Preek Zondag 19

Preek Zondag 19
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Amersfoort, 11.10.2020 

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 98:1,2
  • Gebed
  • Psalm 118:5,6
  • Lezen
    • Filippenzen 2:5-11
    • Openbaring 5
  • Tekst
    • Zondag 19
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 110:1,2,3,4,5,6
  • Apostolische Geloofsbelijdenis
  • Psalm 118:9,10
  • Gebed
  • Psalm 98:3,4
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Straks, zoals elke zondagmiddag, dan belijden wij weer: “Christus zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader”.  

En dan kan ’t zomaar zijn, dat een van de kinderen een keer thuiskomt en dan vraagt: “Zít de Heere Christus áltijd?”  

Want dat belijden we immers. En dan zeggen vader of moeder: “Nee, ‘t is nog net even een beetje anders. ’t Is niet letterlijk. Denk maar bijvoorbeeld aan wat er in de Bijbel staat bij Stefanus. Vlak voordat Stefanus gaat sterven. Dan kijkt hij omhoog. En dan ziet hij in de hemel de Heere, Jezus Christus, Die stáát aan de rechterhand van God.” Dus dat is er ook. Hij stáát.  

En, kijk als wij denken aan zitten, wij kunnen op heel verschillende manieren zitten.  

Je kunt aan tafel zitten, keurig netjes, recht op. 

Je kunt ook onderuit zakken, en dan zegt moeder: “Zit niet zo op je nek. Toe eens, ga eens overeind.”  

Je kunt op de bank zitten, of op een luie stoel, dan leg je je voeten op de tafel (als dat mag). Dan hang je eigenlijk. 

Kijk, allerlei manieren van zitten.  

Maar, ‘Hij zit aan de rechterhand van God’. Dán moet je denken aan koning Willem-Alexander. Vanaf 2013 zít koning Willem-Alexander op de troon. Zit hij daar dan elke dag? Wel nee. Hij is overal, door het land heen. Hij staat ook heel veel. En ‘s avonds gaat ie naar bed, dan ligt ie.  

En toch zeg je: ‘koning Willem-Alexander zít op de troon’. En dat betekent dus: ‘hij is kóning!’ En daar hoort dan nog bij, ik kom daar straks ook nog wel op terug, daar hoort nog bij: ‘hij is ook rechter’.  

Want in de Bijbel spreekt een koning ook recht. Je weet wel van Salomo, toen met die twee mevrouwen die bij hem kwamen. Met die baby’tjes, de ene was overleden en de andere die leefde nog. Salomo is koning en rechter. Salomo zit op de troon.  

De Heere, Jezus Christus, Hij zít aan de rechterhand van God, dat betekent: ‘Hij is Koning. Hij regeert’.  

En daarom wil ik u het Woord van de HEERE vanmiddag bedienen onder het thema:  

De Gezalfde Koning, hoogverheven, gaat verder met Zijn werk voor het volk van God,  

Dit keer een lang thema, ik kan er ook niks aan doen, ik zal het nog een keer zeggen: de Gezalfde Koning, hoogverheven, gaat verder met zijn werk voor het volk van God. 

3 punten, en die zijn gelukkig kort,
1) Hij regeert
2) Hij zorgt
3) Hij zal oordelen

Broeders en zusters, jonge broedertjes en jonge zustertjes, oude broeders en zusters, wij belijden ons gelóóf met de woorden van Antwoord 50.  

Als ik zeg: ‘Christus zit aan de rechterhand van God’, dan moet jij niet gaan zeggen van: ‘nou, daar zie ik helemaal niks van. Want als ik in de wereld rondkijk, dan is het een grote zooi en soms een grote puinhoop. Hoezo, Christus regeert’.  

Nee, als je daar mee begint, als je bij jezelf begint, dan begin je verkeerd.  

Je moet éérst, en dat is je gelóóf belijden, dat is nazeggen wat God in Zijn Woord voorzegt en gewoon zegt, je moet éérst luisteren naar wat de Heere Zelf spreekt. En dan staat het er in Mattheus 28: ‘Mij is gegeven álle macht in de hemel en op de aarde’. Ik heb álle macht gekregen. 

