Preek Jeremia 3:16 (Ark – deel 8)

Preek Jeremia 3:16 – Ark – deel 8
Door Ds. MA Sneep, gehouden te Bedum,  10.11.2019

Liturgie

  • Lezen
    • Jeremia 3:6-18
    • Johannes 4:19-23
    • Openbaringen 21:9-27
  • Tekst
    • Jeremia 3:16
  • Psalm 122: 1, 2, 3
  • Psalm 51: 6, 7
  • Psalm 79: 1, 3, 5
  • Psalm 132: 9, 10
  • Gezang 21: 1, 2, 3

Preek

Thema: Een heerlijke belofte van de HEERE, dat de ark van de HEERE er nooit meer zal zijn  

Wij staan stil bij: 

1. Wat verdwijnt
2. Wat daarvoor in de plaats komt
 

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus, 

1. Wat verdwijnt 

Het gebeurde in 2019. Een plotselinge brand in de ‘Onze-Lieve-Vrouw geboortekerk’ in Hoogmade. Een brand ontstaan bij het afbranden van verf. Waarbij de kerk vlam heeft gevat en haar volledig verwoest heeft Waarbij zelfs de torenspits in één keer naar beneden stortte.  

Ingrijpend.  

Dat merkte je ook aan de reacties van mensen. Mensen die daar herinneringen hebben liggen in die kerk. De kerk, toch ook het gezicht van zo’n klein dorpje als Hoogmade. Mensen die vertrouwd ermee waren.  

Een dorp met die zo herkenbare torenspits. Als je aan komt rijden, dat je denkt, ‘ja ik ben weer bijna thuis’. Zo’n kostbaar bezit. En dan is het er niet meer. Dan is het niet meer zoals het was, zo’n dorp ook niet meer. U kunt zich er vast iets bij voorstellen.  

Vandaag gaat het ook over zo’n kostbaar bezit. Nog véél meer dan zo’n afgebrande kerk. Het gaat over de ark. Vandaag horen we dan Jeremia namens de HERE, de belofte verkondigden, dat het meest kostbare bezit van het volk, de ark, er nooit meer zal zijn.  

Gemeente, zullen de mensen die deze profetie van Jeremia gehoord hebben, zullen die niet op z’n minst hun wenkbrauwen gefronst hebben. Vanwege deze toch op het eerste gehoor opmerkelijke inhoud van deze belofte. De heilige ark, zal die er niet meer zijn? Is dat nou een belofte Jeremia?  

We lezen niet direct hoe het volk op die belofte gereageerd heeft, maar het is niet onwaarschijnlijk dat de mensen dit toch met enige verbijstering en ongeloof ontvangen hebben. ‘Hoe kom je erbij Jeremia?’ ‘Wij gaan misschien niet meer naar de kerk, maar de ark, die zullen wij echt niet vergeten hoor!’ Dat is ons kostbaar bezit. Dat is de heilige ark, die al eeuwen onder ons is. Die zal altijd wel in onze gedachten blijven.  

Gemeente, het is opmerkelijk deze belofte, maar er is nog meer dat opvalt, daar moeten we toch even bij stilstaan. In de context van deze profetie, dat is niet alleen de ínhoud van de belofte, maar ook het ádres van deze belofte. Want deze profetie van Jeremia wordt door hem uitgesproken in de dagen van koning Josia. En koning Josia, dat was niet de koning over het 10-stammenrijk, maar over het 2-stammenrijk Juda.  

Maar Jeremia profiteert, -zo hebben we gelezen- Jeremia profiteert hier tegenover Israël, het 10-stammenrijk. Hoe kan dat nu? Want in de tijd van koning Josia was het 10-stammenrijk al lang in ballingschap gevoerd. Dat deel van het volk was gevangen in Assyrië. Dat leefde niet meer in het beloofde land’. Nee, dat klopt, daarom is het ook zo opmerkelijk dat Jeremia zijn boodschap hier in eerste instantie spreekt tegenover Israël. En dat was trouwens niet iets positiefs voor Juda.  

Want Juda bracht het er niet veel beter vanaf. Integendeel, de goddeloosheid van Juda wordt door de Heere nog veel zwáárder aangerekend dan de afvalligheid en de zonde van het 10-stammenrijk. Want Juda heeft een voorbeeld gehad. Juda had het slechte voorbeeld gezien van het 10-stammenrijk.  

