Preek Jesaja 12:1-3 (Oudjaar)

Preek Jesaja 12:1-3 – Oudjaar
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Lutten, 31.12.2019 

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 4:1,2,3
  • Gebed
  • Lezen
    • Jesaja 10:20-21, 27; 11:1-16
  • Tekst
    • Jesaja 12:1-3
  • Bediening van het Woord
  • Tijdens Woordbediening
    • Psalm 30:3
  • Psalm 27:1,2,3,4
  • Lezen
    • D.L. II, artt. 7-9
  • Psalm 27:5,6,7
  • Gebed
  • Dienst van de offeranden
  • Gezang 39:1,2,3,4,5,6
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Op een Oudejaarsdag dan is er natuurlijk altijd dat terugkijken, en jezelf afvragen hoe was het nu (20..). En dan zit je hier met elkaar en heb je daar heel verschillende herinneringen aan. Heel verschillende gevoelens bij.  

De één die gaat ervan zuchten, ‘het viel allemaal niet mee’. En de ander die haalt de schouders op, ‘nou ja, het was gewoon net zo’n jaar als andere jaren’. En een derde die verwondert zich misschien, ‘het was toch wel bijzonder, zoals het gegaan is’. En bij een  vierde, springen de tranen in de ogen. En noem maar op … Alles kan, wat ons betreft. Heel verschillend, allerlei dingen. 

Maar we zijn hier samen. En we hebben eredienst. En één van de dingen die in elk geval aan de orde moeten zijn, ook als het belangrijkste, dat is dat wij de HEERE danken! Oók als wij terugkijken naar het voorbije jaar. 

Zo wil ik u vanavond het Woord van God bedienen onder het thema: 

HEERE, aan het eind van dit jaar, dánken wij U,
1) om Uw verlossing
2) om Uw gaven

1) Je valt er zo middenin met Jesaja 12. Maar misschien hebt u dat wel een klein beetje 
   voor de bril, dat Jesaja in de eerste 11 hoofdstukken heel vaak laat zien, dat het niet goed zit met het volk van de HEERE. 

Denk alleen maar aan hoofdstuk 1. Hoe hij daar heel scherp ingaat tegen mensen die de tempel platlopen, maar zo gauw ze de tempel de rug hebben toegekeerd, helemaal hun eigen gang gaan, tegen de HEERE in. Ook later in hoofdstuk 5 en volgende, komen andere dingen. Het zit niet goed. 

Maar dan toch, toch klinkt telkens ook: ‘maar, Ík de HEERE’. Denk maar aan het begin van hoofdstuk 11, ‘er komt een nieuw begin, een twijgje aan die stronk van Isaï’. Het zál gebeuren. Want, is de HEERE immers niet op weg naar de Messias? En hóe het dan ook gaan zal, HIJ ZAL KOMEN! 

En dat is, -terwijl Jesaja daar nog een heel eind voorafgaat-, dat is dan toch al de profetie, dat de HEERE na de ballingschap een nieuw begin zal maken. Een nog groter wonder, dan die eerste uittocht uit Egypte.  

En ook, -want dat is nog niet alles-, telkens weer in die hoofdstukken, ‘op die dag …’, in de tijd die er nog aankomt, toekomst. Dan zal de HEERE wonderlijk redden.’ Ja, tenslotte op die dag …, het komen van de Vredevorst, de Zoon van God. Die Zijn machtige wonderen werkte en nog altijd werkt.  

De HEERE danken. Voor wat Zijn Zoon, aan u, met u, in u gewerkt heeft. Als je denkt aan de Heere, Jezus Christus, dan zul je als gemeente en als gemeentelid, ook aan het eind van 20.. kunnen zeggen: ‘ik dank U’. 

Want waar is de dank om gecentreerd, om zo te zeggen? Wat is de kern van die dank? 

Dat is toch HIJ, de Verlosser, Jezus Christus! Om Hem…, blijf maar grote dingen zeggen van de Heere. De Heere die zich ook aan ons verbonden heeft. Genade dankzij Hem. 

Ik dank U! 

En dan kunt u vanuit de Bijbel, – misschien niet eens zozeer vanuit uw eigen leven, in eerste instantie. Maar dan kunt u vanuit de Bijbel allerlei argumenten aanvoeren om werkelijk te komen, tot de inhoud voor die dank. 