En niet gaan sputteren van: ‘ja, ja, ja, dat zal wel’. Nee, ‘Ik heb alle macht gekregen’, zegt de Heere Jezus.  

Dat zegt Hij tegen Zijn leerlingen. Voor die was het ook moeilijk, maar ze moesten het gelóven.  

Dat zegt Hij tegen Zijn kerk.  

Dat zegt hij tegen iedereen die gelooft, ook tegen u.  

Híj, en dan denk ik even aan Filippenzen 2, Hij, Die de Middelaar was, Die al die verschrikkelijkheden heeft ondergaan tot en met de dood aan het kruis ‘voor óns’,  

Hij is nu Koning. Ja, Profeet, Priester ook. Maar daar ga ik vanmiddag niet op in, Hij is nu Koning, ook weer ‘voor óns’.  

Maar je moet het altijd bij elkaar houden: kruis, verhoging. Want wat staat er in Openbaring 5? We hebben het net gehoord, daar stond: ‘het Lam dat staat als geslacht’.  

Nou, als je een lam hebt geslacht, kan het dan nog staan? Nee. Maar nu wel, want dit is het Lam, dat is ook een manier van zeggen, dit is de Heere, Jezus Christus. Die heeft aan het kruis geleden, Hij is gestorven, maar Hij staat weer! Want Hij is opgestaan en naar de hemel gegaan. Voor het volk van God is Hij ook, want dat stond er immers ook, dat Lam is ook de sterke Leeuw! 

Nou dat zijn twee heel verschillende dingen. Ik weet niet hoe veel in de buurt van …… lammetjes er zijn, maar als je eens wat in de weilanden kijkt, ja op ’t ogenblik zijn er niet zoveel meer, want ze zijn al wat groot gegroeid, maar in de lente, dan zie je die lammetjes. Ja, wat stelt dat nou voor? Klein, zwak.  

De leeuw! Nou dan weet je wel hoe ver het is. Dat is echt dat enorme sterke.  

Dat Lam, geslacht, gekruisigd, is de sterke Leeuw, de machtige Koning Die regeert. Er staat ook niet voor niks bij: Hij heeft 7 hoornen of 7 horens. En dan moet je ook niet denken aan alleen maar koeienhorens. Dat is nog niet zo sterk. Maar dan moet je denken aan een, zeg maar aan waterbuffel, of zo. Met zúlke horens. En dan vooral een stier. Dat geeft aan, hoe machtig en krachtig. 

En aldoor weer, broeders en zusters, Zijn regeren van en voor óns. Want ZONDAG 19, dat misschien even goed om daar over na te denken, ZONDAG 19 is de láátste ZONDAG van het onderdeel van de verlossing.  

U weet, de Apostolische Geloofsbelijdenis, God de Vader en onze schepping, God de Zoon, en onze verlossing, God de Heilige Geest en onze heiliging.  

Artikel 1 is: God de Vader en onze schepping en dan begint bij 2 God de Zoon, en in de Catechismus begint dat bij ZONDAG 11 en dat gaat door tot en met ZONDAG 19, over onze verlossing.  

Onze Verlosser is nu, en, en, je voorstellen dat wil niet, want dat kunnen wij niet, dat weten wij niet, maar denk daar toch even over na, onze Verlosser, onze Heere, Jezus Christus, is nu in de hemel! Volop actief, met het oog ook op ónze verlossing en op de verlossing van ál Zijn volk over heel de aarde, miljoenen mensen.  

En geen tel betekent dat, geen tel verliest Hij -de mensheid niet, de aarde niet-, uit het oog. Geen tel verliest Hij de Zijnen uit het oog. En Hij heeft altijd, overal, alles voor het zeggen.  

Hij is opgevaren naar de hemel, de hoogverheven Koning, en dan zegt de Catechismus ook dat Hij Zich daar bewijst als het Hoofd van Zijn wereldwijde kerk. 

Kijk, de kerk is hier in …………… en omgeving.  