Ze hebben het gezien van hun ‘zus’ Israël zegt de HEERE. ‘Jullie hebben het toch gezien, maar jullie hebben je er helemaal niks van aangetrokken’. ‘Jullie hadden je moeten bekeren toen je zag hoe zij het deden, maar jullie hebben het niet gedaan’. Jullie zijn hun gewoon achternagegaan, met al die goddeloze praktijken, met al die zonde, met al die goddeloosheid. 

Ja zegt iemand vanochtend in de kerk, maar we hadden het toch over koning Josia? Er was onder hem toch reformatie? Ja, inderdaad, en dat zal zeker voor Josia, en zeker ook voor een aantal mensen onder het volk van Juda, ook een oprechte reformatie zijn geweest. Maar de HERE zegt hier, in Jeremia 3, voor het overgrote gedeelte van het volk was het schijn. Was het niet een zaak van het hart. Een schijnbekering. 

Dat is nou gemeente de context, te midden waarvan Jeremia zijn profetie mag doorgeven, namens de HERE. En dan klinkt hier een oproep tot het 10-stammenrijk, wat dus al in gevangenschap was. In Assyrië, klinkt die liefdevolle oproep, want dat is het. Een liefdevolle oproep tot bekering. ‘Keer terug afvallig Israël’, spreekt de HERE. Tot 2 keer toe, ‘keer nu terug afvallig Israël’.  

Erken uw ongerechtigheid. Erken dat u elke dag tegen de HERE in opstand komt. Erken dat u tegen de HERE hebt gezondigd. Erken nu eens dat je de schuld van jezelf elke dag grote maakt en belijdt het nu eens voor de Here God.  

Belijd dat je in opstand bent gekomen. Belijd dat je je in alle richtingen verspreid hebt op zoek naar vreemde goden, afgoden, die je kunt dienen. Onder elke groene boom die je kan vinden bouw je wel een altaar en offer je aan je eigen God. Belijd het nu eens. Belijd dat u niet naar Mij geluisterd heeft!  

‘Ik heb u getrouwd’, zegt de HERE, en dan zit in wat de HERE vervolgens zegt een mooie zinspeling. ‘IK ben uw Baäl’, zegt de HERE, niet al die andere Baäls. ‘IK ben uw Baäl’. ‘Ik ben uw Heer, Ik heb u getrouwd’. 

Uit de mond van Jeremia klinkt de oproep tot bekering en dan volgen daar heerlijke beloften op. 5 heerlijke beloften, die in de weg van de oprechte bekering, ook werkelijkheid zullen worden voor het bekeerde volk. Al zullen het er niet zoveel zijn, voor wie die belofte ook echt in vervulling zullen gaan. 1 uit de stad, 2 uit een geslacht zal de HERE tot Sion terugbrengen.  

5 heerlijke beloften.
Ik zal u terugbrengen naar Sion, dat is de eerste. Ik zal u herders geven naar Mijn hart, die zullen weiden met kennis en inzicht, dat is het tweede.   

Het zal gebeuren dat de ark van het verbond van de Heere niet meer zal zijn, dat is de derde. In die tijd zal Jeruzalem de troon genoemd worden en alle heidenvolken zullen er samenkomen, het pinksterlicht breekt door. En ze zullen het land weer in bezit nemen, ze zullen weer terugkomen in het beloofde land. 

En als laatste klinkt dat die opmerkelijke belofte waar wij vanochtend bij stil staan. Namelijk de belofte dat het meest kostbare bezit, de ark, er niet meer zal zijn. Nooit meer in hun gedachte zal opkomen. 

We zeiden het al, is dat nu een belofte om naar uit te kijken? Voor de ongelovige Israëliet was het al een kostbaar iets, de heilige ark. Maar voor de gelovige Israëliet, des te meer. Een kostbaar erfgoed. Maar zelfs voor de gelovige leek het onbestaanbaar te zijn, dat de ark er niet meer zou zijn.  

