Preek Maleachi 4:1-3 (Maleachi – deel 8)

Preek Maleachi 4:1-3 – Maleachi – deel 8

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Gezang 29:1,2
  • Tien Woorden
  • Psalm 119:7,8,9
  • Gebed
  • Psalm 149:1,2,3
  • Lezen
    • Johannes 3:36
    • 2 Thessalonicenzen 1:3-12
    • Maleachi 3:13-18
  • Tekst
    • Maleachi 4:1-3
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 98:1,2,3,4
  • Gebed
  • Gezang 29:3,4
  • Zegen

Preek

-Die hoofdstukken indeling is hier een beetje wonderlijk. U weet dat dat een menselijke zaak is. Die monnik in 11, 12, 1300 die heeft zich hier een beetje verkeken, want onze tekst, hoofdstuk 4:1-3, is een deel van dat laatste ‘gesprek’ -tussen hoge komma’s- die laatste confrontatie, die Maleachi in opdracht van de HEERE heeft met het volk van God. En dat is dus één geheel vanaf 3:13 tot aan het eind van het boek. En ik heb dat de vorige keer gezegd, toen we bij hoofdstuk 3:13-18 waren: het is te lang om dat in één keer te doen, vandaar dat het opgeknipt is. Maar u moet wel dus voor de aandacht hebben dat dat één geheel vormt-.  

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, hier of waar dan ook, 

Weet u het nog, dat bijzondere begin van het boek Maleachi, hoofdstuk 1:2? ‘Ik heb jullie lief!’, zegt de HEERE. ‘Ik houd me aan wat Ik jullie heb beloofd en Ik geef werkelijk helemaal om jullie’. Het verbond.   

‘Maar…’ En dat is nu al de zesde keer. Dat zijn zes van die botsingen die daar plaatsvinden tussen de profeet en het volk van God: ‘maar jullie; jullie, Míjn volk’, -en dan wordt dat in zijn geheel gerekend, al zijn er uitzonderingen-, ‘jullie trekken je niks van Mij aan, jullie doen alsof ik niet besta’.   

En dan komt onze tekst, waarover ik u het Woord van de HEERE wil bedienen onder het thema:  

Op ZIJN dag zál de HEERE recht doen:
1) tegen Zijn kinderen die Hem negeren
2) voor Zijn kinderen die Hem eren

1) ‘Let op!’ Of: ‘zie!’ Je mag ook zeggen, ‘ópen, die olifantenoren!’. ‘Hoor, die dag  komt!’ Daar heeft de profeet Maleachi het al eerder over gehad, over die dag. Hoofdstuk 3:2, hoofdstuk 3:17 – de dag of de dag van Jahweh, dat is niet maar een dag van 24 uur. Maar dat is het moment, of de tijd, wanneer de HEERE ingrijpt en optreedt, om te laten merken dat Hij wel dégelijk recht doet.   

Het kán heel anders lijken, maar dít moet je vasthouden: Hij ZAL recht doen.   

Zij dachten en zij deden, de HEERE dienen, daar heb je helemaal niks aan. Leven in het verbond en je van harte aan de HEERE onderwerpen, schiet je helemaal niks mee op, word je niet beter van.   

Maar… Zijn dag komt. Zéker grijpt de HEERE in, omdat Hij zulke praat, zulke brutaliteit, zulk leven ab-so-luut níet neemt. Het leven gaat maar niet gewoon door. Of met corona iets minder gewoon door. Nee, Hij zal optreden. Tegen, ja, ook tégen Zijn eigen volk, dat Hem negeert en zich heidens gedraagt. 4:3 - de dag die IK zal maken, die IK zal doen komen.  

En de meesten van het volk van God begrijpen d’r niks van, dat die dag tegen hén is. Hoe kan dat nou? Ze denken: ‘wij hebben toch de tempel, dus wat kan ons gebeuren?’ Of: ‘we zijn toch de nakomelingen van Abraham? Dan zitten we gebeiteld; vrede, vrede, geen gevaar.’   

Maar zo is het dus he-le-maal niet. Want hoor, wat Maleachi moet zeggen: ‘die dag kómt, dan brandt de HEERE met een vernietigend oordeel los, als jullie daarmee doorgaan, met het Mij negeren. Als jullie al die dingen gaan doen en blijven doen, die ik in die vorige vijf gesprekken heb aangekaart en heb afgewezen. Maar als jullie er toch mee doorgaan, dan zal Ik optreden tegen jullie; dan zal het branden als een oven’.  

