Aiming to Please – Opmerkingen 9

OPMERKINGEN n.a.v. Wes Bredenhof, ‘Aiming to Please’, A Guide to Reformed Worship, 2020

We vernemen dat de uitzendingen op de woensdagavond door veel, vinden wij, mensen beluisterd worden. Dat stimuleert ons om door te gaan. Dank u!

Vanavond zijn we toe aan het zevende van de in totaal 18 Hoofdstukken in het boek van ds. Bredenhof. Dat Hoofdstuk gaat over ‘de prediking’.

Een eerste opmerking vooraf: we zijn bezig met de eredienst. In die eredienst is élk onderdeel belangrijk. We gaan dus nu niet zeggen: ‘híer gaat het om, en de rest was eigenlijk maar bijzaak, die kun je rustig vergeten’. Nee, ook de rest is van belang. Al mogen we wél stellen: de prediking was en is altijd en overal de kern, het belangrijkste. En dat zal de prediking hopelijk ook blijven.

Nog een andere opmerking vooraf. Ik ben wat bezig geweest met iets wat niet in het boek van ds. Bredenhof staat: het LEZEN van de Schriften als een apart onderdeel van de eredienst! Maar dat laat ik liggen. Opmerkingen daarover komen in wat te lezen is op de site, in een BIJLAGE.

Tenslotte, de laatste opmerking vooraf. Lezen en lezen is twee. Wat komt het er juist bij de lezing van de Schriften op aan, hóe iemand leest. Lezen, voorlezen is tegelijkertijd uitleggen! Waar en hoe leg je de klemtoon? Waar en hoe lang pauzeer je even? Waar en hoe laat je een uitroepteken en een vraagteken horen? Hoe laat je het verschil horen tussen een geschiedenis en een wetstekst, tussen een PSALM en een brief van Paulus? Variatie in toonhoogte, leessnelheid, en nadruk zijn m.i. belangrijke dingen, juist om de inhoud zo goed mogelijk te laten overkomen.

Nu terug naar het boek van ds. Wes Bredenhof. Hij begint zijn Hoofdstuk over de prediking met het geven van drie voorbeelden van hoe er gepreekt werd op verschillend momenten in de geschiedenis. Alle drie voorbeelden komen uit Duitsland.

1. Rond 1450, dus vóór de Grote Reformatie van de zestiende eeuw, ergens in een dorpskerk (net zo één als die waar ook onze voorouders lid van waren) is de priester de voorganger. Centraal in de dienst staat de bediening van de mis. Daarom draait alles om het altaar voor in de kerk. Maar er is ook een aanspreken van de gemeente. Omdat de priester niet (goed) kan lezen, geeft hij door wat hem in de loop van z’n leven is bijgebracht en bijgebleven van wat de Bijbel zegt. Het gaat dan vooral over ‘hoe je moet leven’.

2. Honderd jaar later, nu in het kerkgebouw in Heidelberg. Daar staat Olevianus (weet u wel, die van de Catechismus) op de preekstoel. Hij heeft de Schriften gelezen en preekt nu. Die preek is het belangrijkst in de eredienst. Om te kunnen preken heeft hij moeten studeren. Grieks, Hebreeuws, Aramees, hij kent het allemaal. En aan de hand van die grondtekst bepreekt hij het Schriftgedeelte. En dan ook alleen dát. Dit en dat zegt de HEERE in deze tekst tegen u!

3. Nog eens tweehonderd jaar later. Iedereen heeft een Bijbel in z’n eigen taal in huis. Er wordt gesproken, maar je kunt het eigenlijk geen preek noemen. Want de preek gaat niet over de inhoud van de Bijbel. We zijn immers in de tijd van na de zgn. Verlichting. En de hele samenleving is onder de invloed van die filosofie, waarin het menselijke verstand als het allesbeslissende wordt beschouwd. Vorige week hoorde je een ‘preek’ over ‘het nut van het verbouwen van aardappels’ en deze week zal het gaan over ‘het belang van zorgen voor een goede gezondheid’.

In elke eeuw worden er woorden gesproken in de kerk. Net zo als dat nu in elk kerkgebouw gebeurt. MAAR – je kunt  die gesproken woorden alleen prediking noemen, als die woorden Bijbels zijn en dus die preek Bíjbels is. Vgl. wat de apostel Paulus in z’n tweede brief schrijft aan z’n medewerker Timotheüs, hoofdstuk 4:1-2, “Ik bezweer je … predik het Wóórd, volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht.”

