OPMERKINGEN n.a.v. Wes Bredenhof, ‘Aiming to Please’, A Guide to Reformed Worship, 2020
Ds. Bredenhof schrijft nog heel wat meer over de prediking, de verkondiging. Dat alleen mannen verkondigers kunnen zijn. De Schrift is daar zo duidelijk over, daar is hij kort over. En ik vind het ook niet nodig om er verder op in te gaan.
Wat betreft het lezen van de Schriften in de eredienst kiest hij er voor dat de dienaar van het Woord leest. Ik ben het met hem eens, vooral omdat lezing van één of meer Schriftgedeelten, lezing van de tekst en de verkondiging, één geheel vormen.
Kort geeft hij aan, dat ‘drama’ in de eredienst geen plek moet hebben. Verder ook dat veel aandacht voor muziek vaak komt, wanneer het belang van de prediking vermindert. Hij wijst er daarbij in de eerste plaats op, dat het Nieuwe Testament minimaal weinig inhoudelijks biedt, als het gaat om muziek in de eredienst. En ten tweede dat in het geval van de eredienst die uitgaat van het verbond, muziek ‘van de kant van de menselijke verbondspartner’ komt. En daarom is teveel aandacht voor muziek een teveel de mens centraal stellen in de eredienst waarin de kern is: God Die ons ontmoet.
Daarna merkt hij het een en ander op over het onderscheid tussen goede en slechte prediking.
1. Goede prediking heeft altijd de verbinding met het Woord van God en legt dat Woord uit in overeenstemming met het geheel van de Schrift. Die verkondiging begint met de Bijbel, gaat door met de Bijbel en eindigt met de Bijbel. Het is: ‘zo zegt de HEERE …’
Daar tegenover staat een spreken dat geen prediking is, want de verbinding met het Woord is te weinig of zelfs afwezig. Je hoort soms aan de start iets uit de Bijbel, maar vervolgens ‘broest’ de prediker op z’n eigen toer door. Of de Bijbel blijft helemaal dicht, vgl. soms in ‘Veur de preek’.
2. Goede prediking heeft altijd als basis: de Schrift is haar eigen uitlegster, de Schrift legt zichzelf uit. Ik wijs u hierbij op het al 75 jaar (een felicitatie waard) oude boek van prof. dr. S. Greijdanus, ‘Schriftbeginselen ter Schriftverklaring’, Kampen 1946. Qua taal en stijl uit vroeger tijd, qua inhoud nog altijd zeer lezenswaardig, voor wie niet opziet tegen die bezwaren. Van vorig jaar, 2020, zijn de twee delen ‘Het onfeilbare Woord’ van schrijvers afkomstig uit de Gereformeerde Gemeenten. Met ook veel goeds.
Bij uitleg is altijd de context, de omgeving van de tekst van belang en tglt. het geheel van de Schrift. Want het zijn 66 boeken, maar het is tegelijkertijd het ENE boek, van de ENE Schrijver, God de Heilige Geest, 2 Petrus 1:21.
Ik heb bij het uitleggen altijd bewondering gehad en dankbaarheid gekend voor onze belijdenisgeschriften. Wanneer je in de uitleg kwam tot iets wat op gespannen voet stond met de inhoud van die belijdenissen, was het altijd nodig om die uitleg door te strepen, hoe fraai de vondst ook leek.
Slechte verkondiging, schrijft ds. Bredenhof, gebruikt ‘losse’ teksten. Voor elke dwaling is wel een tekst te vinden.
3. Bijbelse prediking is meer dan alleen het uitleggen van de tekst. Verkondiging, herautenwerk, het goede / grote nieuws brengen, het opdienen van de Geestelijke maaltijd, is óók zeggen: ‘dit spreekt de HEERE tegen u / jou / jullie / ons’. Zeker, dat vinden van die aanspraak tot de mensen nu, kan moeilijk zijn. Denk maar aan Bijbelboeken met de geschiedenis van de HEERE en Zijn volk, bijvoorbeeld Richteren tot en met Nehemia in het Oude Testament. Meer zeggen dan een algemene toepassing, valt niet altijd mee.
Het belangrijke is namelijk dat de toepassing op een eerlijke manier vanuit de tekst komt en er niet ‘met de haren bijgesleept’ of op een handige manier er ‘aan vast geplakt’ wordt. Ik ben met catechisanten wel eens bezig geweest, dat was n.a.v. ZONDAG 45, over het gebed, om ze een Schriftgedeelte te laten lezen en dan te noteren wat er vanuit dat gedeelte zou kunnen terugkomen in hun bidden. Bij sommige teksten gaat dat als het ware vanzelf, bij andere teksten levert dat heel wat poest’n en stèn’n op.
Van belang is ook dat de toepassing niet blijft steken in uiterlijke dingen, als kleren, drank, belastingpapieren invullen. Dat kan wel een keer, maar het gaat de HEERE altijd weer om het HART van Zijn volk. Zijn volk dat een zóndig volk is. Dat hárt, dat te maken heeft met willen, denken, voelen, vinden, menen, enz., is het uitgangspunt. Vanuit het hárt krijg je de uitingen in het leven.