Kijk, elk kind in Israël weet wel wat een oven is. Die hebben ze namelijk thuis. Je kon  niet naar de supermarkt om brood te halen, maar moeder die bakte altijd zelf brood. Daar had ze een over voor. Hout eronder, aansteken en dan broodbakken. En ik denk dat de meeste kinderen hier ook wel weten wat een barbecue of een vuurkorf is. En dat zijn dan maar van die kleine dingen, alleen als je je vinger erin steekt dan doet het al zeer. Maar denk ook maar aan iets groots. Denk maar aan de 3 vrienden van Daniël. Loeiende vlammen. Bloedheet, levensgevaarlijk.   

Als de HEERE verschijnt, dan komt Hij vaak met vuur; bij het verbond met Abraham, brandende oven. De brandende braamstruik. Op de Sinaï, enzovoort. Onze God, zo staat het in Hebreeën 12, is een verterend vúúr. Dat is straf.   

Dan merkt u, hoe in dit gedeelte van onze tekst dingen terugkomen die stonden in het eerste gedeelte van het zesde ‘gesprek’. Straf voor die hoogmoedigen, met hun: ‘ik zal toch zeker zelf weten, hoe ik denk, en hoe ik leef, en hoe ik wil, en hoe ik doe?’. Straf voor die brutalen met hun: ‘nou, wie maakt me wat? Je denkt toch zeker niet ,dat ik me door de HEERE laat zeggen, hoe of wat’.    

Hoogmoedigen, goddelozen of onrechtvaardigen - tegen God in, los van God. ‘Ik hoef me van de HEERE toch zeker niks aan te trekken’. Ja, inderdaad, wat een arrogantie. Dat er hele families zijn die zo het verbond verbreken, de HEERE negeren.   

Terwijl ze nog wel altijd ‘gewoon’ naar de tempel gaan. Wel besneden zijn.   

In onze tijd: wel gedoopt. Maar níet de enige God aanhangen, vertrouwen en liefhebben met heel het hart en heel de ziel en heel het verstand en al de krachten.   

Dán, op die dag, als de HEERE het eraan toe heeft. – En dat is voor ons niet na te volgen, want de HEERE bepaalt dat in Zijn rechtvaardigheid-. Als de HEERE het eraan toe heeft, dan zullen die mensen zijn als stro. En je weet hoe dat gaat, dat is in no-time opgebrand. Moet je maar zien als er nog eens een keer droog stro op het land ligt en er zijn, -soms gebeurt dat met opzet door de boer zelf-, soms ook wel eens zijn er kinderen en pubers die dat in de brand steken. En dan vliegt dat vuur over zo’n stuk land en dan is het stro in één keer verdwenen.   

Ze gaan d’r volledig aan, met wortel en tak. Helemaal de allerzwaarste straf. Na eerlijke rechtspraak. God, de God van het recht. En in die paar verzen van onze tekst staat het twee keer; ‘op de dag die komt’. En als de HEERE twee keer dingen zo kort na elkaar zegt, dan is daar die extra nadruk weer. Zeker, zeker, zeker! De HEERE grijpt in, met die huiveringwekkende gevolgen.   

Da’s misschien een beetje een oud woord, huiver. Weet je wat ‘huiver’ is? Als je een erg ongeluk ziet gebeuren, dan ril je d’rvan, zo erg: je huivert.   

Dit is huiveringwekkend.   

Maar, broeders en zusters, nóg altijd spreekt de Almachtige, via Maleachi, tot Zijn volk om ze tot bekéring te brengen. Om die ómkeer te krijgen, zodat ze Hem niet langer negeren, zodat ze weer trouw zullen zijn aan Hem. Scherp is de HEERE, héél scherp, maar uit liefde.   

Ook dat kun je even vergelijken met het begin van het doopsformulier, als er toch heel scherp gesproken wordt over onze zondigheid en het niet kúnnen komen in het rijk van God of we moeten opnieuw geboren worden. En dat tegen die donkere achtergrond, dán het licht komt en het heerlijke van de doop, en van, hoe de HEERE belooft en trouw is, en… vul verder maar in.  

Inderdaad, broeders en zusters, woorden van de ernstigste ernst. Wie van ons zou dan ook niet huiveren. Ook al lezen we die woorden misschien als: nou ja, daar zijn we een beetje aan gewend. Maar als je denkt aan je buren, zo aardig toch. Als je denkt aan je familie, aan je kind, gedoopt zelf, of hun ouders, hun grootouders.   

Johannes 3: 36 – wie niet in de Zoon gelooft … Al die mensen zullen, omdat God recht zál doen, het oordeel moeten ondergaan. Wie de Zoon van God negeert. Dat is ook 2 Thessalonicenzen 1, als je het Evangelie bij je langs laat glijden. Als je het hoort en je zegt, ‘wat heeft het voor zin en wat koop ik ervoor, wat schiet ik er mee op’. De ernstigste ernst.  

Maar!   

Als ze zich bekéren, dan heeft Jezus Christus het oordeel vóór hen ondergaan.   

En dóór Hem, zijn gelovigen van dat oordeel vrij!   