De voorbeelden van Bredenhof zijn uit Duitsland en een paar honderd jaar geleden. Maar als ik ’s zondagsmorgens in de auto onderweg ben om ergens in een eredienst voor te gaan, dan luister ik, tussen 8 en 9 uur, vaak naar het programma ‘Veur de preek’ van Albert Oosterhuus op Radio Drenthe.

Dat is een programma met gevarieerde religieuze muziek met om ongeveer half negen een korte overdenking. En dan hoor ik in die overdenkingen ook allerlei woorden. En het is net als bij de voorbeelden van ds. Bredenhof. Er zijn er bij waarin het werk van de drie-enige God niet of nauwelijks ter sprake komt. En soms is er een overdenking die de Bijbelse spijker op de kop slaat.

Ik noemde net 2 Timotheüs 4. Maar in verband met de prediking kun je ook uitgaan van het slot van Mattheüs, met ‘ga dan op pad en onderwijs alle volken enz.’. En ook Markus 16:15 is duidelijk: ‘En de Heere Jezus zei tegen z’n leerlingen (en via hen tegen de kerk van alle tijden en plaatsen) ‘ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.’ Er MOET dus gepreekt.

Maar het grote punt is: HOE? En dan moeten we naar de Bijbel zelf toe. Professor C. Trimp in zijn ‘Inleiding tot de ambtelijke vakken’, blz. 76 vv. wijst dan op een drietal woorden (er zijn er meer) die op de zaak van de prediking betrekking hebben.

-Allereerst noemt hij Handelingen 6:4, ‘de dienst, de bediening van het Woord’. Hij legt dat uit als volgt: ‘Prediking als dienst / bediening leert ons de arbeid van de prediker verstaan als een werk van aanreiken en uitdelen. Het heilzaam Woord van God wordt als een brood van het leven overhandigd.

In dezelfde lijn ligt het spreken van de apostel over ‘de bediening van de verzoening’ (2 Kor. 5:18) in het kader van heel de uiteenzetting over de dienst / bediening in de ‘bedeling’ van de Heilige Geest.’

-Als tweede noemt hij het woord ‘verkondigen’. Zie bijvoorbeeld Handelingen 8:4; 10:36; 15:35; 17:18; Romeinen 10:15 e.a.p. ‘Verkondigen’ dat doet de bode, de boodschapper die is uitgestuurd om het goede nieuws (speciaal van de overwinning) bekend te maken. Het woord komt vanuit het Oude Testament met de centrale tekst Jesaja 52:7, “Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: uw God is Koning.” Vgl. ook Jesaja 61:1, “De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. …” Zo wordt het heil aan de gemeente geboodschapt.

-Als derde, en dat woord wordt door ds. Bredenhof gebruikt bij z’n verdere uiteenzetting over prediken en de prediking, heb je ‘het werk van een heraut doen’, ‘verkondigen’, ‘proclameren’, ‘aankondigen’, ‘bekend maken’. De heraut is degene die in opdracht van de koning moet aankondigen, moet proclameren, dat de koning binnenkort komt en dat men zich dus op zijn komst moet voorbereiden.

NB. Ik denk dat ouderen zich nog wel herinneren de prachtige boekjes van W.G. van der Hulst, ‘In de Soete Suikerbol’ waarin regelmatig herauten te vinden zijn. Met hun bazuin voor de muur bij de poort van de stad om de aandacht te trekken en dan te komen met de boodschap over de komst van de koning.

Zie in Gods Woord o.a. Mattheüs 3:1, “In die dagen trad Johannes de Doper, Johannes de Onderduwer, op en hij predikte in de woestijn van Judea, en zei: jullie moeten je bekeren, want het Koninkrijk der hemelen is dichtbij gekomen.” De verkondiging van de heraut eist actie, nl. de bekering. Zie hiervoor ook Lukas 24:46-47, “En Hij zei tegen hen: ‘Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. En in Zijn Naam onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem.”

Er zijn ook nog andere woorden, maar die noemt professor Trimp alleen even (en ik ga er ook niet verder op in): ‘het getuigenis’, ‘de leer’, ‘de oproep’ en ‘de aansporing, de uitnodiging, de bemoediging, de vermaning’.

Ds. Bredenhof komt dan vanuit dat derde door professor Trimp genoemde woord – ‘als heraut optreden’ tot zijn definitie: ‘Prediking is de gezaghebbende proclamatie met woorden (verbaal) van het Woord van God door een mens die God voor dat werk, die taak, die opdracht heeft aangesteld’.

Hij vraagt aan de hand van die definitie aandacht voor vier zaken. En ik geef ze graag aan u door.