Want één van de dingen, broeders en zusters, vanavond is, denk terug aan de trouw van de HEERE. En aan Zijn betróuwbare Woord. Alles wat Hij beloofde, daar kon u van op aan. Helemaal. Elke dag. Waar u ook was. Hij was er. Immanuel: ‘met ons, God’. ‘Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld’.  

Dat was zo. In je verdriet. In je alleen zijn. In je zo moeilijke situatie. Hoe dan ook. 

Alleen, dan moeten we wel eerlijk zijn. Dat heb je misschien lang niet altijd zo erváren. Onze ervaring kan héél anders zijn, dan wat de HEERE zegt en wat Hij doet. Wij kunnen het zo moeilijk hebben in ons leven, dat onze ervaring, dat ons gevoel, haaks staan op de feiten van: ‘Ik ben toch met je!’. 

Soms, vaak, merk je er dan achteraf wel wat van. Maar er zijn momenten, er kunnen momenten geweest zijn, er kunnen perioden geweest zijn, dat de pijn, en het verdriet, en de ellende overheerste. En in zo’n situatie, dan klínken die woorden: ‘Mijn kind, Ik ben met je!’ Maar dan komt het niet altijd binnen. En dan zeg je misschien wel eens; ‘dat zal waar zijn, maar ik merk d’r niks van …’ 

Nee, maar blijf dan zeggen, ‘HET ZAL WAAR ZIJN, HET IS WAAR!’ Want dat tweede van, ‘ik merk er niks van’, dat is uiteindelijk niet het belangrijkste, wat wij ervan merken. Het gaat om de HEERE die trouw is. En trouw was. Het gaat om Zijn Woord – betrouwbaar.  

En als de HEERE u dan, -en ook dat is achteraf zeggen-, maar als de HEERE u dan door die moeiten heen draagt, ja dan, dan kan het weer komen tot: ‘HEERE ik dank U!’ 

Ik weet niet of u de gewoonte hebt om aan het eind van het jaar, zeg maar een uur of half twaalf, om dan of alleen, of met meerderen, in gebed te gaan. En je eigen leven, het leven van je naasten, het leven van de gemeente, enzovoort, enzovoort, op dat moment aan de HEERE ook op te dragen, en ook daarbij terug te kijken bij wat er geweest is.  

Maar laat de tóón van dat gebed, -en ik beveel het dringend bij u aan!- om dan inderdaad de handen te vouwen, -en dan is het handiger om half twaalf, want dan is dat geknap en geknal tenminste meestal nog een beetje op afstand, als je dat dan om die tijd doet-, dat dan de kern van de zaak is, voor die kinderen van de HEERE, misschien zonder gevoel, maar toch: ‘ik dank Ú’.  

En bid dan voor al, en dank dan vooral, in verband met het allerbelangrijkste! Dat Zijn liefde er was voor ons, zondaren! 

De tekst die zegt het: ‘U bent toornig op mij geweest, maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij!’. Die toorn, dat is geen wonder. De HEERE, de Heilige, Hij haat de zonde. De overtreding, de eigenwijsheid, het niet willen luisteren, enzovoort. Hij neemt het niet, als mensen laten merken dat ze de HEERE eigenlijk wantrouwen. ‘Je kunt het niet met Hem aan.’  

Denk maar aan iemand als Achaz, Jesaja 7. ‘Achaz, koning, de HEERE zegt: u mag een teken vragen!’ Net zoals Gideon in die tijd. Maar Achaz die weet het beter, die denkt van: ‘een belofte van de HEERE, wat heb je daar nou aan? Je hebt meer aan wapens, want het gaat erom dat er gevochten moet worden’. En Achaz die schuift dat helemaal weg. En wat een toorn van de HEERE daarover.  

Dan krijg je aan het eind van dat hoofdstuk al, dat er gesproken wordt over Assyrië. Achaz vertrouwde op Assyrië, die zou hem helpen tegen Rezin en Pekah. Nou inderdaad, een beetje hulp was er wel, dankzij Assyrië kwamen die vorsten ook niet verder. Maar uiteindelijk liep het voor Achaz helemaal fout af. Uiteindelijk was het voor het volk van de HEERE alleen maar ellende, want Assyrië zou komen als een oordeel van de HEERE. 

