Preek Lukas 24:54-62

Preek Lukas 24:54-62
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Mariënberg, 05.04.2020

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 146:1,2
  • Tien Woorden
  • Psalm 146:3,4
  • Gebed
  • Psalm 55:1,2
  • Lezen
    • Lukas 22:24-34
    • 1 Petrus 2:18-25
    • 1 Petrus 5:8-11
  • Tekst
    • Lukas 22:54-62
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 55:7,8,9,10
  • Gebed
  • Psalm 146:8
  • Zegen

Preek

Broeders en zusters in de Heere, Jezus Christus, gemeente ‘verstrooid’, 

Petrus, Petrus is het ene moment de rotsman, maar het andere moment als het ware uitgerangeerd. Petrus, het is, ja, iemand zoals je je goed kunt voorstellen. Het ene moment dan kun je het aan en het andere moment helemaal niet.  

Alleen, staat Petrus in onze tekst in het middelpunt? Nee.  

Van het begin tot het eind, en dat is het hele Evangelie door, maar ook in onze tekst, gaat het Lucas om Christus Jezus. En om Zijn werk. En om wat Hij zegt. En omdat Hij lijdt. Omdat Hij Zich opoffert. Het gaat om de Redder.  

En ik bedien u het Woord van God onder het thema:  

De Here Jezus lijdt vanwege de ontkenningen van Petrus,
we zien Hem, de Heere Jezus,

1) machteloos vers 54
2) sprakeloos vers 55-60
3) feilloos vers 61-62

1) De Heere Jezus lijdt vanwege de ontkenningen van Petrus. We zien de Heere  
    Jezus in de eerste plaats: machteloos. Ze waren er zo druk mee bezig, maar het lukte steeds niet. Keer op keer waren er die massa mensen die ademloos naar Hem bleef luisteren. 

Maar toen kwam Judas. Vers 1-6 in dit hoofdstuk. En dan, ‘ze grijpen Hem’. En dan is Hij in hun macht en is Hij machtelóós. Zie maar, ze voeren Hem weg.  

Alleen, broeders en zusters, zet het woordje ‘machteloos’ tussen hoge komma’s. Want Hij láát Zich gevangen nemen. Je hebt immers ook in de Evangeliën als de Heere Jezus zegt: ‘Ik ben het’, dat ze terugdeinzen en op de grond vallen. Hij láát Zich gevangen nemen. Hoe vernederend dat ook voor Hem, de Heilige is. De werken van het duister moeten gebeuren. Dit is de wil van God, Zijn Vader. Zo moet het. Zijn Zoon – lijden. En daarom kunnen ze met Hem doen wat ze willen.  

Denk aan die vraag uit het Evangelie: ‘moest de Gezalfde dit allemaal niet ondergaan?’ Ja, dit moest. Daarvoor is Hij gekomen. En dat is om ons, ten behoeve van ons. Wíj zouden dat lijden nooit aan kunnen. Maar als Hij lijdt, Hij is nooit, eerbiedig gesproken, Hij is nooit lijdend voorwerp, alleen maar. Want van begin tot eind, ook die laatste week en die laatste dag, beheerst Hij de hele situatie. Dus tussen hoge komma’s: ‘machteloos’. Ja, dat is Hij, als Hij binnengebracht wordt in het huis van de hogepriester. 

En als je het woord hogepriester hoort, mag je altijd denken aan Grote Verzoendag. Dat is de dag van de hogepriester. En ik heb het hier al eerder gezegd: bij Grote Verzoendag, GV, Grote Verzoendag, denk ook altijd weer aan: GV, Goede Vrijdag. 

De hogepriester, die man van de Grote Verzoendag, is op dit moment bezig om leiding te geven aan de tegenstanders van de Verzoener. Het Sanhedrin, de Hoge Raad, zal verder gaan om Jezus te vernederen tot de dood aan toe.  

Ze nemen Hem gevangen. En bij die arrestatie vluchten alle leerlingen. Maar op de één of andere manier komen Johannes, dat kun je uit zijn Evangelie lezen, en Petrus toch weer terug. Petrus volgt op afstand.  