De kerk is op veel andere plekken in dit land.  

De kerk is in het buitenland.  

De kerk is overal op aarde. 

Als er hier iemand naar Guatemala zou gaan of naar Kirgizië, dan kan de kerkenraad hem zo een brief meegeven: ‘aan de broeders oudsten in Guatemala of Kirgizië te …, nou dan moet je de plaats invullen waar de man of de vrouw heen gaat, en dan kan erin staan: ‘deze broeder, dat is een gelovige broeder, of deze zuster dat is een gelovige zuster, wij verzoeken u om die onder uw hoede te nemen in uw gemeente’.  

Ja, dat is dan niet een DGK en misschien staat er de naam ‘Gereformeerd’ wel helemaal niet in. Maar als dat een Schriftgetrouwe gemeente is, dan kan hij /zij daar terecht. Want Christus’ kerk is werkelijk overal op aarde. 

En, de Catechismus gebruikt dan het woord ‘Hoofd’. Hij is het Hoofd van Zijn gemeente, het Hoofd van Zijn kerk. Dat staat in Kolossenzen 1.  

Wat doet een hoofd? Ons hoofd, dat stuurt ons als het ware aan. En ons hoofd zit altijd vast aan ons lichaam. Dat hoort helemaal bij elkaar. Wij leggen niet ’s avonds ons hoofd op het nachtkastje. Dat we gaan slapen en daar ligt het hoofd. Nee, dat kan niet.  

Het hoofd regeert en stuurt het lichaam. Dat vinden wij heel gewoon, daar denken we helemaal niet bij na. Als je straks gaat staan aan het eind van de dienst, dan gaat het vanzelf. Dan ga je niet eerst nadenken van, ‘o, hoe doe ik dat ook maar weer, gaan staan? O, dan moet je …’. Nee, maar dat gaat allemaal vanzelf.  

Maar – iemand die een ongeluk gehad heeft, die moet soms wel eens weer leren lopen. En ik weet niet of je dat wel eens gezien hebt, maar dat is dan vaak tussen twee van die stangen, net als op gymnastiek daar heb je dat ook. De brug heet dat.  

En dan moet hij tussen die stangen, houdt hij zich heel goed vast, en dan zegt de fysiotherapeut van: ‘nu moet u uw rechtervoet naar voren doen’. En dan denkt die man, die dat ongeluk gehad heeft, heel hard na … Ja, en dan gaat die rechtervoet naar voren. Wat wij dus heel gewoon doen, daar moet hij dan heel erg over nadenken. En dan merk je: het hoofd stuurt het lichaam aan.  

Zo stuurt Christus Zijn lichaam aan. Dat is de gemeente als geheel, dat kun je de gemeente over heel de wereld noemen. Dat kun je ook de plaatselijke gemeente noemen. En dat doet Hij altijd met Zijn Woord. Hij spreekt. De Bijbel. Hij spreekt, en dan weet u welke kant het op moet, hoe het moet gedaan, wat er moet gedaan, wat u allemaal krijgt, vooral.  

Het Woord dat is altijd beslissend.  

Dat geldt ook elk gemeentelíd. Want wat is het morgengebed van een gelovend gemeentelid? Dat is immers: ‘HEERE, zegt U het maar, wat wilt Ú dat ik vandaag zal doen’.  

En dan láát je je dus aansturen. En er komt nog iets bij ten aanzien van die regering. Dat onder de regering van déze Koning álles meewerkt ten goede, voor wie op God vertrouwt. Dat kan zo moeilijk zijn om dat ‘binnen te krijgen’. Dat álles onder leiding van die Koning is: ten goede van ons, dat dat goed voor ons is.  

Want daar begrijpen wij zo vaak niks van. Zó vaak zijn er dingen in ons leven waar we tegenaan lopen. En dat we zeggen: hoe kan dit nou goed voor ons zijn. En toch, tóch is dat zo! Want ‘Hij heeft ons immers gekocht met Zijn bloed’, Openbaring 5. Dat hebben we net ook gelezen. ‘Hij heeft ons gekocht’. Hij had Zijn léven voor ons over!  

