Preek Zondag 3

Preek Zondag 3
Door Ds. HW van Egmond

Liturgie

  • beginpsalm
    • Psalm 119: 1,4
  • gebed
  • schriftlezing
    • Genesis 3: 1-13.
    • Romeinen 5: 12 – 15
    • DL. III/IV par. 1,2,3.
  • tussenpsalm
    • Psalm 130: 1,2,3,4
  • tekst
    • Zondag 3
  • na preek
    • Gezang 28: 1,3,4
  • na belijdenis
    • Psalm 103: 1,5
  • gebed
  • collecte
  • slotpsalm
    • Psalm 86: 5,7

Preek

Gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

De rechten van de mens zijn een fundamenteel punt geworden dat je niet ter discussie mag stellen.
Als het b.v. gaat over het contact met andere landen, hoor je al snel de vraag: hoe staat het daar met de rechten van de mens?
En dan komt ook het recht op een goede gezondheidszorg voor alle mensen ter sprake.
Vergeet ook het recht op vrijheid van meningsuiting niet.

Maar steeds merk je dat er in al dat streven naar het handhaven van die rechten van de mens er geen gemakkelijk antwoord is te geven op de vraag: wie zal de rechten van de mens garanderen?
Welke macht is in staat deze rechten af te dwingen?

Kijk, wanneer mensen er zo vol van zijn, om langs die lijn van de rechten van de mens andere en betere tijden te bereiken, dan zeggen ze daarmee eigenlijk dat we het tegenwoordig niet goed hebben.
En dat klopt ook.
Haat en dood en oorlog en terreur heersen op aarde.
En dan komt die dringende vraag: hoe zijn we in al die ellende terecht gekomen?

Zondag 3 vraagt ons op de man af: ligt het misschien aan God dat we vastzitten in die modderpoel van al die ellende?
Over deze vraag wil de catechismus het hebben in Zondag 3.

We preken u deze Zondag onder het thema:

DE EERLIJKE BELIJDENIS VAN DE ELLENDE LEERT ONS DE
ECHTE BLIJDSCHAP VAN DE VERLOSSING.

De catechismus heeft in Zondag 2 duidelijk gemaakt dat wijzelf van God zijn weggelopen.
God had ons in het paradijs zijn levenswet gegeven om in vreugde voor Hem te leven.
Met alles wat God had gegeven konden we voor Hem werken hier op aarde.

Maar wij dachten er anders over en hebben de wet als regel om met God te leven afgewezen.
De gehoorzaamheid aan God als de Heer van het leven, werd ingeruild voor de gehoorzaamheid aan de vorst van de dood.
Met gevolg dat heel onze natuur, heel ons bestaan, in denken en werken werd bedorven, zodat wij niet meer samen met God verder kunnen.
We zijn God en de naaste gaan haten.
Zondag 2.

En nu komt Zondag 3 direct met de vraag naar voren: wie heeft van al die ellende nu de schuld?
Waar zit de oorzaak dat wij niet meer met God kunnen omgaan?
De Catechismus doet hier wat wij altijd doen.
Als iets niet goed werkt ga je naar de man die het gemaakt heeft.
Wanneer je een auto hebt gekocht en na een paar dagen rijdt hij niet meer, dan ga je naar de garage en vraag je: wie heeft die auto zo slecht gemaakt?
Hoe hebt u hem zo kunnen afleveren?
Dat doe je precies zo, als je een nieuw huis hebt gekocht.
Komen er scheuren in de muur, dan stel je de bouwer aansprakelijk.

Datzelfde doen we hier ook in Zondag 3.
We stellen vast: de gemeenschap met God is afgebroken.
Wandelen met God en leven in vrede met God, zoals Adam deed, zit er voor ons niet meer in.
Onze aard, onze natuur is verdorven.
Er is niemand die nog iets goeds doet in zijn leven.

Broeders en zusters, dat is een harde boodschap. Daar huiveren we wel even van.
Wellicht horen we het ook liever helemaal niet.
Laat dat preken over ellende en zonden maar weg.
Een psalm als “uit diepte van ellende”, klinkt minder blij dan een lied zoals: alles wat adem heeft love de Here!

Maar om de Here te loven om Zijn genade, broeders en zusters moeten we God ook wel kennen als de Rechter die iedereen die ingaat tegen Zijn wet zal straffen.
Want de heilige God, de Schepper van alles, laat het niet toe dat Zijn majesteit en Zijn Woord gelasterd worden.

Vandaar dat Hij ons zijn genadig alleen kan geven in de weg van Zijn goddelijk recht.

