troonde boven de ark. En had Hij niet uitdrukkelijk geboden en bepaalt hoe er met Zijn woonplaats omgegaan moest worden. Wij hebben dat vorige keer ook al gezien vanuit Numeri 4. God had verboden dat de mensen in de ark keken. Maar dat was niet het enige dat God verboden had. De HEERE had ook geboden, hoe de ark vervoerd moest worden. Uzza en David, ze hadden de ark nooit op een kar mogen vervoeren.
Misschien wisten ze dat de Filistijnen dit ook gedaan hadden. En dachten ze het ook zo te doen. Maar zo mocht het niet. De HEERE God had gezegd: Als u de ark vervoerd, dan moeten de levieten dat doen en zij moeten daar de draagbomen voor gebruiken.
Zelfs de Levieten mochten de ark niet aanraken. En de HEERE had er toen uitdrukkelijk bij gezegd: Wie de ark aanraakt, de heilige ark, zal sterven.
Het komt nauw gemeente in de omgang met de ark. Waarom? Omdat de ark, Gods aanwezigheid vertegenwoordigde. Uzza, David en ook het volk, zij overschrijden opnieuw de door God gestelde grens. Ze gaan de grens van Gods heiligheid over. En dan komt ook de toorn van God. Omdat Hij heeft bepaald hoe er met Hem omgegaan moet worden.
Gemeente, zou het vandaag anders zijn? Nee toch, onze God is toch niet anders? Zou de HEERE God in ons leven ook niet zien, hoe u, en jij, met Hem omgaat. Met Zijn Woord. Is daar eerbied in de gezinnen? Als er gelezen wordt met elkaar uit de Bijbel? Heilige eerbied, omdat de Heilige God spreekt door Zijn woord. Is er eerbied bij u als u hier zit in de kerk? In het besef van de heiligheid, omdat het God is die tot u spreekt, door Zijn Woord. Als de Heere Jezus Christus in al Zijn heerlijkheid, in al Zijn heiligheid., tot u komt, ook vandaag in de prediking. Hoe heeft u Hem ontvangen gemeente?
In al Zijn genade.
Hoe gaat u met Hem om? Ja, zegt iemand: ‘is er nog wel met de HEERE om te gaan?’. Is het eigenlijk wel veilig. Dat je misschien wel angst krijgt voor God. Deze heilige God moet ik daar niet bang voor zijn?
David wordt er toch ook bang voor. David wordt bevreesd voor de HEERE.
En toch gemeente, wij hoeven niet bang te zijn. Want de HEERE komt tot ons met Zijn b beloften en met Zijn genade. En dáárom vertelt de HEERE ons ook hoe wij met Hem om moeten gaan. Leert Hij ons dat wij niet maar zelf kunnen uitmaken, hoe wij God dienen. Hoe ík het voel en of hoe ík dat ervaar, of wat ík vind. Nee, wat de HEERE vraagt, daar moeten we samen naar op zoek. Daar moeten we voor buigen.
Kijk, en dan is Uzza een voorbeeld. Een voorbeeld hoe het niet moet, voor David, voor ons. Maar de HEERE geeft ons nog een voorbeeld: Obed Edom.
Waar David de HEERE niet meer kan en wil ontvangen, vanwege zijn angst voor de HEERE. Daar staat het huis van Obed Edom wel open. En kennelijk is daar in het huis van Obed Edom wel de eerbied en het ontzag en het respect voor het Woord van God. Misschien heeft Obed Edom Numeri 4 er wel op nageslagen. Wie zal het zeggen.
In ieder geval was daar die heilige omgang met Hem. De liefde ook tot God. Hoe weet u dat? Omdat het huis van Obed Edom wordt gezegend. En de HEERE zegende het huis van Obed Edom. En later lezen wij in 1 Kronieken 15 en 16, dat Obed Edom en zijn gezin, de zegen van de HEERE op alle terreinen van het leven hebben ervaren.