En daarom is Hij ook geweldig zuinig op ons.  

En het kan vreemd gaan in uw leven. Het kan moeilijk gaan in uw leven. En we hebben tegenwoordig allemaal die moeite van dat corona-gedoe, maar we blijven zeggen: En toch heeft God het goede met ons voor.  

En dat we op zoek gaan naar mogelijkheden om ook in deze tijd invulling te geven aan het gemeente zijn. Om ook in deze tijd invulling te geven aan, denk ik ook aan de diakenen, ‘en hoe kan ik nu de gemeente stimuleren, zodat die eenheid, zodat die verbondenheid er blijft. En misschien nog wel sterker wordt’. Dat we ook nu om elkaar geven.  

Zijn regering, altijd goed voor ons! Maar dus wel: laat je regeren door deze Koning! 

Zo was ik eigenlijk al toe dan het tweede punt: Dat Hij ook zorgt. Die gezalfde Koning, hoogverheven, Die gaat verder met Zijn werk voor het volk van God, Hij zorgt. 

Ik heb al verschillende keren dat woord gebruikt: hoogverheven. Nou, dat is ook zo’n woord, dat gebruikt moeder of vader niet zo veel. Die zegt niet van: ‘eh nou dit is wel een hoogverheven PSALM’, bijvoorbeeld. Dan denkt ze aan PSALM 150. ‘Zullen we een hoogverheven Psalm gaan zingen?’ Nou, dan kijken jullie elkaar aan: ‘wat is er nu aan de hand?’  

Maar het is wel een woord om te gaan leren, en om te gaan onthouden. Want, Vraag 51, die heeft het over ‘de heerlijkheid van Christus’. En dan denk je aan Zijn glorie, aan Zijn luister. Dan denk je aan dat Hij ‘hoogverheven’ is, dat Hij bóven alles uit gaat.  

Als Johannes in Openbaring 1 die hoogverheven Heere Jezus ziet, wat gebeurt er dan? Dan valt hij in coma, helemaal bewusteloos. Dat is zó indrukwekkend! Totdat de Heere Zelf hem weer overeind helpt.  

Zó groots, zó machtig, ons Hoofd! Het Hoofd van de gemeente is inderdaad … ! 

Zijn dit nou dingen waarvan u zegt, broeders en zusters, waarvan u zegt, van: ‘ja, eigenlijk weet ik dat wel, maar ik denk daar lang niet altijd aan’.  

Maar u weet dit allemaal al. Ik denk dat de kinderen dit zelfs allemaal al wel weten. Maar toch is het goed om daar dan, zoals vanmiddag, even goed over na te denken.  

Hij is zó geweldig, dat Hij vanuit de hemel zorgt op een heel bijzondere manier.  

‘Ten eerste’, staat er dan, ‘giet Hij door Zijn Geest, Zijn Heilige Geest, in ons, Zijn leden, de hemelse gaven uit’. Hij, Hij geeft álles wat nodig is om ervoor te zorgen dat die verhouding van God in de hemel met ons op de aarde, van die heilige God met ons, zondaren, toch goed wordt en goed blijft.  

En dan stort Hij dat uit, en dan moet je denken aan een wolkbreuk. Heb je misschien wel eens thuis gehad of zo, en anders zie je dat wel op televisie. Dan in één keer, dan dendert er een regenbui naar beneden en dan staat de straat helemaal blank.  

Dat is: ‘Hij giet het uit’.  

Want, als de Heere Christus vanuit de hemel Zijn hemelse gaven giet, dan is dat niet: één druppeltje zegen hier, en misschien volgende maand nog eens een keer een ander druppeltje zegen daar. Nee, dan gaat het als een plensbui!  

En dan zie je in de teksten onder Antwoord 51 die dingen. Er staat onder: Handelingen 2, en dan gaat het over Christus, Die door de Heilige Geest zorgt voor geloof. Het grote geschenk van vertrouwen. Dat Hij zorgt voor het volhouden. Volhouden ook in lastige situaties, in moeilijke situaties, in heel moeilijke situaties. Dat Hij zorgt voor trouw blijven, ook al zou de hele wereld zeggen: ….. Toch trouw blijven. Aan Hém.  