Petrus, zoals het er staat, ‘en Petrus volgde op een afstand’. Er staat niet: ‘en Petrus volgt Hem’, nee, ‘Petrus volgt’. Achter die mensen aan die die ‘machteloze’ Jezus in handen hebben. En dan op afstand. Zeg maar een 50, een 100 m bij Hem vandaan. Dat is letterlijk. Petrus wil het niet, durft het niet om dichtbij te zijn. Maar toch is die afstand ook weer niet zover, want hij wil ze blijven zien. 

Letterlijk, maar ook figuurlijk. Want nu al kun je zien dat er van die grote woorden van net niet zo veel overblijft. ‘Ik wil wel de gevangenis in! Ik wil zelfs wel voor U sterven!’  

En nu, op afstand. Jezus Christus gaat steeds meer Zijn lijdensweg alleen.  

Dan het tweede: de Heere Jezus lijdt om de ontkenningen van Petrus als de sprakelozeHet is nacht en op de binnenplaats van het grote huis van de hogepriester steken de mannen die met zwaarden en knuppels de Heere Jezus gevangen genomen hadden, een vuur aan.  

Er is zo’n binnenplaats, wij kennen dat meestal niet. Maar als je in het zuiden van het land bent, bijvoorbeeld in Limburg heb je nog van die boerderijen, ook met de gebouwen om een binnenplaats heen.  

Zo is dat ook hier. De leiders zijn in de kámers van het huis. Zij bemoeien zich met hun arrestant, maar degenen die de arrestatie hebben uitgevoerd die zijn daar op de bínnenplaats.  

En Petrus is daar ook bij. Dankzij Johannes kon hij binnenkomen. En dan doet hij, of hij bij die anderen hoort. Hij gaat tussen hen inzitten, in hun midden zitten. Hij gaat horen bij die mensen die tégen de Heere Jezus zijn. Ook dat is lijden voor zijn Heere, voor zijn Meester. Want deze leerling die gaat nu in de kring van de spotters, in de kring van de zondaars zitten. PSALM 1. We kennen dat: ‘Welzalig wie níet zit in de kring van de zondaars’. Petrus zit midden tussen hen in.  

Maar dan is er een slavin, een meisje dat bij de deur de wacht houdt. Die kijkt er eens wat. En die bekijkt Petrus eens wat nauwkeuriger. En dan lijkt het alsof het allemaal toevalligheden zijn. Dit gebeurt. Dat gebeurt. Maar van begin tot eind, broeders en zusters, staat het onder leiding van de Heere God!  

Als die oplaaiende vlammen een beetje licht geven, dan zegt ze tegen de mensen: ‘Hé, maar hij was óók samen met Hem. Hij hoorde óók bij Hem.’  

Kun je iets bedenken wat mooier is dan dat? Er is een tijd geweest dat Petrus het geweldig vond, hij mocht horen bij de Heere Jezus! Hij kon elke dag met Hem optrekken. Hij was iemand aan wie de Heere Jezus werkelijk verbonden wilde zijn. Wat een voorrecht!  

En dan nu. Petrus ontkent het radicaal. ‘Helemaal niet samen met Hem’, liegt hij.  

Eens: ‘Ú spreekt de woorden van het leven!’ En nu, ja, nu is Hij Hij, maar ik ben ik. ‘Ik heb met Hem niks te maken! Vrouw, meid, ik ken Hem niet eens!’  

Lijden voor de Heere Jezus, wat een belediging! ‘Rotsman’ heeft Hij Zelf deze leerling genoemd. Er is niet meer dan stof van over. Als hij zegt: ‘die Man, Die is het niet waard om daaraan verbonden te zijn’. En het lijden van zijn Meester wordt verzwaard. Als je op zo’n manier door je meest nabije naaste in de steek gelaten wordt, verschrikkelijk!  

Maar het houdt niet op. Want even later, iemand anders zegt ook tegen Petrus: ‘hé, maar jij bent één van hen, van die groep mensen rond die Man die gevangengenomen is’.  