Hoe kan dat nou? De ark, die gouden ark, met daarop die twee cherubs. De troonplaats van de Here God. Weet u het nog, waar de HERE zei, ‘hier wil Ik wonen en tronen van boven de cherubs, en hier zal Ik u ontmoeten’. ‘Hier zal ik tot Mozes spreken. ‘Hier zal het bloed gesprenkeld worden op het verzoendeksel, en zal er weer omgang mogelijk zijn tussen Mij en Mijn volk.  

Gemeente, was het nou niet juist de árk van het verbond, die het volk Israël door de Jordaan heeft gevoerd. En waarbij het water als een wonder omhoog bleef staan, zodat het volk er met droge voeten doorheen trok. Was dat niet de ark? En nu horen ze in het beloofde land, waar de HERE onder hen wilde wonen met Zijn heerlijkheid dat de ark van Gods heerlijkheid er niet meer zou zijn?!. Die heerlijkheid waar de vrouw van Pinehas zo om had gehuild op haar sterfbed. Toen de ark werd weggevoerd uit het beloofde land. ‘Ikabod, de eer van God is weg uit het land’.  

Gaf juist de áfwezigheid van de ark en de onzorgvuldige omgang met de ark, niet groot verdriet. Toen er mensen stierven in Beth- Semes, en jaren later Uzza stierf, toen hij de ark aanraakte. Was het niet juist de godvrezende koning David, wiens verlangen het was dat juist de ark van het verbond terugkwam naar Jeruzalem, aan het begin van zijn koningschap. Omdat de Heere koning was, ten diepste, en niet David. Gaf het toen ook geen grote vreugde, gemeente, toen de ark werd binnengedragen in Jeruzalem. Dat ze het zongen, omdat de Here God als het ware één was met de ark. ‘God vaart voor het oog met gejuich omhoog’. Wat was dat een heerlijke geschiedenis van de ark. 

‘Jeremia, hoe kan je dit nu ooit zeggen?!’ Dat de ark van het verbond van de HERE er niet meer zal zijn. Dat de ark niet meer in hun hart zal opkomen. Dat ze hem zelf niet meer zullen herinneren. Dat ze hem ook niet meer zullen bezoeken. Dat ze hem niet meer zullen maken. Alsof zij aan het meest kostbaar, het meest heerlijke, nooit meer zouden denken.  

Is dit nou een belofte?  

Laten we eerlijk zijn gemeente, dit klinkt toch eerder als een dreigement. De ark  zal er niet meer zijn.  

Sterkte.  
De ark gaat weg.

Hoe zouden ze de ark kunnen vergeten? Je vergeet toch alleen, laten we eerlijk zijn, je vergeet toch in je leven alleen het liefst, datgene wat je verdriet gaf. Dat wat ellende gaf in je leven, dring je toch het liefst wat weg. Dat je daar niet meer aan denken hoeft. 

Maar niet het meest kostbare, dat koester je, daar denk je aan, dat draag je het liefste mee in je gedachten, is het niet? Ja, ja, behalve… wanneer daar iets voor in de plaats komt, wat nog veel en veel heerlijker is, dan dat kostbare wat verdwijnen gaat. En dat is nu bij de ark het geval. 

Want hoe heerlijk de ark ook was, gemeente. Het was maar een afschaduwing van de werkelijkheid. Het was toch, zo hebben we gezien in Exodus 25. Het was toch een afbeelding, van het hemelse, wat komen zou. Het was toch een plaatje van de werkelijkheid. De werkelijkheid die velen malen mooier is.  

De ark was namelijk een afbeelding van het hemelse. En bij de bouw van de ark werd ons al duidelijk, hoe heerlijk het ook was, dat het toch maar iets tijdelijks zou wezen. Wat toen nog, in nevelen was gehuld. Dat wordt nu steeds zichtbaarder naarmate de heilsgeschiedenis ook verder gaat.  

De ark, laten we zeggen, het was misschien wel de meest kostbare afschaduwing die er was onder de oude bedeling. Je had de priesters, je had de offers, je had al die wetten, al die ceremoniën en dan had je in het Heilige der Heilige, daar stond de ark. De priester mocht er maar één keer komen, één keer, maar het was het meest kostbare bezit. 

En toch, het was een afschaduwing.  