Nee, dan komt dat niet automatisch. Zo van, je bent eenmaal gelovig, je bent gedoopt, en dan is het er allemaal wel. Nee, blijf God bidden om al dit soort dingen. Blijf Hem vragen. Sméék Hem erom. Aldoor maar weer. 

Iemand als Paulus, was Paulus nou een gelovige man, ja of nee? Ja, die was ‘bloedgelovig’ zou je haast zeggen. Maar Paulus was dus juist ook iemand die aldoor aan het bidden was. 

Er staan in de Bijbel al die voorbeelden in de brieven van Paulus, behalve in Galaten, maar in al die andere brieven staan voorbeelden van dat hij dankt en bidt. Nou, als Paulus het nodig heeft en het mag doen, laten wij dan helemaal bidden om al die gaven van God.  

Een andere tekst die daaronder staat, dat is Efeze 4. En dat gaat er over, dat die hoogverheven Koning, Die regeert vanuit de hemel, en dat doet Hij soms heel rechtstreeks als Hij ingrijpt in ons leven, maar dat doet Hij soms ook via mensen. Hij neemt mensen in dienst. Herders en leraars, evangelisten, oudsten, diakenen, Hij neemt ménsen in dienst.  

En dat is dan niet van, nou die mannen daar, die hebben hun eigen feestje, en die zeggen: ‘jij moet dit en jij moet dat’. Nee, die mannen, die zijn, dat hebben ze zelf ook erkend, toen ze ‘ja’ zeiden, zijn door God aangesteld, via zijn gemeente, ‘ik wil mij door God laten gebruiken’. En waarvoor dan? Opdat elk gemeentelid zich laat inzetten voor de opbouw van de gemeente van Christus.  

Het is altijd weer dat punt, dat ze bij u aan huis komen en dan doorpraten over de genade van de Heere, over de trouw van de Heere, maar ook over: hoe bent u nu lid van de gemeente, hoe laat u zich gebruiken in Zijn dienst.  

Dat begint met de mensen die het Evangelie verkondigen. Herders en leraars en evangelisten. En dat gaat verder met die anderen, die ook een speciale opdracht hebben, om de anderen, het Woord van God voor te houden. Maar ze zijn oudsten en diakenen, altijd in sámenwerking met de gemeente.  

Wat is het ontzettend belangrijk op dit punt, als je zegt: ‘de Heere Christus gebruikt mensen’, dat dan,  

1. die mensen die gebruikt worden door de Heere Jezus bidden voor zichzelf én voor de mensen voor wie zij aan het werk mogen zijn,  

maar 2. dat ook de mensen voor wie zij gebruikt worden, bidden voor hen. Altijd van weerskanten.  

En waarom? Omdat bij zo’n hoogverheven Koning ook een prachtig lichaam hoort. Een prachtig Hoofd, een prachtig lichaam. Dat is op deze aarde niet altijd aan de orde. Maar in dit geval: Hij – u. Dat moet bij elkaar passen. 

1 Korinthiërs 12 bijvoorbeeld, met al die gaven in de gemeente, die er allemaal voor zijn om te passen bij Hem. Of met dat andere beeld in de Bijbel: bruidegom en bruid. Jezus Christus als de Bruidegom. Nou, wat wil nou een bruidegom? Die wil niets liever dan dat zijn bruid er strálend uitziet!  

Wat gebeurt er op een trouwdag? Dan is het allemaal van: ‘Oh! wat zie jij er mooi uit! Prachtig! En heb je, en heb je, die gouden ketting van hem gekregen?’ ‘Ja, want mijn bruidegom had alles voor mij over!’ Dat soort dingen. Die bruidegom die wil een strálende bruid. 

Jezus Christus, dé Bruidegom, doet er alles aan om u tot een stralende bruid te maken. Openbaring 5, ‘want de kracht en de rijkdom en de wijsheid en de sterkte en de eer en de heerlijkheid en de dankzegging’, dat is allemaal voor Hém.  