De HEERE heeft Obed Edom en zijn nageslacht rijk gezegend. Ziet u gemeente, moeten wij angst hebben voor de HEERE? Is het dienen van God, is het een waagstuk? Nee, het is geen waagstuk, maar het is ook niet vrijblijvend. De HEERE laat ons ook vandaag weer zien hoe Heilig Hij is, dat wij Hem als de Heilige en als de Almachtige God dan ook níet naar eigen inzicht mogen dienen. En ook niet Gods Woord naar ons eigen hand mogen zetten, wanneer dat Woord ons even niet goed uitkomt. Als dat Woord schuurt in het leven. Als het niet past in onze cultuur.
Nee, we moeten God dienen, zoals Híj dat van ons vraagt en dan is Uzza ons als een waarschuwend voorbeeld. Voor de toorn van God, die komen gaat op de jongste dag als God zal oordelen de levenden en de doden. Uzza als een waarschuwend voorbeeld, maar de HEERE geeft ook Obed Edom als een voorbeeld. Als een heerlijk voorbeeld hoe goed het is om de HEERE te dienen. Want gemeente, het is zó goed. Het is zó heerlijk om met deze God te mogen leven.
Misschien dat iemand denkt, als ik nu mijn leven overzie, als ik kijk in mijn eigen leven, hoe ik tot nu toe ben geweest in de omgang met de HEERE. Dat ben ik tekortgeschoten Hoe zou ik ooít met de HEERE kunnen en mogen leven? Hoe zou ik nog met deze God, die zo Heilig is, om kunnen gaan?
Kijk dan eens naar voren, wat staat er op het podium? Een doopvont. Het is de Heilige God geweest die naar u toe kwam en heeft beloofd: “Ik wil als de Heilige God met u omgegaan in het verbond. Ik wil het, en ik kom naar je toe, met Mijn belofte. Ik kom naar je toe, met Mijn genade.”
Gemeente, zo begint de HEERE, Hij komt tot u, Hij komt vanochtend ook weer met Zijn belofte, met Zijn genade. Waarin Hij tot uw hart spreekt en zegt: Ik wil met u leven.
De ark weet u nog. De ark. Jongens en meisjes, welk deksel was bovenop de ark? Het verzoendeksel hè. Kijk, dat is het geheim, dat is het geheim ook van de doop. Het wijst naar Christus Jezus. Het water van de doop, het wijst naar Zijn bloed. Het verzoendeksel, het wijst naar het bloed van de Heere Jezus Christus.
En daar bij het verzoendeksel, daar wil de HEERE u ontmoeten. Hij wil u daar zó graag ontmoeten. Hij wil jou daar zó graag ontmoeten. NT: in het werk van Zijn Zoon. Bij zijn kruis. Bij Zijn open graf. Bij het werk van de Middelaar. Bij de Heere Jezus Christus is dan ook vergeving, ook voor de onheilige omgang die wij vaak hebben met God.
Gemeente, vraag er vergeving voor. Kniel neer bij Christus en strijd in de kracht van Hem. En in de strijd van het geloof mag u dan telkens weer opnieuw bij Hem komen en zoekt de HEERE God u Zelf telkens weer opnieuw op. Is het u alweer opgevallen? In de afgelopen weken ook in de prediking over de ark. Hoe vaak de Here Gód zijn volk weer opzoekt, in plaats van dat wij Hém opzoeken.
God zoekt Zijn volk telkens weer op. Hij heeft u vandaag als Zijn volk ook weer opgezocht in de prediking. In Zijn geliefde Zoon. Hij wil u dan ook in Zijn Zoon aanzien in gunst, in genade. De HEERE, Hij is zo Heilig. Hij is ook zó goed. Dwars door alle zondige ongehoorzaamheid van het volk heen, gaat de HEERE door met Zijn verlossingswerk.
Wat mooi hè? En de HEERE zegende Obed Edom en zijn huis. Niet vanwege Obed Edom, maar vanwege de ark, vanwege de Heere Jezus Christus.
AMEN