Het is, jongens en meisjes als met een echo van een baby’tje. Als er een echo wordt gemaakt van een baby’tje, dan zie je op de echo al de contouren van het kindje. Tegenwoordig in 3d. Je kunt al bijna zien hoe het kindje eruitziet, niet helemaal natuurlijk. Maar toch, wij kunnen al zoveel zien op een echo. Je moet het thuis maar eens vragen aan mama of ze nog een echo heeft van jou toen je een baby was.  

Maar toch, zo’n echo, die is niet meer nodig als het kindje geboren wordt. Als je het kindje zelf kunt vasthouden, als je het baby’tje zelf kunt knuffelen en bewonderen. En als je de werkelijkheid van een prachtige baby ziet. Dan verlang je toch niet meer terug naar die echofoto? 

Dan belandt die toch in een plakboek, als hij daar al in belandt of niet? De werkelijkheid is zo veel heerlijker, zoveel kostbaarder is dan de echofoto’s.  

Zo is het ook met de ark. De ark is een afschaduwing van iets wat véél heerlijker is dan de ark zelf. De ark gemeente, het is een afbeelding van de werkelijkheid die komen zou, nl. de Heere Jezus Christus. Hij is de werkelijkheid. De Heere Jezus Christus, alles, heel die schaduwachtige dienst, waaronder ook de ark. Het is vervuld, het is werkelijkheid geworden in Hem, in Zijn werk. Al die ceremoniën, al die gebruiken, het was allemaal Evangelie, het was allemaal blijde Boodschap, maar ze wezen allemaal naar de Middelaar. Naar Christus die alles zou volbrengen. Christus die met één offer aan het kruishout alles in één keer heeft betaald. Al dat bloed van die stieren, die bokken, het is niet meer nodig. De ark is niet meer nodig.  

Christus Jezus de ware, de eeuwige Hogepriester, die Zichzelf heeft geofferd aan het kruishout. Daar gehangen heeft met Zijn kostbare bloed, waardoor de tussenkomst van priesters, die dag in dag uit, offers brachten, niet meer nodig was.  

Het is vervuld. Het is werkelijkheid geworden in Hem. In Christus. Uw Heiland die door Zijn offer, deze weg voor u heeft gebaand tot in de hemel. En de toegang helemaal wijd open heeft gezet. Waardoor u nu zelf door het geloof in Hem, mag komen tot de Vader, tot de troon van genade. En dat alles alleen door Christus. Waardoor op Goede Vrijdag het voorhangsel scheurde. Het heilige der heilige. Het was niet meer nodig. De ark was niet meer nodig. Het kon allemaal weg!  

‘Jezus in wie de volheid van de godheid lichamelijk woont. ‘Jezus die onder ons heeft ‘getabernakeld’, onder ons heeft gewoond’. Ziet u, Hij is de vervulling. Hij is de werkelijkheid. 

Hoe is het trouwens afgelopen met de ark? Wat is er eigenlijk met de ark gebeurd? We horen nog over de ark in Jeremia 3. En dan komt hij nog één keer terug in Openbaring 11. Dat is het. Het zou kunnen gemeente, het zou kunnen, want het wordt niet letterlijk gezegd, wat er met de ark is gebeurd in de Bijbel.  

Het zou kunnen dat die is weggevoerd. Samen met al de andere tempelschatten die volgens 2 Koningen 24 naar Babel zijn gebracht. Dat dus onder de tempelschatten ook ark inbegrepen was. 

Of misschien is de ark teruggekomen met de andere voorwerpen uit het huis van de HERE. Toen Kores hen weer naar Jeruzalem liet gaan (Ezra 1).  

Volgens het apocriefe boek 2 Makkabeeën 2, heeft Jeremia de ark van de Here God op de berg Nebo verstopt, samen met nog wat andere spulletjes. En heeft hij het daar in een grot gelegd. Waarbij Jeremia zei, toen ze de grot niet meer konden vinden waar de ark lag: ‘de Heere de ark op Zijn moment tevoorschijn halen’. U begrijpt, ook hier kunnen we niet van op aan, want het is een apocrief boek en het wordt niet bevestigd door de Bijbel.  

Anderen zeggen weer, hij is in Ethiopië teruggekomen.  

Weer anderen zeggen, hij is verbrand tijdens de verwoesting van de tweede tempel, in 70 na Christus.  