‘Hij zorgt’. En in dat zorgen zit ook Zijn bescherming.  

De Catechismus, dat is even Kerkgeschiedenis, die is van 1563. Een hele poos geleden. Maar dat geeft niet, want de catechismus die doet niet anders dan ‘terug naar het Woord’. Dus dat is altijd goed.  

In die tijd had je vijanden, met het zwaard, en met de brandstapel, en met de galg, en er werden mensen in jutezakken genaaid en in het water gegooid, zodat ze verdronken.  

In díe tijd, zegt de Catechismus, -en die zegt dan het Woord van de Heere na-, ‘Hij beschermt en bewaart ons met Zijn macht tegen alle vijanden’.  

Heb je weer zoiets. Ik zeg net: ‘zwaard, brandstapel, galg, verdrinken. Is dat nou beschermen dan?’ Had de Heere Jezus dan niet al die mensen moeten redden van de galg, van de brandstapel, van de verdrinking? Nee, zo werkt Zijn bescherming niet.  

Waar gaat die bescherming om? Die gaat erom, dat de kinderen van God trouw blijven aan God. En dan mogen ze voor eeuwig bij God zijn, ook als ze die verschrikkelijke dingen moeten ondergaan van zwaard en galg en brandstapel. Dan nóg is daar Gods bescherming!  

Weten de kinderen wel, dat op de brandstapel soms Psalmen werden gezongen, terwijl de brand er al in zat. En dat die man die op de brandstapel stond, en die al verschrikkelijk pijn kreeg, dat hij nóg God ging loven en zijn Koning ging eren! Want hij wist: ‘als ik nu sterf, ik zal nooit door Hem in de steek gelaten worden. Ik mag rechtstreeks van de aarde bij Hem komen en er is niks mooier dan dat’.  

Dat is Zijn bescherming. En wat hebben wij die ook nodig! Want er is in Nederland geen brandstapel meer, er is geen galg meer en al die andere dingen gebeuren ook niet. Maar wat is er in Nederland wel? Dat satan geweldig bezig is om ons te verleiden, om het ons maar zo makkelijk mogelijk te maken. Dat wij niet meer aan God denken, dat we druk zijn met een heleboel dingen en niet zo druk meer met de Heere.  

Ik las bij de voorbereiding van deze preek over een situatie van een kerk in vervolging, die bezoek kreeg van mensen uit het vrije Westen. En die mensen uit het vrije Westen, die zaten aldoor de stènen en te zuchten van ‘ach, ach, ach, wat is dat toch wat. Jullie worden vervolgd, verschrikkelijk. Jullie kunnen dit niet en dat niet. O, wat is het hier allemaal moeilijk’. En toen zei die dominee van die vervolgde kerk: ‘nou moet je even ophouden. Wij zijn er op een bepaalde manier dankbaar voor. Wij mogen lijden, dat staat ook in Handelingen 5, wij worden waardig geacht te lijden voor onze Heere Jezus Christus’. 

Dat was één ding. Toen zei hij er nog een ding achteraan. ‘Weet je’, zei hij, ‘wij vragen er eigenlijk nooit om dat de vervolging ophoudt, want wij zijn heel erg bang voor het grote gevaar dat als de vervolging weg is, dat wij als gelovigen dan veel te makkelijk worden. En lui en laks. En dat we er dan niet meer zoveel aan doen. Nu weten wij waar wij voor staan. Nu weten wij waar wij voor gaan. Nu weten wij dat Christus alles is. En dat we aan Hem vast moeten houden. En hoe het dan gaat dat weten we niet. Maar nee, wij bidden niet om het eind van de vervolging, wij bidden wel om de komst van Koning Christus. En wat daar dan verder volgt’.  

Kijk, zo’n punt, dat zet je aan het denken: ‘hoe, hoe ben je gelovig in Nederland in 2020?’ Wij kunnen ons verschrikkelijk druk maken om de huidige situatie met corona. En op een bepaalde manier moet je je daar ook wel een beetje druk om maken. Maar je mag dat ook op een bepaalde moment helemaal bij je langs laten glijden: ‘het zal ons ook een zorg wezen. Wat maakt dat nou uit?’  

