OPMERKINGEN n.a.v. Wes Bredenhof, ‘Aiming to Please’, A Guide to Reformed Worship, 2020
Om te beginnen een mededeling. Voor deze opname zit ik thuis voor een laptop. De achtergrond is dus nu anders dan eerder. Knappe, technische mensen (bedankt broeders!) hebben er voor gezorgd dat die opname op woensdagavond om 20.00 uur kan worden uitgezonden.
We zijn wat ‘Aiming to Please’ (= ‘Om God welgevallig te zijn’, namelijk in de eredienst) betreft, toe aan Hoofdstuk 6. Drie zaken komen in dat Hoofdstuk aan de orde. Zaken die bij elkaar horen. Namelijk 1. de wet, 2. het belijden van schuld en 3. de genadeverkondiging.
1. De wet, de Tien Geboden, beter, de Tien Woorden (van het verbond). In de ontmoeting die de HEERE met ons wil hebben, past ons een houding van nederigheid en met eerbiedig ontzag voor de HEERE.
Want er is een oneindige afstand tussen de Schepper en Zijn schepsel. God is hoogverheven. Wij zijn Zijn maaksel, en niet meer dan dat. En ook: er is de nog grotere afstand -door ons veroorzaakt- van de heilige God en de nu zondige schepselen. Als je dat bedenkt, blijft de verbondenheid die de HEERE met ons heeft altijd een wonder.
Dit als inleiding.
Aan die nederige, eerbiedige houding vol ontzag voor de HEERE werkt Hij vooral omdat Hij ons Zijn wet, Zijn wil, Zijn eisen laat horen. HC ZONDAG 2, Vraag en Antwoord 3, ‘Waaruit ken je je ellende? Uit de wet van God!’
NB. Er is wat betreft de wet méér dan alleen ellendekennis, er is ook HC ZONDAG 34-44 over de kennis van het dankbare dienen van de HEERE aan de hand van Zijn wet. Daarover straks nog iets.
De wet bepaalt je bij de noodzaak van de redding en het komen van de Redder, dat grote wonder waarover de gelovige zich blijft verwonderen.
Het is dus EVD met een accolade eromheen. Zo blijft dat levenslang nodig. We zijn onze ellende nóóit voorbij! Maar we moeten ook nóóit ‘alléén maar’ onze ellende zien. Nee,
EVD (letters onder elkaar) met accolade: }.
Nog eens: de lezing van de Tien Woorden heeft als doel om gericht te zijn of te worden op het geloof in Jezus Christus, onze Heere, en zo op de eer van God.
Twee versies van die Tien Woorden zijn er te lezen in het Woord van God. Exodus 20 en Deuteronomium 5. Met een paar kleine en wat grotere verschillen. In Exodus 20 wordt het Vierde Woord gekoppeld aan de schepping in zes dagen met de zevende dag van rust. In Deuteronomium 5 wordt die rust verbonden aan de bevrijding uit de slavernij in Egypte. Hoe dat verschil tussen Exodus en Deuteronomium te verklaren is en óf het is uit te leggen, dat laat ik liggen.
Belangrijk is: die Tien Woorden zijn de woorden van de HEERE Zelf. Hij heeft ze ZELF gesproken, Hij heeft ze ZELF geschreven. Deuteronomium 4:13, “Hij maakte jullie Zijn verbond bekend, dat Hij jullie beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen.” En ook Deuteronomium 10:1-5, “In die tijd zei de HEERE tegen mij: Houw twee stenen tafelen voor u uit, net als de eerste, en klim de berg op, naar Mij toe; ook moet u een kist van hout voor u maken. En Ik zal op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden, die u verbrijzeld hebt; en dan moet u ze in de kist leggen. Daarop maakte ik een kist van acaciahout en hieuw twee stenen tafelen uit, net als de eerste; en ik klom de berg op met de twee tafelen in mijn hand. Toen schreef Hij op de tafelen, …; en de HEERE gaf ze aan mij. En ik keerde mij om, daalde de berg af en legde de tafelen in de kist die ik gemaakt had. Daar zijn ze nog steeds, zoals de HEERE mij geboden had.”
Die Tien Woorden zijn gesproken tot elk lid van het volk persoonlijk. De tweede persoon enkelvoud. Hier is ‘u’: ‘jij’ voor kinderen en ‘u’ voor grote mensen. En niet ‘jullie’!
NB. Meer over de vertaling van de Tien Woorden geeft prof. J.P. Lettinga, indertijd hoogleraar Semitische talen aan de Theologische Hogeschool in Kampen, achterin mijn drie deeltjes (maar later zijn ze, geloof ik, in één deel verschenen), ‘De Tien Geboden’ van prof. dr. J. Douma.
Ds. Bredenhof stelt dan de vraag: is het ook mogelijk om in de eredienst ándere teksten te gebruiken, die hetzelfde doel hebben, namelijk ellendekennis met het oog op het wonder van Christus, de Verlosser? Hij zegt: dat is niet verboden. Want, zeg ik: ‘de HEERE geeft ons geen gebod om alleen deze twee, Exodus 20 en Deuteronomium 5, te gebruiken.’