De heilige God vraagt dat wij als zondaren onze ellende kennen.
Dat we weten dat wij het leven niet verdiend hebben. En vanuit die belijdenis gaan we in geloof roepen om Gods genade.

Luister in dat geloof nu naar Zondag 3: komt het nu door onze Schepper dat wij alles verkeerd doen?
Heeft God zelf de mens verkeerd geschapen?
Broeders en zusters, jongens en meisjes, dit is nou typisch een vraag van iemand die praat vanuit zijn eigen recht.
Ligt het niet aan God dat ik een zondaar ben?

Let eens op Adam en Eva in het paradijs.
Als God Adam komt opzoeken na de zonden, dan verbergt Adam zich met de verontschuldiging: ik hoorde U komen, maar ik verberg mij omdat ik naakt ben.
Ziet u: Adam heeft zijn uitvlucht al klaar.
Ik verberg mij niet omdat ik heb gezondigd, maar omdat ik naakt ben.

Wel, zegt de Here dan: hoe weet je dat je naakt ben?
Wie heeft jou dat verteld?
Dan wijst Adam op Eva: Here die vrouw die U mij heeft gegeven, zij liet mij van de vrucht van die verboden boom eten. Here kijk maar eens naar Uw eigen werk.

Dat is de taal van Adam, de taal van de zondaar die zijn ellende niet wil kennen,
en die de bron van zijn ellende neerlegt bij zijn Maker.
‘Het is de schuld van die vrouw die U mij gaf’.
‘Kijk Here, daar zit de fout’.
Eva doet hetzelfde. Ze denkt er niet aan zichzelf de schuld te geven: ‘kijk Here die slang; een dier uit Uw eigen schepping, kijk hij heeft mij bedrogen’.

Zo staan we allemaal als mensen altijd klaar om te verontschuldigen.
Ik heb de schuld niet.
Mijn schuld ligt buiten mij, bij andere mensen.
Het ligt allemaal aan die ander.

Zondag 3 vraagt nu heel gewoon: ligt de oorzaak van al die ellende dan soms bij uw God?
Wat denkt u?

En laten wij nu niet denken dat wij anders zijn dan Adam en Eva.
Want wanneer verdriet ons raakt, of als je moet vechten voor je recht,
of je gezondheid, en je vrede, en je ziet dat je het niet redt, maar dat juist het onrecht het lijkt te winnen, of dat zorgen je huis binnenkomen.
Hoe snel roepen wij dan ook niet: ‘kon de Here dit nu niet anders doen, is Hij nu machtig of niet?’
Waarom al die ellende.

Binnen de kortzichtigheid van ons eigen denken willen we nog wel eens met de hoge God, de Almachtige praten als onze gelijke.
Waarom Here moet dat allemaal nu zo gebeuren?

Maar broeders en zusters, we nemen de Catechismus er weer bij.
Heeft God alles verkeerd gedaan?
Mogen we met God een discussie gaan voeren over Zijn eventueel falen?
NEE, roept de Catechismus.

De belijdenis weet niet hoe snel dit ‘nee’ geroepen moet worden.
Want de Heidelberger is geen boek vol van speculaties van mensen over God.
Het is al eerder gezegd broeders en zusters, het hoort bij de belijdenis van ons christelijk geloof, en ook bij de Catechismus, dat we de Schrift naspreken.

Op onze vragen geeft de Catechismus antwoord vanuit de Schrift.
Het eigen Woord van God spreekt de waarheid, ook over onze ellende.
Daar moeten we beginnen als we antwoorden zoeken op onze vragen.
Houdt dat onfeilbare en betrouwbare Woord van God vast in uw leven.

Laat de Schrift spreken en kom dan pas met uw oordeel.
Pak de Bijbel en zeg dan in geloof: de Here heeft gesproken.
Dat doet de Catechismus ook.
Waar komt de zonden vandaan?
Dan gaat de Catechismus terug naar het begin, naar het werk van Gods schepping.
Dan lezen we daar: God heeft de mens goed geschapen.

Wat valt ons hier op?
De ellende komt in elk geval niet bij God vandaan.
Hij heeft alles volmaakt geschapen.
Ook de mens.
Om dat wat te begrijpen staat er bij: ‘naar Zijn beeld’.
Leek Adam nu uiterlijk op een gedaante van God?
Nee, want God heeft geen lichaam.

Beeld van God, betekent: Adam werkte in de naam van de Here voor zijn God. Niet als een robot, automatisch, die zonder eigen wil of keus alles doet wat hem is ingegeven.
Nee, Adam was meer dan een automaat.
Hij gaf de dieren wel namen, met het doel om daarin iedere keer weer: de eer van God; de wil van God te onderstrepen.