4. Goede prediking, schrijft Bredenhof tenslotte, legt altijd de verbinding tussen de Schrift en de Gezalfde. Zie Johannes 5:39 en Lukas 24:47. Misschien kent u wel de uitdrukking: ‘de Bijbel is het kleed, waarin Christus tot ons komt’. Ik, met mijn beperkingen, kan met die uitdrukking niet uit de voeten. Anderen zegt die uitdrukking misschien wel heel veel. Maar hoe dan ook, altijd: CHRISTUS!
Ik ben het met Bredenhof eens. Al vind ik wel, dat je hier ook ‘mee aan de haal kunt gaan’. Dan krijg je vergezochte ‘christologische’ verklaringen met: ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet …’. Al is het nu eenmaal een feit, dat de één meer ziet, dan de ander. Wat professor K. Schilder allemaal zag, was voor mij nogal eens ‘mist’. NB. Mijn oude oom vond z’n boek ‘Christus en cultuur’ geweldig! En ik dacht bij het lezen ervan steeds: ‘schrijf nu eens gewoon, wat u wilt zeggen, dan kan ik het misschien ook volgen.’
Wij zeiden, lang geleden, als studenten na een moeilijk en dus indrukwekkend college exegese wel eens: ‘als het wáár is, is het prachtig’. Maar we vroegen ons wel af, óf het waar was. Aan de andere kant, toepassingen die predikers in de ‘oude kerk’ maken, bijvoorbeeld Chrysostomos, maar ook andere broeders, hebben gediend tot opbouw en versterking van de gemeenten van Christus toen, ook al vinden wij hun toepassingen tegenwoordig ‘vreemd’. Ik wil -vanuit de heraut-gedachte- wel benadrukken: de héle boodschap, ook de toepassing moet duidelijk en helder zijn!
Ook wie de verbinding met de Christus niet met zoveel wóórden letterlijk legt, kan wel zuiver verkondigen Wie de Drie-enige God is en wat Hij in het leven van zondige mensen wil doen aan wonderen.
Van belang is ook te beseffen, dat verkondiging ook wel stevig schuren mag / moet. Is het een goede preek, wanneer iedereen vriendelijk zit te knikken? Wanneer bij het uitgaan de hoorders tegen elkaar zeggen: ‘mooie preek, hè!’?
Nee, preken moeten ook botsen. Botsen met de prediker zelf, en met de hoorders. Want het Woord van God en onze zondige levens, dat loopt bepaald niet parallel. Gód wil zóndaars redden via de verkondiging. Satan wil graag ‘zoete broodjes gebakken’ en een rustige, induttende gemeente.
Dacht u dat de burgers van de stad meteen stonden te juichen, als ze de trompet of bazuin van de heraut hoorden? Bepaald niet, want het betekende dat ze er geweldig tegenaan moesten om alles klaar te maken voor de komst van de koning. Hun hele leven ging misschien wel over de kop. En dat zal het ook bij ons gaan, met dat Woord, dat scherper is dan een tweesnijdend zwaard, Hebreeën 4:12. Denk maar aan de chirurg in vroeger tijd – zonder verdoving, maar het is GOED, nodig voor jou / u!
Het verkondigen van het Woord van God maakt de prediker niet populair. “Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen, overeenkomstig hun eigen begeerten. Zij zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.”, 2 Timotheüs 4:3-4.
Ds. Bredenhof wijst verder nog op artikel 29 van de NGB. De zuivere prediking van het Evangelie is één van de kenmerken, en dus ook één van de werkpunten van de kerk. Wil de kerk kerk zijn en blijven, dan zal de verkondiging betrouwbaar moeten zijn. Levensbelangrijk is dit punt. Want niet-zuivere prediking is onbetrouwbaar en heeft de meest ernstige gevolgen.
Ik zeg daar bij: zuiver en betrouwbaar is niet hetzelfde als ‘volmaakt’. Volmaakt gepredikt heeft alleen de Heere, Jezus Christus, toen Hij op aarde was. Maar een zondige verkondiger kán niet volmaakt verkondigen. Door de Heilige Geest onderwezen weet de dominee maar al te goed, dat hij nog nooit een volmaakte preek heeft geleverd. Over de uitleg blijven vragen mogelijk en kan verschil van mening zijn. En het biddend voorbereiden van de verkondiging en die verkondiging zelf is en blijft mensenwerk. De norm is tussen de 15 en 20 uur per preek. Maar hoe wordt het, als het -ook al wil je het niet, ‘gauw-gauw’ moet gebeuren?
Wie naar de menselijke verkondigers kijkt, ziet het wonder steeds groter worden. ZONDAG 25! En TOCH wordt dat mensenwerk door God de Heilige Geest gebruikt! Op ZIJN -voor ons niet na te volgen- Goddelijke manier.