‘U bent toornig op mij geweest’. Dat is ook iets wat je vanavond kunt doen. Dat je terugkijkt, en dan sta je op Oudejaar altijd voor schut. Moet je wéér schuld erkennen. Daar kan níemand onderuit. Net zomin als een gelóvige bondeling die in ballingschap gevoerd werd, zou kunnen zeggen van: ‘ja, wat is dat nou, waar heb ik dat nou aan verdiend? Ik heb het toch altijd goed gedaan? Ik heb de HEERE toch liefgehad?’  

Dat kan zo iemand niet zeggen. Hij kan wel zeggen; ‘ik heb de HEERE liefgehad, de HEERE is te danken’. Maar hij zal ook moeten zeggen; ‘maar er was voor de HEERE heel veel aanleiding om toch te toornen, want mijn leven was niet volmaakt. Was niet op dat niveau, zoals het voor de HEERE zou moeten’.  

En net zomin kunnen wij zeggen van; ‘HEERE ik had toch gezien, alles wat ik gedaan heb in het afgelopen jaar, ik had toch recht op Uw goedheid?’ Hoe hard dat misschien ook klinkt, maar de HEERE heeft altijd het recht, om tegen ons te toornen! Terwijl wij nooit het recht hebben, om kwaad op Hém te zijn.  

Zelfs iemand als Jesaja, had de reiniging van zijn lippen nodig. Ook Jesaja was niet volmaakt genoeg, om zo te zeggen, om bezig te zijn in dienst van de HEERE. Pas toen de HEERE hem zelf geschikt maakte, toen kon hij het. 

En wie van ons zou durven zeggen, dat hij of zij de trouw van de HEERE en Zijn zorg, verdíend heeft. Het is pas, als u het recht van God, om te toornen tegen u, erkent. dat u dán het wonder van God mag horen.  

Laten we zingen Psalm 30:3. 

… 

Want dat wonder van God, dat is de komst van Zijn Zoon. En dankzij Hem verdwijnt die toorn van God. Wordt die toorn afgekeerd. En dan vraag je je het weer af, hoe zo is dat mogelijk, dat die toorn van God wordt afgekeerd? En dan klinkt weer die bekende zin, -tenminste ik hoop dat u langzamerhand die zin als bekend beschouwt- ‘God neemt redenen uit Zichzelf.’ Omdat God het wil, dáárom Zijn liefde. 

Wij straf verdient, en tóch …, ZONDAG 23, en tóch Gods genade! Nou kan dat overkomen als, net zoals je achter een computer zit, en het beeldscherm is zwart, je klikt even op de muis, en het beeldscherm wordt licht. Makkelijker kan het niet.  

Maar u weet beter. Toorn – liefde, dat is niet een kwestie van, een vingerknip. Maar dat is, Jezus Christus, Die in die toorn is ondergegaan. Voor de Zijnen.  

En daarom vanavond voorál, broeders en zusters, dank God Die redt, Die genadig is. God uw heil! 

En door Zijn Heilige Geest troost Hij degenen, ook misschien na een jaar vol met heel veel, waarvan je zou denken, ‘ja, ik weet het ook niet meer’. Hij troost degenen die Hij Zelf tot geloven brengt. PSALM 68: ‘elke dag draagt Hij ons!’ 

En was het niet waar, dat u elke dag naar Hem toe mocht gaan, in gebed? En om alles mocht vragen. Zodat dat, ‘Ik ben met je’, zodat dat invulling kreeg. En zodat je het wíst, ook al vóelde je het misschien niet, maar zodat je het wist en tóch kon vasthouden, bij Mij is het goed.  

Wie vanavond terugdenkt aan het afgelopen jaar, die kan er triest van worden. Want die denkt dan, er was ook geen dag bij dat het perfect was. Het was elke dag aan het eind: ‘o God, wees mij -zondaar- genadig’.  

Maar, maar HIJ, HIJZELF, Jezus. Want Hij is het, die Zijn volk zal verlossen, zal bevrijden, zal redden van hun zonden. Bij Hem was veiligheid, PSALM 4. U was veilig. En ook Zijn kinderen die stierven, waren veilig, en zijn veilig. Heil en zaligheid. De HEERE, Hij zorgde voor steun, voor vastigheid. 

‘Uw Goddelijk welbehagen, dát zal mij groter vreugde geven, dan een óvervloed van tarwe en wijn. Mijn leven zal bij Ú geborgen zijn!’ 

De HEERE is van mij blijven houden, dat mag een kind, een gelovig kind van God zeggen. De HEERE is van mij blijven houden, ook toen Hij toornig op mij moest zijn. En via het geloof in Jezus Christus is het tóch vrede, omdat Hij vrijspreekt van schuld en straf.  