In die namen van de dieren werd de wijsheid van Gods werk in de schepping duidelijk.
Wanneer Adam werkte in het paradijs, had hij er plezier in om de schepping zo te maken als God dat wilde.
Als je Adam bezig zag, aan het werk, dan zag je daarin de hand van God.

Dat noemt de Catechismus zijn gerechtigheid en heiligheid.
Met heel zijn hart kon hij God liefhebben.
Het werk van Adam in het paradijs zal een loflied voor de Here zijn geweest.
Van dag tot dag klonk er in het paradijs een zuivere liturgie.
Tot eer van God in de hoogste hemelen.
God had daar zelf in het hart van Adam de woorden voor geschreven.

(II.)
God heeft Zijn werk goed gemaakt.
De Catechismus stelt dat vast in antwoord 6: handen af van de heiligheid van God. Loof Zijn Naam en wilt Hem eren.

Maar waar zit dán de oorzaak dat wij ons recht kwijt zijn en niets goeds meer kunnen doen?
De Catechismus wijst hier op onze verdorven aard.

Het is opvallend dat deze naam wordt gekozen.
De aard van de mens is verdorven.
Psalm 51: in zonden heeft mijn moeder mij ontvangen.

En Romeinen 5 vers 12: door de zonden is de dood de wereld binnen gekomen en zo is de dood tot ieder mens doorgedrongen.
Wat er gebeurde in het paradijs heeft gevolgen voor alle mensen.
Als hoofd als vertegenwoordiger van alle mensen, maakte Adam de verkeerde keus.
Daarom worden al zijn nakomelingen óók als zondaar geboren.

Dat is precies zoals bij een verhuizing.
Wanneer iemand emigreert naar een ander werelddeel, Amerika b.v. dan wordt hij Amerikaan.
Dat betekent dat ook zijn kinderen en al zijn nakomelingen als Amerikaan geboren worden.
De keus van opa heeft gevolgen voor zijn kinderen en kleinkinderen.
Wel Adam verhuisde van de dienst aan God, naar de dienst aan satan.
Zo trok hij ook ons mee in die revolutie tegen God.

Maar let op: de Catechismus haast zich om te zeggen dat onze zonden, ook onze verantwoordelijkheid is.
Heel onze aard is verdorven.
In heel ons denken en doen draait het niet meer om de eer voor God.
Vraag u uzelf maar af: hoe denken we over allerlei onderwerpen?
Waar verlang je het meest naar in je gedachten; hoe denk je over andere mensen.
Waar praat je over.
Zijn we helemaal eerlijk?

Broeders en zusters, in de grond van de zaak zit het diep in ons hart ook helemaal fout. Wij zondigen elke dag.
We zijn geen haar beter dan Adam.
Dat is het wat de Catechismus bedoelt met: onze aard, ons hele leefpatroon in denken en doen is verdorven.

De Dordtse Leerregels 3-4 par.1 heeft het er ver dat de mens, wij, in vrije wil van God zijn afgeweken.
Wij hebben zelf de zonden over ons gehaald.
Artikel 2: zo is naar Gods recht de verdorvenheid van Adam over al zijn kinderen gekomen.

Nu komt de vraag heel direct op ons af: staat uw hart nu ook open voor die prediking dat we echt zondaar zijn?
Want om de Here als uw Verlosser te kunnen eren, zult u Hem tegelijk ook als een rechtvaardige Wetgever moeten kennen.
Want God is één.
U kunt Hem niet als Rechter afwijzen en tegelijk Hem als uw Heiland belijden.

Als u uit de Schriften God kent als de God die ons door de gehoorzaamheid en het lijden van Jezus Christus uit onze ellende verlost, is het dan te veel gevraagd om (uit diezelfde Schriften) te horen dat deze God in die verlossing tegelijk ook zijn recht handhaaft?
Dat zien we toch in het kruis op Golgotha!

Als we zo – in het licht van de Schrift- rondkijken in de diepte van onze ellende, horen we uit diezelfde Schriften het evangelie van de geweldige van de verlossing door het bloed van Christus, onze Borg en Middelaar.
Hij opent Gods genade voor ons.

In de weg van Zijn lijden en sterven voor onze zonden nam Hij onze schuld op zich. Zo heeft Hij naar het recht van God voor onze schuld betaald.
Paulus houdt het in Romeinen 5 vast: de eerste Adam bracht de dood.
In het paradijs, daar is onze natuur (ons bestaan) verdorven.
We hebben daar tegenover God onze rechten verloren.