1. Prediking is ‘gezaghebbend’ – de heraut komt in opdracht van de keizer, de koning, of van een ander hooggeplaatst persoon. Het gezag van de heraut is het gezag van degene die hem stuurt of zendt. Hij brengt daarom alleen de boodschap van wie hem stuurt over. Je zou nu kunnen denken aan een gezant, een ambassadeur. De heraut heeft geen eigen verhaal, mag dat ook niet hebben. Ja, op veranderen van de boodschap kon zelfs de doodstraf staan! Daarom is de boodschap van de heraut te vertrouwen niet alleen, maar heeft die boodschap ook echt gezag. Het is en blijft het woord van de keizer, de koning enz., hier het Woord van GOD zélf!

2. Verder is de prediking een ‘proclamatie met woorden’. De wóórden geven de doorslag. In het Oude Testament kunnen profeten, denk maar aan Jeremia en Ezechiël en anderen allerlei symbolische daden doen, maar die krijgen pas betekenis wanneer met wóórden wordt uitgelegd wat die daad betekent. Zonder woorden blijft de daad onbegrijpelijk.

En prediking is ook ‘proclamatie’. Het is niet een gesprek, al kan een profeet en een apostel en een prediker heel goed dialogisch te werk gaan, denk maar aan Maleachi en aan Paulus. Maar het is geen gesprek van twee of meer op hetzelfde niveau. Het blijft een monoloog. Het komt van één kant, de kant van de zender, via de gezant. Duidelijke en luide woorden komen naar de hoorders toe. Zie de heraut!

3. Ten derde is Bijbelse prediking, proclamatie ‘van het Woord van GOD’. In een tekst als II Timotheüs 4, toen het Nieuwe Testament nog niet compleet was, betekent de uitdrukking ‘het Woord’ ‘de Schriften van het Oude Testament’, en voor zover aanwezig, het overgeleverde getuigenis over de Heere, Jezus Christus, en Zijn werk.

Timotheüs moet díe Schriften uitleggen en vanuit dat Oude Testament de Christus verkondigen. Hij moet vanuit het Woord, het Evangelie nader ingaan op de gekomen en terugkomende Christus. Het gaat dus om heel Gods plan van eeuwigheid tot eeuwigheid, zoals GOD dat in Zijn Woord bekend maakt.

4. Tenslotte het vierde. Prediking moet gedaan door iemand, door een man, die God Zelf voor de prediking heeft aangesteld. Vgl. de eerste vraag van het Formulier voor de bevestiging van dienaren van het Woord, “Bent u ervan overtuigd, dat God Zelf u door Zijn gemeente tot deze heilige dienst heeft geroepen?

Vanuit die vier hier genoemde punten trekt ds. Bredenhof dan de terechte conclusie: als de prediking aan deze vereisten voldoet, dus betrouwbaar is, in overeenstemming met het Woord van God, komt vanuit dat Woord van God, dán kun je instemmen met de woorden van de Tweede Helvetische Confessie, 1566, van de hand van Bullinger: ‘de prediking van het Woord van God ís het Woord van God.’ Er wordt wel eens tegen die uitspraak aangehikt: ‘zegt die niet te veel, is dat niet te veel eer voor mensenwerk?’ Maar als de prediking gebaseerd is op de Bijbel en een zuivere, betrouwbare uitleg van die Bijbel geeft, dan heeft inderdaad die prediking het gezag van de Bijbel / Gods Woord zelf!

Vgl. hier I Thessalonicenzen 2:13, “Daarom danken ook wij, schrijft Paulus, God zonder ophouden dat jullie, toen jullie van ons het gepredikte Woord van God hebben ontvangen, het ook aangenomen hebben, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in jullie die geloven.” Die mensen in Thessalonica hóórden het Woord, het werd gesproken, verkondigd. Omdat dat op een betrouwbare manier werd gedaan, aanvaardden zij het gepredikte woord als het eigen Woord van God!

Zie ook Efeze 2:17, “En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan jullie die veraf waren en aan hen die dichtbij waren.” ‘Hij’ is hier Christus. Hij kwam en verkondigde. Maar Christus Jezus is nooit Zelf in Efeze geweest. Hier wordt bedoeld, dat Hij verkondigde door middel van, via menselijke door Hem aangesteld verkondigers, predikers.

En dat mogen we doortrekken naar nu. Als er bij ons de VDm, de Verbi Divini minister predikt, preekt, verkondigt, proclameert, enz. naar de zin en mening van de Heilige Geest, d.w.z. in overeenstemming met het Woord van de Geest, dan hoort u Gods Woord, ja, dan hoort u God de Heilige Geest Zelf!