Satan heeft níemand te pakken gekregen, die bleef luisteren. En die zei: ‘ja en amen, zo is het, HET STAAT GESCHREVEN …’  

‘Ik dank U’, niet in hoogmoed, maar nederig. 31 december, ‘ik dank U, hoe groot en hoe genadig, bent U, als Ú niet … Nee, als de HEERE niet, dan waren we nergens geweest. Maar U! 

En dan is er voor de gemeente in het Nieuwe Testament nog veel meer aanleiding om de HEERE te danken én te loven, dan voor onze broeders en zusters in het Oude Testament. Die kenden de Christus nog niet. Wij weten meer. En we hebben veel meer aanleiding. 

2) In de tweede plaats. Ook, danken wij U, aan het eind van dit jaar, om Uw gaven
   Jesaja is een heel bijzondere Bijbelboek, met zóveel evangelie. Abraham Hellenbroek, ik weet niet of die u bekend is, anders kun je vanavond nog wel googlen.  

Abraham Hellenbroek heeft zeven dikke delen geschreven over ‘de evangelische Jesaja.’ Die heeft telkens teksten gepakt om te laten zien, dat het van begin tot eind door dat hele boek heen, evangelie is. Want als dan de Gezalfde gekómen is, dan is er water en zelfs een overvloed van water. Dan is er Levend Water.  

Kijk en, water voor ons, na de afgelopen maand, is natuurlijk heel wat anders dan wat water kon zijn voor mensen in het Oosten. Hoewel, wij weten er nou ook een klein beetje van, als je een paar maand droogte gehad hebt, en het gaat dán regenen. Dan weet je, ‘water, ja…!’  

In het Oosten was dat eigenlijk met grote regelmaat. Ze smachten naar regen. Dor, droog, mens en dier en land. En dan mag Jesaja aankondigen: bronnen van heil zullen komen. Waar je eindeloos water uit kunt putten. Dát is vreugde! 

Misschien hebben de kinderen het wel gedaan, toen na een hele periode van droogte, toen het eindelijk een keer regende, dat ze vroegen aan mama: ‘mama mag ik naar buiten, ik wil in de regen spelen!’. Zo blij kun je zijn met regen. Je ziet de kinderen huppelen. 

En in het Evangelie hoor je hoe de Heere Jezus zegt; ‘wie dorst heeft, laat hij komen. Laat hij naar Mij toe komen, Ik zal hem levend water te drinken geven. En je zult NOOIT meer dorst hebben! Met volle teugen genieten.  

En waarom dan ‘de evangelische Jesaja’? Omdat je met volle teugen mag genieten, van het zoveel ruimte, en zoveel voorspoed, en zoveel vreugde gevende Woord van God.  

Bronnen van heil. En wie dát water dronk, die mocht soms zelf ook tot een bron van heil worden voor een ander. Als het in het gesprek ging over die Redder, over Jezus Christus, die Bron Die nooit ophoudt te stromen. Heel het jaar dat voorbijgegaan is, was er tóch reden om de HEERE te danken. 

En nogmaals, dat zal ieder voor zichzelf mogen, maar ook moeten invullen. Want de HEERE neemt het ook van ons niet, als wij leden van Zijn gemeente zijn, die weigeren Hem die dank toe te brengen. Het is niet een kwestie van, ‘o, wat zijn we allemaal happy met mekaar, en we gaan maar mooi danken’.  

Nee, ‘o, wat is de HEERE goed en genadig!’ En dan hébben wij maar te danken. Dan komt het er bloedserieus op aan. Hij verwacht van u níet anders, want Jezus Christus wás er. En denk dan maar aan de hele inhoud van ZONDAG 1. Elke dag, al Zijn gaven.  

Dan kun je denken aan Zijn Woord, aan Zijn Geest. Dan kun je denken aan Zijn genade en Zijn liefde en Zijn trouw. Maar je kunt ook denken aan Zijn ouderlingen en Zijn diakenen. Je kunt denken aan Zijn gemeente en Zijn verbondenheid in die gemeente. En je kunt eindeloos doorgaan … 

Zijn gaven! Hij schonk ze royaal, aan iedereen die Christus als dé Redder, als zijn of haar Heere, Eigenaar, erkende. 

‘HEERE ik dank U! Voor Uw verlossing. Voor Uw gaven. Ook op deze Oudejaarsdag’. 

AMEN