2. Wat daarvoor in de plaats komt 

Gemeente, we weten het niet. Omdat het voor ons heil ook helemaal niet van belang is. Wij hebben de Heere Jezus Christus. De ark heeft totaal geen waarde meer in de dienst aan God, in de dienst aan de Heere. Hij heeft helemaal afgedaan. Ook de ark is vervuld in Christus. En Jeremia kondigt het hier aan, aan de10 stammen, aan heel het volk. Hij kondigt het verdwijnen van de ark aan. 

Jeremia ontvangt hier echt een vergezicht. Een vergezicht op de komende Christus. En wat is dat dus een heerlijke belofte. Als de ark verdwijnt dan betekent dat, dat de werkelijkheid er voor in de plaats is gekomen. Dat betekent dat dat dat de Messias er zal zijn en woont onder Zijn volk. Dan betekent dat dus ook dat Hij weer thuis zal brengen uit de ballingschap. Ja, dat de dagen zelfs zullen komen dat de heidenen naar Jeruzalem zullen optrekken. Jeremia mag hier ook het pinksterevangelie verkondigen. 

En is het sinds Pinksteren niet zo gemeente dat de Heere niet meer gediend wordt alleen in Jeruzalem, in de tempel. Maar dat de ark en ook de tempel, overbodig is geworden? 

Ziet u, het gaat steeds een stap verder. Daarom zegt de Here Jezus ook tegen die vrouw in Johannes 4: “vrouw geloof Mij’. ‘Er komt een tijd dat u niet op deze berg en ook niet meer in Jeruzalem, de Vader zult aanbidden’. ‘Maar de tijd komt, en is gekomen, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en in waarheid’. ‘Want de Vader die zoekt wie Hem zo aanbidden’. 

De Heilige Geest woont sinds Pinksteren in de gemeente. Hij woont in de gemeente van de Heere Jezus Christus. De gemeente, die de Zoon vergadert en beschermt en onderhoud, is sinds Pinksteren ook helemaal niet meer gebonden aan Jeruzalem of aan welke plaats dan ook. Ook niet aan Bedum (vul eigen plaats van gemeente in). 

De Heere vergadert zijn kerk over héél de wereld. En is niet gebonden aan een plaats, en is niet gebonden aan personen. Hij vergadert in geest en waarheid.  

En wat is het dan heerlijk om bij Zijn gemeente te mogen horen. Wat is het dan rijk dat de Heilige Geest zelfs de lichamen van de ware aanbidders, maakt tot een tempel van Hem. Dat de Heilige Geest in jezelf wil wonen. Door Zijn geest en woord.  

Dat de Heilige Geest woning in je neemt zoals Paulus dat zegt, en je verandert. Dat God Zijn wetten in je verstand en in je hart schrijft. Als je wil leven naar de wil van God, Jood en Griek.  

Gemeente, dit zit nu allemaal verscholen in deze belofte over de ark.  

De ark, hij leek zo onmisbaar.  

Maar hij kan zó gemist worden. Omdat er iets heerlijkers voor in de plaats is gekomen. Zo is het toch ook?  

Hebt u de ark wel eens gemist? Nee, wij hebben de ark nooit gemist.  

Jeremia heeft gelijk gehad.  

Gemeente, en dan te weten dat het voor Sions kinderen nog zo veel heerlijker wordt. Hoe dan? Johannes. Johannes mocht op Patmos, als het ware op de schouders van Jeremia staan. Jeremia mocht profeteren: ‘de ark zal er niet meer zijn’.  

Johannes, mag profeteren: ‘de tempel zal er niet meer zijn, in het hemelse Jeruzalem’.  

Want nog heel even gemeente, nog heel even en Gods kinderen zullen omringd zijn met Gods Heerlijkheid. En helemaal volmaakt met de HERE mogen leven in Zijn nabijheid. God zal zelf bij hen zijn, en hun God zijn in het nieuwe Jeruzalem.  

Wat is dat voor leven? Dat is een leven met de HERE, dichtbij de HERE, zonder zonde, zonder verdriet, zonder zonde die de omgang met God belemmeren, en in de weg staan. De goddelozen zullen er niet meer zijn. Het is een heerlijk leven.  