En dan meteen er overheen, zo afstandelijk als het maar kan: ‘ah, kerel, dat ben ik niet’. Petrus laat zijn Meester helemaal los. ‘Ik heb geen binding aan Hem!’ 

En ongeveer een uur later, en wij hebben er geen idee van, daar zegt het Woord van de Heere helemaal niks over, wat Petrus in die tussentijd allemaal gedacht zou kunnen hebben, en wat hij allemaal gevoeld zou kunnen hebben …  

Nee, een uur later. Petrus is nog aldoor daar. De derde keer. Er is weer iemand die het hardnekkig volhoudt: ‘zeker weten! Serieus! Ook híj was samen met Hem. Kun je wel horen – aan z’n uitspraak, aan z’n dialect’.  

Valt het u, broeders en zusters, ook op, dat zelfs in de manier van zeggen door die drie mensen, de Heere Jezus als het ware wordt weggezet, wordt genegeerd? Niemand van hen heeft het over Jezus. Niemand van hen heeft het over de Redder. Ze hebben het alleen maar over ‘Hem’. 

En Petrus op het allerfelst, hij reageert: ‘ach kerel, ik snap niet waar je ‘t over hebt’.  

Hij wil helemaal niks te maken hebben met die Arrestant.  

En plotseling, en ook dat heeft niets te maken met ‘toevallig’, maar alles met: ‘moest de Gezalfde dit niet lijden?’. En plotseling, terwijl Petrus nog bezig is zich los te maken van zijn Meester, een haan kraait.  

Drie keer heeft Petrus zijn Meester als het ware een mes in de rug gestoken. Of erger nog, drie keer heeft Petrus de ziel van zijn Meester doorboort. En God staat het toe. Dit steeds dieper wordende lijden van Zijn Zoon.  

En juist bij die laatste hoofdstukken van het Evangelie, broeders en zusters, is het voor ons van belang om aldoor maar weer te denken: ‘dit was nodig voor u, voor jou, voor mij’.  

Jezus lijdt. En dan kunnen wij nooit precies begrijpen wat dat allemaal inhoudt en hoe diep dat wel niet gegaan is. Juist bij die volkomen rechtvaardige Heere. Juist bij die zondeloze Heiland. Hoe dat ‘binnengekomen’ is.  

Jezus lijdt. 

En ík noemde dat tweede punt: sprakeloos

Want nu, -even tussendoor, wij weten niet wat de Heere Jezus Zelf gehoord heeft van die ontkenningen. We weten zelfs niet óf Hij er iets van gehoord heeft. Maar we weten wel dat Hij wéét dat Petrus drie keer ontkend heeft, dat hij iets te maken heeft, en iets te maken wíl hebben, met Hem, zijn Meester. 

Dat is ook het bijzondere aan de voorzegging in vers 34. Hij weet het, Mijn leerling zal dit doen. En Hij weet, en nu heeft hij het gedaan.-  

En dan, juist op dat moment draait de Heere Zich om. En dat is dan zo bijzonder in dat vers 61, want daar staat twee keer het woord ‘Heere’! Niet ‘Jezus’, maar ‘de Heere’. De ‘Eigenaar’ van Petrus. De ‘Bezitter’ van de haan. De ‘Regeerder’ van de tijd.  

Hij kijkt juist dan, na dat diepe vernederen door zijn belangrijkste leerling, Petrus. Hij kijkt hem aan. En Hij heeft oogcontact. En Hij ziet het hart.  

En bij Petrus, ‘ik wil niets met Hem te maken hebben’, en bij Petrus komt in een flits in alle hevigheid naar boven die herinnering, zonder dat de Heere ook maar een woord zegt. Vandaar punt twee: sprakeloos. Zonder dat de Heere een woord zegt, maakt Hij Petrus reddeloos in zichzelf, hopeloos in zijn eigen kracht.  

Hij kijkt hem aan.  

En dan is het grote wonder dat dit geen dodende blik is. Wij kennen die uitdrukking wel van ‘blikken kunnen doden’. Je kunt wel eens samen aan tafel zitten en de kinderen hebben dan ruzie onderling en dan moet je eens kijken hoe dat gaat. Die ogen, als ‘blikken konden doden’, zeggen wij dan.  