Máár, zo geeft ds. Bredenhof terecht aan, de Tien Woorden zijn wel de meest kernachtige en meest uitgebreide samenvatting van wat de HEERE van ons eist. En dat de HEERE Zelf die Tien Woorden erg belangrijk vindt, is te merken, omdat Hij de opdracht geeft, de twee tafelen / stenen platen met de Tien Woorden erop in de verbondskist, de ark te leggen, Exodus 25:16 en Deuteronomium 10:5.
Waarschijnlijk stond op élk van die twee álle Tien de Woorden. Een origineel en een kopie, zeg maar. Bij het sluiten van bepaalde verbonden in die tijd werden de bepalingen van het verbond ook opgeschreven. De zgn. Groot-Koning hield het origineel en de ‘vazal’ kreeg een kopie. Omdat de HEERE bij Zijn volk woont, komen in dit geval beide stenen platen in de tabernakel, in ‘het paleis’, te liggen.
Ds. Bredenhof noemt als teksten om te combineren met de lezing van de Tien Woorden: vóór de wet: Deuteronomium 6:4-9; Mattheüs 22:37-40; Lukas 10:25-28; Galaten 3:10; Mattheüs 5:48; Romeinen 13:8-10; Jakobus 2:10 en Mattheüs 7:12. Verder vóór de lezing ook nog PSALM 119:97 (voorzien van een korte uitleg) en Lukas 18:9-14.
Hij schrijft verder, dat in veel gereformeerde kerken na de Tien Woorden worden gesproken de woorden van de Heere Jezus in Mattheüs 22:37-40, zie Vraag en Antwoord 4 van de Catechismus. Over het belang van die toevoeging kun je van mening verschillen. (En dat kan, gelukkig vaker over liturgische zaken. Dat zeggen ds. Sneep en ik wel tegen elkaar. ‘Mooi, niet alles is in beton gegoten, gelukkig!’ Wij kunnen van mening verschillen en beiden gereformeerd zijn.)
Wie verder wil studeren over die toevoeging vanuit Mattheüs leze van professor H.J. Schilder, ‘Het kerkschip biedt behouden vaart’, blz. 267-272. Hij was geen voorstander.
Nu even terug. Ik zei net: er is ook HC ZONDAG 32-44 inzake de kennis van het dankbare dienen van de HEERE aan de hand van Zijn wet. Wanneer je je op dat dankbaar dienen concentreert, past de lezing van de Tien Woorden beter ná de verkondiging van het Woord.
Als je hoorde, bijvoorbeeld a.d.h.v. die ZONDAGEN over de wet, of vanuit Bijbelgedeelten met duidelijke bevelen en opdrachten van de HEERE aan Zijn volk (laatste hoofdstukken van de brieven van Paulus), hoe de HEERE wil dat wij zullen leven. Dan past voor het volk van de HEERE heel mooi de lezing van de Tien Woorden op dát moment, na de preek, in de eredienst. NB. Ook Calvijn deed dat al!
Nu de praktijk. Hebt u afgelopen zondag(en) die wet van de HEERE gehoord? Elk van de Tien héél bewust? ‘Met heilig beven’? Of zijn ze u (wéér) grotendeels voorbij gegaan?
Ik vind het bar moeilijk om er geconcentreerd naar te luisteren. Zelfs als ik ze zelf mag lezen, denk ik zo aan andere dingen. En luisteren, zonder aantekeningen te maken, zoals ik vaak doe bij de preek, is niet mijn sterkste kant. En als ik erna dan mag zingen: ‘U te beminnen is mijn lust en leven’, of andere verzen uit Psalm 119, dan denk ik wel eens: is dat niet schijnheilig?
‘Altijd weer’ kan voor sommige mensen misschien heel goed zijn. Voor andere mensen is dat een hele opgave. Ik heb de Tien Woorden ook wel eens gelezen met de uitleg van de Catechismus bij één van de Tien Woorden. Dat kon soms wat helpen.
Het belangrijkste is de Heilige Geest Die op je gebed het besef bij je werkt en blijft werken: ‘nu spreekt de heilige God dit rechtstreeks tot mij’. Het vers: ‘hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag Mijn overdenking!’, PSALM 119:97, is alleen door de Heere Jezus in volmaaktheid gezongen. Hij zong het óók voor mij, met mijn zondigheid en tekort!
Maar ik heb het wel nodig om PSALM 119 te blijven lezen, horen en zingen. Want zo mag ik leren om positief te staan tegenover die wet van de HEERE. Keer op keer! Die wet zet ons altijd weer op onze plaats in de verhouding van Vader tot kind en van Koning tot onderdaan. Die wet stuurt ons naar onze enige, onze volmaakte Redder!