Stel, dat u morgen in het ziekenhuis ligt, ja dan is daar de moeite, dat geef ik meteen toe. Dat is best allemaal zwaar en moeilijk. Maar uw Koning blijft u toch verzorgen!? En zegt dan toch ook: ‘in de moeite ben Ik er voor u!’? En zelfs als u zou moeten sterven, dan zegt u toch: ‘maar ZONDAG 1 blijft wel waar!’ 

Nee, ik zeg niet, dat je erom moet vragen dat je corona krijgt. Maar ik zeg wel van, ‘ja, laten we er ook gelovig nuchter in gaan staan’. Ik zeg niet dat u dat niet doet, ik weet er niks van, heb er met niemand over gepraat. Maar je komt wel eens tegen, dat het allemaal heel moeizaam is en zo.  

Nou, ik weet best dat het moeizaam is. Als je het krijgt, kun je er hondsberoerd en tot op de intensive care van terecht komen. Nou, vrolijk is anders. Je kunt er inderdaad van sterven, dat ontken ik helemaal niet. Maar ik zeg wel: ‘Jezus Christus, Die beschermt en bewaart u tegen alle vijanden’.  

De satan is bezig op dit moment om zijn, zijn grootste vijanden, om de trouwe kerken dwars te zitten. Om ze angst aan te jagen. En dan mag u zeggen: ‘satan, weg! Ik hoef geen angst hebben, want mijn Koning beschermt mij en dat staat zo vast als een rots’.  

En blijf bidden! Blijf er om vragen om te zien wat dat inhoudt, die bescherming. En natuurlijk kunnen mensen er dan best eens verschillend in staan. Maar met elkaar vasthouden aan Antwoord 51. Satan zal het niet winnen! Want Christus is Koning. 

Op aarde heeft Hij álles overgehad voor Zijn volk. Nu in de hemel gaat Hij verder om voor Zijn volk te zorgen en om Zijn volk te beschermen en uiteindelijk bij Zich te brengen.  

3) Dan het laatste: Koning Christus, hoogverheven, gaat verder met Zijn werk voor het volk van God, Hij zal oordelen. Dan denk ik even aan degenen die naar de catechisatie gaan, die weten wel van Christus’ verhoging en Christus’ vernedering. Met vernedering begint het en dan krijg je de verhoging.  

En dan heb je -met ouderwetse taal-, vier trappen, vier fases, om zo te zeggen. De eerste fase dat is de opstanding en de tweede is de Hemelvaart en de derde is het zitten aan Gods rechterhand en dan de vierde: Zijn terugkomst om te oordelen de levenden en de doden.  

Even een punt tussen haakjes. Valt de beslissing over hemel of hel dan niet bij het sterven? Moet je wachten op het laatste oordeel?  

Nee, die beslissing valt bij het sterven. Wij mogen van mensen die wij kennen als: hij of zij geloofde in de drie-enige God en vertrouwde op de Heere ,Jezus Christus, van zo iemand mogen wij geloven, dat Hij eeuwig zalig is, en met Christus zal zijn.  

Het punt is, dat kun je op deze aarde niet zíen. Als iemand sterft, dan houdt het voor ons op. Voor ons is dat het einde. Maar bij dat laatste oordeel, dan zal iedereen dat horen en zien, misschien wat vreemd gezegd, ‘dit is een schaap’ en ‘dat is een bok’, Mattheüs 25. Dit is een schaap, ‘kom binnen en vier het feest van uw Heere!’. Dit is een bok, ‘weg met jou!’.  

Het laatste oordeel, daar kun je bang van worden. Als je denkt, niet alleen maar kinderen, maar ook oudere mensen, als je denkt aan je zondigheid en je zonden. Als je als oudere terugkijkt op je leven, kan het wel gebeuren dat je alleen maar ziet wat er allemaal níet goed aan was. En dan ben je heel veel met jezelf bezig en te weinig met de Heere Christus. En dan wordt het je benauwd om het hart. Want dan denk je: ‘voor mij is er geen redding. Wie kan voor God bestaan?’ 