Het is een leven zoals iemand dat zei ‘waar je alleen maar genieten kan en mag van God, zonder iets daartussen’. God die dan weer helemaal bij ons zal zijn. Niet meer de God in de hemel en wij hier op de aarde. Nee, God weer bij de mensen. De mensen bij God. 

Gemeente, verlangt u ernaar? Verlangt u ernaar, gemeente van de Heere Jezus Christus, om straks voor eeuwig bij Hem te zijn? Bij de Heere Jezus. Ziet u ernaar uit om Hem te ontmoeten voor eeuwig bij God te zijn, zonder iets ertussen? Verlangt u ernaar of moeten we toch ook zeggen dat wij vaak zo vastzitten aan dit leven. Dat wij met heel ons leven veel te veel gehecht zijn aan onze spulletjes, en onze huizen, aan onze bedrijven, aan onze familie, en onze gezinnen, wat dan ook. Dat je eigenlijk zegt, ‘ja als ik nou eens bij mezelf naga dan is er vaak zo weinig verlangen. 

Kijk, je kunt hier elke zondag zitten. U kunt elke dag uit uw Bijbeltje lezen, maar toch zonder Christus leven. Dat kan. Dat je met al je godsdienstigheid toch leeft zonder die innige geloofsband aan de Heere Jezus. Dat daar eigenlijk de oprechte bekering mist. Net zoals bij Juda in de tijd van Jeremia. Het was een schijnbekering, met alle gevolgen van dien.  
 

Gemeente, u wilt toch straks ook niet buitenstaan? Voor eeuwig in die buitenste duisternis, waar God niet is. Waar het voor eeuwig donker is. Het Lam van genade, de Here Jezus Christus. Hij verlangt naar u, ook vanochtend weer. Hij verlangt ernaar. Dat je komt tot Hem. 

Gemeente, de Heere Jezus Christus. Hij heeft u zo lief. U bent Zijn gemeente. U bent Zijn bruid. Zal het dan straks geen vreugde zijn om bij onze Bruidegom te zijn. Die Zijn leven gaf voor u, voor jou, omdat Hij u zo liefheeft.  

Oh ja, En dan zullen ook wij straks dingen moeten missen. Dingen die voor ons nu misschien wel heel kostbaar zijn. De kerkgang bijvoorbeeld. Wat is dat heerlijk, is het niet? Om hier vandaag weer te zijn, om te zingen, om God te ontmoeten in Zijn Woord. We zullen het straks moeten missen. De Bijbel, dat heerlijke boek waarin God tot ons spreekt, Zijn Woord, u zal het moeten missen. De sacramenten, doop en avondmaal, wat zo versterkend is in het geloof, het zal er niet meer zijn. 

Maar weet u, als het straks zover is, dan mist u het ook niet meer. Ze zullen ook niet meer opnieuw gemaakt worden. Al die dingen, het huwelijk, wat misschien zo heerlijk is, waar u zo van geniet, het zal niet meer zijn. Het zal niet meer in uw gedachten opkomen, hoe eerlijk het ook is.  

U zult ze niet meer nodig hebben, waarom niet? Waarom zullen we al die dingen niet meer nodig hebben en waarom zullen wij ze niet missen? Omdat u God zal zien, van aangezicht tot aangezicht. U zult kennen zoals u zelf gekend bent. Volmaakt. Wij hebben dan geen kerkdienst meer nodig, want heel ons leven is dan eredienst voor de HERE.  

We hebben geen huwelijk meer nodig, want het getal van de uitverkorenen is vol, iedereen is er. En er is volmaakte gemeenschap ook met elkaar, omdat we ook elkaar volmaakt zullen kennen. Als broeders en zusters in de Heere Jezus Christus, in het Lam. 

‘En ik zag geen tempel meer in haar, want de Heere, de Almachtige God verlicht haar, en het Lam is haar lamp. Geen ark, geen tempel, wat dan wel?  
Christus en Zijn bruid, voor eeuwig samen.
Voor eeuwig samen!

In die lichtstad met die paarle poorten, wond’re stad, zo hoog gebouwd.  

Inderdaad, nimmer heeft iemand op deze aarde, ooit die Heerlijkheid, Uw Heerlijkheid, zo aanschouwd.  

AMEN