2. Dan nog over wat we doen ná de lezing van de Tien Woorden. Beter gezegd, hoe wij reageren op het horen van die wet. Wij zingen en bidden. En tussen de Tien Woorden horen én ons zingen en bidden hoort een direct verband te zijn.
Onze reactie kan op twee manieren komen. 1. De goede wet van God, of de goede God van de wet loven en / of danken. En daarna – aan het begin van de eredienst – onze schuld belijden en smeken om genade. Of 2. Zingend onze schuld belijden en daarna vragen om de genade van God.
Een opmerking hierbij. Ik zeg met nadruk: ons reageren. Om het echt een reactie te laten zijn, past het het beste, dat de organist na 1, 2, of 3 noten (de gemeente zal daar aan moeten wennen, om meteen in te zetten) ons reageren in ons zingen begeleidt.
Eerlijk luisteren naar de Tien Woorden brengt tot belijdenis van schuld. NB. Hoor je de Tien Woorden aan het eínd van de dienst, dán zul je na Votum en zegengroet en eerste lofpsalm een tekst uit één van de zgn. Boetepsalmen kunnen nemen, of een andere tekst, zie Ezra 9 en Nehemia 9 – er zijn er heel veel te vinden, ook in het Nieuwe Testament.
Want in de Bijbelse eredienst heeft het belijden van schuld altijd een plek. De eeuwen door. Met een herleving via Calvijn. Opdat God werd geëerd, opdat de gemeente werd opgebouwd in geloofskennis.
Nóóit kan immers een gemeente, hoezeer ook geliefd door Jezus Christus, zeggen: ‘wij zijn de zonde voorbij, wij zijn ‘heiligen’ en wij hoeven het over schuld niet meer te hebben’. Het bewijs is o.a. de vijfde bede – de Heere Jezus heeft ons Zelf geleerd: ‘en vergeef ons onze schulden …’
Gelovigen, samen als gemeente, want dat ‘samen’ is aan de orde in deze schuldbelijdenis, hoe dankbaar en verwonderd levend ook in het verbond van genade, hebben voortdurend te erkennen, dat hun strijd nooit voorbij is op deze aarde. Vanwege zonden en gebreken in het gemeente-zijn is er altijd de noodzaak van het zoeken van de vergeving in Christus.
EN is er alle reden voor het loven van de drie-enige God vanwege het gerechtvaardigd worden. Onze zonden, Christus heeft ze op Zich genomen en ze zijn weg, de schuld is voldaan, het is volbracht. Zijn gehoorzaamheid wordt ons toegerekend, wanneer wij in Hem geloven.
Luther had daar weer zo’n prachtig zinnetje voor: ‘simul iustus et peccator’. Jammer dat hij het niet in het Gronings heeft gezegd, maar in het Latijn. Het betekent: tegelijkertijd rechtvaardig, want rechtvaardig verklaard, én zondaar, omdat de zondigheid in ons niet ophoudt ons te laten zondigen.
Dus: het belijden van schuld! En dan? Dan biddend of zingend vragen om het wonder van genade. Vgl. LDSVVV.
En dan?? Dan vallen we a.h.w. in een gat. Dan blijft het helaas stil. Terwijl de schuldbelijdenis en het vragen om vergeving a.h.w. roept om een verklaring inzake het mogen krijgen van dat wonder van genade!
In de tijd van de Reformatie heeft men dit punt weer terug gehaald. Niet als automatisme: ‘iedereen krijgt genade’. Maar in combinatie met eerlijk schuld belijden en eerlijk vergeving vragen mag óók met nadruk geproclameerd, verkondigd worden met de grootste ernst: de HEERE hoort wie naar Hem vragen en is genadig ieder die Hem vreest!
Een gereformeerde kerk moet altijd weer tot reformatie komen! Dit is voor ons m.i. een aangelegen punt! In mijn Gereformeerd Kerkboek, 2006, staan deze zaken onder ‘Orde van dienst C’, blz. 671, met een voorbeeld van die genadeverkondiging op blz. 675.
Ds. Bredenhof noemt een aantal teksten. Ik zeg daarover: die kun je makkelijk met tien vermenigvuldigen! Hij wijst op: PSALM 68:19-20; Jesaja 1:18; Klaagliederen 3:22-23; Micha 7:18-20; Johannes 3:16 (en ik zou zeggen: ook 3:36); Handelingen 10:43; Romeinen 5:8; 8:1; I Timotheüs 1:15 en I Johannes 1:9.
Dit is geen moderne rarigheid. Maar dit is: terug naar het Woord, aansluiting bij de oude kerk, de kerk van Calvijn, à Lasco en Datheen, de kerk van Deddens en Van Rongen, de wereldkerk.
Dit is de God van het verbond kennen, zoals Hij Zich in Zijn Woord bekend maakt. Dit is Hem mogen ontmoeten met horen naar Zijn Tien Woorden, daarop reageren met ons belijden van schuld en ons smeken om genade, en dan Zijn verkondiging van die genade!