En tegen zo iemand mag je, of zo iemand mag tegen zichzelf zeggen en anderen mogen tegen zo iemand zeggen: ‘ja maar, wees niet teveel met jezelf bezig, maar let vooral op je Redder, Jezus Christus!’.  

Want, heil en zaligheid, dat is niet een zaak die jij voor elkaar krijgt of die jij op grond van je doen verdient, maar het is alleen maar vanwege Hem! En het staat zo vast als wat! Hij heeft dat helemaal verdiend! En Hij deelt dat uit!  

Zelfs als bij onze doop dat heel ernstige klinkt: ‘aan het eeuwig oordeel onderworpen’. En dat moet je horen bij die doop, want dit oog huilt en dit oog lacht van vreugde en geloof en blijdschap. Het oog dat huilt, dat denkt over zondigheid en zonde. En het oog dat lacht, dat denkt over: wat is God een genádig God, en wat is Hij trouw en er is redding!  

Want, wie zal die Redder zijn? Hij, Die ook de Rechter is. Of zeg het maar andersom. Wie zal die Rechter zijn, Die dan zal oordelen? Dat is Hij Die de Redder is! En in het geloof mag je dan zeggen: ‘dat is Hij Die mijn Redder is. Hij redt mij. Hij, die álles voor mij over had!’.  

En zo mag degene die gelooft, Antwoord 52 tot zijn tróóst belijden. En Antwoord 52  koppelt als het ware terug naar ZONDAG 1. ‘Ik ben van Hém. Klaar. Helemaal goed. Hij laat mij niet vallen’. 

En dan weer niet om: ‘ik ben gelovig, ik doe dit goed, ik ga naar de kerk’. Nee, aldoor, ‘o God, wilt U mij, zondaar, genadig zijn óm Jezus Christus? Laat mij, óm Christus’ wil, door uw Geest, leven met Hem’.  

Het laatste oordeel. Dan zullen alle mensen die Hem niet als hoogverheven Koning wilden erkennen, die Hem niet eerden en niet naar Hem luisterden, dan zullen al Zijn vijanden voor eeuwig gestraft worden. Voor eeuwig.  

Het is niet voor te stellen hoe erg dat is. Het is ook niet voor te stellen, hoe heerlijk het is voor wie gelooft. Maar het is ook niet voor te stellen, hoe erg dat is. Wat heeft de Heere Jezus Zélf vaak over de hel gesproken. Om van te huiveren.  

Als je dat leest in de tweede brief aan de gemeente in Thessalonica, het eerste hoofdstuk, die tekst, die staat ook onder dit Antwoord, dan staan er een aantal verzen over die eeuwige straf.  

Daarover zingen wij zelf ook wel: ‘wie ver van U geweken is, komt eenmaal om in duisternis’. Je kunt er benauwd van worden, als je dat in je eigen omgeving meemaakt. Als mensen zich opstellen als Zíjn vijanden. Die tegelijk, omdat je bij Hem hoort, ook jóuw vijanden zijn.  

Eeuwig oordeel.  

En de gelovige mag zeggen: ‘genade, zo oneindig groot!’. Die miljoenen begenadigden, die krijgen dat wonder te beleven. Hun heerlijkheid, hun glorie, hun luister.  Met en bij Hem.  

De hemelse blijdschap en heerlijkheid, daar mag je naar verlangen. En dat doe je in het geloof ook met Artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘wij verlangen naar die dag met groot verlangen!’ Waarom? Om dan zelf van alle ellende af te zijn? Nee, dat is niet de kern. Maar om dan eindelijk, dan is die zonde eindelijk weg! En dan is inderdaad ook de ellende weg. En dan ben je nooit meer dwars en dan ben je nooit meer fout, en dan ben je nooit meer verkeerd.  

Dan zul je werkelijk in staat zijn om God te loven en te prijzen en te eren en te dienen, precies zoals het bij Hem past!  

Aan God alle eer! 

AMEN