Hier zou alle recht geweest zijn om zo’n blik op Petrus los te laten. Maar de Heere Jezus kijkt, en het is een blik die Petrus onderwijst in liefde. Terwijl nota bene hij van tevoren gewaarschuwd was. En dan toch drie keer het ontkennen. Drie keer is eigenlijk de betekenis: Weg met Hem. En dat uit de mond van déze leerling. Zou je dan niet constateren en concluderen dat in feite de Meester als ‘Meester’, de Heere Jezus als ‘Leraar’ niet totaal mislukt is?  

Ja, dat is oppervlakkig: als je zulke leerlingen hebt die zo doen! Maar als je dan dieper hoort dan is dit het lijden wat moest gebeuren! Het moest voor Petrus zelf.  

En denk dan aan 1 Petrus 2, ‘lijden als je goed doet’. Dan leert Petrus ook aan anderen wat dat betekent: ‘aan Christus denken en dan je eigen situatie zien’. Hoe intens is de liefde van de Redder voor de Zijnen.  

En tenslotte: de Heere Jezus lijdt om de ontkenningen van Petrus en Hij doet dat feilloos. Het moest. Alleen zó kan satan verslagen worden. Dan ben je bij 1 Petrus 5. Alleen zó komt er een eind aan zonde en dood. Daarvoor is het nodig dat Jezus uit Nazareth volmaakt lijdt. De Mensenzoon, de Zoon van God.  

En Jezus breekt als het ware Petrus, met die ene blik. En dan maakt Petrus dat hij wegkomt. Dat is ook heel bijzonder. Want blijkbaar, dat is onder bescherming van zijn Meester nog, niemand legt hem een strobreed in de weg, terwijl drie mensen gezegd hebben: ‘Jij was ook één van Hem!, Jij hoorde ook bij Hem!’. En Petrus kan zo naar buiten lopen.  

Maar voor de Heere Jezus wordt het op die manier nog heftiger. En Zijn lijden verdiept zich nog meer, want steeds meer alleen is Hij. Niemand die Hem terzijde staat. Niemand die dat wil.  

En Petrus huilt bitter. Over zichzelf. Wat is hij voor iemand? Wat is hij voor een leerling van de volmaakte Leraar?  

Maar ook als de Meester Zijn leerling tot bitter huilen brengt, bewijst Hij hem daarin Zijn genade! Want zondekennis en schaamte en schuld zijn genadegaven om de noodzaak van de Redder te kunnen zien. Als je geen zondekennis hebt, en als je je niet schaamt vanwege je zonden, en als je je schuld niet ziet, waarom zou je dan een Redder nodig hebben?  

Maar zie dat dan niet als prestatie van je eigen kant. Zondekennis en schuld en schaamte zijn genádegaven, door God de Heilige Geest gewerkt! De droefheid naar God. 

Leven met die Redder, dat is erkennen, elke dag weer: ‘tegen U, o God, tegen U alleen heb ik gezondigd’. Nee, en dan hebben wij niet gezondigd zoals Petrus. Die situatie was uniek, die blijft uniek. Is nooit over te zetten naar nu.  

Maar wij hebben de genáde van de Heere Jezus net zo nodig. Vanwege wat er bij ons aan tekort is, aan gebrek is, aan overtreding is. En vanwege dat alles van al de Zijnen ging de gevangengenomen Jezus Christus feilloos verder.  

Hij gaat zelfs verder als Hij nog zwaarder onder de toorn van God moet lijden. Opdat ieder die erkent dat hij of zij zulk een reddingswerk nodig heeft van déze Redder, ook echt en eerlijk gered zal worden!  

Denk maar aan die prachtige zinnen uit het Avondmaalsformulier, waarin dat zo tegenover elkaar staat. ‘Hij gevloekt, wij de zegen. Hij de dood, wij het leven.’ Hij leed, opdat ik die zulk lijden verdíende, voor eeuwig mag leven, onder de zegen van God.  

AMEN