Hier is dan ook nog te denken aan ZONDAG 25 van de Heidelbergse Catechismus. Met Vraag 65, ‘Waar komt dat zaligmakend geloof vandaan?’ En het Antwoord: ‘Van de Heilige Geest, Die het geloof in ons hart werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie en Die het versterkt door Zijn gebruik van de sacramenten (en ook door de voortdurend gehoorde verkondiging).’ De prediking is, zoals we dat noemen, ‘een genademiddel’. Met dat middel wil God ons leven brengen ‘onder Zijn genade’, wil Hij ‘de golven van Zijn genade’ over ons heen laten komen, enz.

Zie tenslotte Romeinen 10:17, “het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.” God gebruikt het aan het begin van iemands bekering en God gaat er mee door in de doorgaande bekering.

Voor gereformeerden is het altijd een twee-eenheid geweest. Als ik tegen de catechisanten zei: ‘Woord en Geest’, dan moesten zij reageren met: ‘Geest en Woord’. Het is het Woord van God de Heilige Geest. En de Heilige Geest brengt het Woord in ons hart en in ons leven

Het Woord is alles. En de prediking, de verkondiging, de proclamatie van dat Woord is levensbelangrijk! Bid of zing maar regelmatig het Gebed voor de prediking. Met die intens diepe zinnen waarin we God vragen: ‘Geef aan Uw knecht vrijmoedigheid om naar Uw wil te preken en laat hem, door Uw hand geleid, de volle waarheid spreken, rust hem zo toe, dat hij ons weidt, en niets ons zal ontbreken!’ En dank God voor het wonder wanneer Hij u zondag aan zondag betrouwbare prediking van het Woord van God laat horen!

Volgende week hopen we verder te gaan, dit hoofdstuk is nog  niet klaar.

BIJLAGE

Mij viel op wat dr. T. Brienen in zijn ‘Oriëntatie in de liturgie’ op blz. 36 schrijft: “De lezing en verklaring van de Schrift vormen een essentieel bestanddeel van de eredienst van de nieuwtestamentische gemeente. De gemeente heeft niet alleen haar ontstaan te danken aan de prediking van het evangelie, maar ook haar voortbestaan hangt af van de ongerepte bewaring daarvan (vgl. 1 Kor. 15:1v; Kol. 2:7; I Tim. 6:14 e.a.).

Met de lezing uit de Schriften sluit de gemeente aan bij de synagoge. Zo heeft Jezus zelf, staande in de synagoge te Nazareth, uit de rol van Jesaja gelezen (Luc. 4:16). Paulus beveelt dat zijn brieven in de gemeentevergadering worden gelezen (I Tes. 5:27; Kol. 4:16). Hij vermaant Timotheüs zich toe te leggen op het voorlezen (I Tim 4:13), wat kennelijk betrekking heeft op een voortgaande lezing van het Oude Testament in de gemeentelijke bijeenkomsten (…). Clemens van Rome schrijft in zijn eerste brief uit omstreeks 96 n. Chr. Aan de gemeente van Korinte: ‘Neemt de brief van de zalige Paulus ter hand’, waaruit blijkt dat de gemeente deze brieven kende en gebruikte in de samenkomsten (…).

Ook de verklaring van de gelezen Schrift sluit aan bij de synagogale praktijk. …”

Ik begrijp hieruit dat er onderscheid te maken is tussen 1. het alleen maar lezen / voorlezen van de Schriften, en dan los van de prediking, en 2. het lezen van één of meer Schriftgedeelten die in direct verband staan met de prediking over dat Schriftgedeelte.

Ik vermoed dat in vroeger tijd het lezen van hoofdstuk na hoofdstuk van de Schriften in de eredienst te maken heeft met het nog niet zelf de Bijbel in huis hebben. Er waren maar weinig mensen die zelf een boekrol konden betalen. Laat staan een bibliotheek van álle boekrollen. En later, voordat er boeken gedrukt konden worden, moesten ze geschreven, en ook dat was een kostbare zaak.

Wíj hebben allemaal wél een complete Bijbel in huis en de meeste mensen meer dan één. Verschillende vertalingen, de HSV, de NBG-51, de NBV, de Willibrord-vertaling, de SV en in Groningen natuurlijk ‘Biebel’. En zou daarom het lezen in de eredienst van hele Bijbelboeken, hoofdstuk na hoofdstuk, niet steeds meer achterwege zijn gelaten?