Neem die preek waar de verkondiger op heeft gezwoegd: hij is er in de vakantie al mee begonnen, en hij is er echt goed over te spreken … Maar, niemand die er wat van zegt. Of alleen: ‘je kunt wel merken dat dominee vakantie heeft gehad, de preek was aardig lang …’
Neem die andere preek, gemaakt in de week van ook nog twee begrafenissen en een dag vergaderen. ‘Dominee, wat hebt u tot het hart van Gods volk gesproken!’
Neem dit: dezelfde verkondiging maakt de één blij en de ander somber. De verkondiger kan somberen, of juist echt helemaal van harte blij. De hoorder hoort de boodschap met zijn of haar eigen oren en hart.
Ja, zelfs kan God de Heilige Geest mensen bekeren met iets wat de verkondiger niet heeft gezegd, maar wat de hoorder toch heeft gehoord. Het is en blijft met alle eerbiedigheid gesproken: ‘een wonder boven wonder!’. Wat is dat gebed nodig: ‘Geest van God, wil wonderen doen, ondanks de predikers!’
Ds. Bredenhof sluit af met: omdat die prediking levensbelangrijk is, is het goed en nodig om ook na te denken over ‘hoe kom ik naar die verkondiging toe en hoe ben ik tijdens die verkondiging er bij betrokken?’
Hij gaat dan vijf zaken bijlangs:
1. Kom nederig, met de instelling van: ‘ik wil mij graag laten onderwijzen’ (vgl. Antwoord 98 van de Heidelbergse Catechismus). Laat het gebed er zijn voor jezelf, je naasten, voor de prediker en voor heel de gemeente. Bid gelovig om wonderen, o.m. (vgl. vorige keer) aan de hand van het ‘Gebed voor de prediking’.
2. Kom fris en fit. En dat heeft veel te maken met de week en de besteding van de zaterdagavond. Dat heeft ook te maken met ‘geen drugs en weinig drank’.
3. Wees er bij en heb de Bijbel, incl. Kerkboek, open. Lees mee, wanneer er gelezen wordt.
4. Luister ontvankelijk. Met een negatieve houding komen en aanwezig zijn, is funest. En -in het bijzonder de ouderlingen- moeten sympathetisch-kritisch luisteren. Sympathetisch – ze moeten een goede verhouding hebben met de verkondiger, hem positief benaderen. Maar ook kritisch in de zin van ‘beoordelend’. Spoort wat de verkondiger zegt met het Woord en dus met de belijdenisgeschriften? Zij moeten immers, zie het Bevestigingsformulier, ‘toezien op leer en leven van de dienaren van het Woord. Er mag immers geen dwaalleer verkondigd worden en de gemeente moet in elk opzicht worden opgebouwd. De ouderlingen moeten er ook op toezien dat geen wolven de schaapskooi van Christus binnendringen.’
5. Tenslotte – het kan sommige mensen helpen, wanneer zij aantekeningen maken tijdens de verkondiging. Ik zelf kan bar slecht luisteren, dus ik schrijf meestal. Het is alleen niet plezierig wanneer de hele gemeente dat doet – dan zie je alleen hoofden van de bovenkant.
Er is nog veel meer te zeggen, schrijft ds. Bredenhof. Maar hij laat het bij één Hoofdstuk.
Ik wil u nog vragen om na te denken over drie dingen die niet in ‘Aiming to Please’ staan. Het gaat mij om het volgende.
1. Wat mij betreft is er enig onderscheid tussen de verkondiging van het Woord van God en de prediking aan de hand van de Heidelbergse Catechismus.
-De verkondiging van de vrije stof, zeg maar de Bijbelpreek, is: Christus centraal – ter bemoediging, vertroosting, vermaning, aansporing, enz. Die verkondiging is óók onderwijzend.
-De prediking aan het hand van de leer van de kerk, de zgn. Catechismuspreek is alleréérst en allerméést onderwijzing. En daarnaast óók bemoedigend, vertroostend, vermanend, aansporend enz.
Ik meen dat dat onderscheid ook in de manier van prediken duidelijk mag worden. Een vrije stof-preek mag volgens mij qua vorm toch wat anders zijn dan een leerdienst. En mijn vraag aan u is om daar ook eens over na te denken, en over wat dat ‘wat anders’ dan zou kunnen betekenen.
2. Een andere vraag is: hoe denkt u er over dat in de morgendienst altijd het Woord van de HEERE en in de middagdienst altijd de leer van de kerk aan de orde komt? En dat je dat niet moet omkeren.
3. Ten slotte vraag ik u ook na te denken over prediking aan de hand van de NGB en de DL. Ik heb, tot mijn vreugde, hoe moeilijk het soms ook was, ook aan de hand van díe twee belijdenisgeschriften mogen preken. Mijn vraag aan u om hierover na te denken komt vanuit de onderliggende vraag: is het risico niet groot, dat zónder die prediking de rijkdom van NGB en DL als een verborgen schat a.h.w. begraven blijft liggen?
Tot zover deze keer. Het is de bedoeling dat de volgende keer dominee Sneep weer verder gaat.
Wees gegroet!