Echter Christus heeft onze natuur aangenomen en zo is Hij een mens geworden zoals wij. Alleen zonder zonden.
En zo als echt mens heeft Hij de gevolgen van onze zonden op zich genomen, Jesaja 53. Jezus aarzelde niet om onze ellende op zijn schouders te nemen.
En door het geloof in deze Christus, gaat voor u de hemel open.

Maar om met dit evangelie blij te leven en te sterven, moet u wel uw hals buigen onder het Woord van God, want daar laat de Here u zijn rechten én zijn genade horen.

Houdt die Schriften vast broeders en zusters.
Juist als het gaat over die eerste hoofdstukken is het nodig dat we het elkaar op het hart binden: houdt het om Gods recht vast, dat Adam echt heeft geleefd en dat de slang echt heeft gesproken.

Als u deze geschiedenis van het begin van de Bijbel loslaat, zal de kennis van Gods toorn over onze zonden verbleken.
En als we die belijdenis van de toorn van God over onze zonden kwijtraken, dan kan ook de diepe kleur van Gods genade in ons leven niet meer bewaard blijven.
De dieprode kleur van het bloed van Christus verliest dan zijn plaats als rechtsgrond voor de vergeving van al onze zonden.

(III.)
Het is duidelijk: door onze ongehoorzaamheid aan God hebben wij zelf alle mogelijke ellende over ons gehaald.
Wij hebben de dood verdiend.
Dat weten we uit de Bijbel.

Maar vergeet nu ook niet dat diezelfde Bijbel ons Gods beloften leert.
En ons de weg wijst voor een christelijk leven in dankbaarheid.
Antwoord 8: onze aard is verdorven, maar door Zijn Geest brengt God verandering in ons bestaan.
Door Zijn Heilige Geest leert Hij ons weer te leven voor de eer van Zijn Naam.
Dat noemt de Catechismus: wedergeboorte.
Wij moeten opnieuw geboren worden.

Met dit woord bedoelt de Catechismus niet dat we dit leven moeten over doen.
Dat kan niet.
Het gaat erom dat ons leven – geboren uit vader en moeder – veranderd moet worden; radicaal vernieuwd moet worden.

Die oude mens die vastzit aan Adam moet weg.
De zondaar die in ons is, moet sterven, opdat we als eigendom van Jezus Christus tot zijn eer kunnen leven.
Daarom verandert de Geest van Christus ons grondig. Hij maakt nieuwe mensen van ons.
Door de genade van de Heilige Geest zal onze zin om te zondigen afsterven.
De Geest van Christus werkt een nieuw verlangen in ons: de Here te vrezen als ons hoogst en enig goed.

Laten we nu nog eens kijken naar onze rechten als mens tegenover God.
De Catechismus heeft ons geleerd: als mens hebben wij tegenover God geen enkel recht. Niks.

Maar let op het werk van onze God!

Hij heeft – om Zijn recht te handhaven – Zijn eigen Zoon gegeven tot verzoening van al onze zonden.
Jezus Christus kocht voor ons het heerlijke recht om te mogen wonen bij onze Vader in de hemel.
Bovendien schenkt Hij ons Zijn Geest, opdat ons verdorven verlangen naar de zonden, wordt vernieuwd in een hartelijk leven voor God.

Door het lijden en sterven van Jezus Christus zijn wij verlost van de zonden en zijn we verhoogd tot kinderen van God.
Zie in waar geloof uit naar de nieuwe schepping, naar het nieuwe paradijs.

Wie oprecht gelooft die weet het: Christus kocht mij met Zijn bloed en Hij geeft mij Zijn Heilige Geest.
Ga dan nu met deze gaven van uw Heiland aan het werk.
Vernieuwd en verlost vragen we nu: ‘Here wat wilt U dat ik doen zal?’

Dit is typisch een vraag van de wedergeboren mens. Immers waar de Geest woont daar is het verlangen naar de gehoorzaamheid van het paradijs.
Gehoorzaamheid aan God.
En werken voor zijn eer.
Met volle blijdschap.

Broeders en zusters, Zondag 3 leert ons onze ellende, opdat wij het weten: God heeft om Christus wil en door Zijn Heilige Geest, wonderen gedaan in ons leven.

Zijn Geest heeft het ons in de mond gelegd: u Here Jezus Christus hebt ons van de toorn bevrijd en voor ons de erfenis gekocht van het eeuwig leven.
Aan u, Vader, Zoon en Heilige Geest alle eer.

AMEN