Het is, broeders en zusters, niet voor niks dat de laatste profeet van het Oude Testament de zaken zo op scherp moet stellen. Hierna blijft het een aantal eeuwen stil, voor wat betreft het Woord van God. Dan heeft het volk van God het Oude Testament. En zo sluit het af: horen bij het verbond, is een bloedserieuze zaak.   

Wij kunnen ons de verhévenheid en de májesteit van God vaak zo moeilijk voorstellen. En daarom ook dat punt van straf. We zijn zo snel geneigd om dan te zeggen van, ‘ja, dat valt toch misschien wel een beetje mee? En moet dat nou zó zwaar worden aangezet?’  

En over die dag van de HEERE, het leven gaat toch gewoon verder? Zo lijkt het.   

Maar wie wijsheid gekregen heeft, die weet dat de dag komt. Er zijn al zoveel van die dagen geweest. Denk maar aan het Oude Testament, aan iemand als Joël. En aan al die momenten als de profeten die afkorting. -Zij gebruikten die afkorting zelf niet, maar wat wij als afkorting hebben. ZHP, het ‘ZHP-trio’-. Zwaard, honger en pest. Zwaard: de oorlog; honger door de HEERE; pest, die ziekte. Dat waren allemaal dagen van de HEERE, tégen Zijn eigen volk. Als Hij ingreep om ze bij Hem terug te krijgen. En dat loopt dan uit in het Oude Testament, op de ballingschap. En daarna komen ze terug door Gods goedheid. Maar dan weer, dan moet de HEERE het weer zo zeggen: ‘straf en oordeel over wie Mij blijft negeren’.  

En met de kennis van het Nieuwe Testament kun je dan nog een stap verder, dat je zegt van, als het oordeel niet in déze tijd komt, dan komt het in de eeuwigheid. Artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Zo belijden wij, schrikwekkend en angstaanjagend is het, voor de slechten en de goddelozen, die blijven negeren.  

2) Want ten tweede, de HEERE zal op Zijn dag recht doen, voor de bondelingen, die Hem eren. Altijd, broeders en zusters, houdt de HEERE een rest, een beperkt aantal mensen in leven. Altijd zijn er een páár die Hij heeft uitgekozen en die tóch doorgaan met Hem te eren. Of, met Zijn naam te vrezen. Mensen die leven met ontzag voor de God van het verbond. Die God die zulke heerlijke beloften doet. Iedere gedoopte kan er zijn leven lang, -en wij weten niet hoe lang dat zal zijn-, maar hij of zij kan er zijn leven lang mee toe. Die rest, die zoekt het bij de HEERE; die luistert naar Hem; die vindt veiligheid en wijsheid in Zijn Woord.   

En als dan Zijn dag komt, wat houdt dat dan in voor de gelovig gemaakte bondeling? Dat ‘een’ Zon van de gerechtigheid zal opgaan. Ik zeg het eerst even iets anders dan het in de vertaling staat. Leg ik verder niet uit. Maar dat een Zon van gerechtigheid zal opstaan. Dat aan alle kanten om die gelovigen heen zal zijn, het stralende en het warme van het heil en de trouw van hun God. De HEERE zal die laten leven in het licht. We zullen mogen genieten van de nauwste verbondenheid met de HEERE. Licht, leven.  

En dan staat het hier nog Oudtestamentisch om zo te zeggen. Dat is altijd een beetje mistig. Maar via Lucas 1:78 wordt het duidelijk. Echt helemáál licht wordt het dankzij DE Zon van de gerechtigheid, Jezus Christus. Want donker en duister in het Woord van God hebben altijd te maken met: satan, zonde, dood. En het duister zal verdwijnen, want Hij, de Zon van gerechtigheid, de Opgang uit de hoogte, Hij zorgt ervoor dat het trouwe volk van God kan leven in het licht.   

Zo gaat de geschiedenis van het heil verder. De kinderen van het licht leven in het licht van Christus en in het licht van het Evangelie. En bij alles wat die kinderen kan overkomen. -En ze maken hetzelfde mee als die hoogmoedigen en die goddelozen die de HEERE negeren-. Bij alles wat er over hen heen komt, hebben zij ook dat uitzicht op de dag die komen zal. En voor hen is het: eens volmaakt. Geen lamp en geen zonlicht meer nodig, want de Heere God verlicht hen, Openbaring 22.   

Kijk, wij weten niet wat Maleachi zelf en wat de mensen in die tijd begrepen hebben van deze profetie. 1 Petrus 1, ze komen ook aan met profetieën die de HEERE hen geeft uit te spreken, waarvan ze zichzelf afvragen: ‘wat betekent dat allemaal?’   

Maar duidelijk is, óók voor hen in die tijd al, voor hen die God eren, zal het heerlijk zijn op die dag.  

Ook omdat onder de vleugels van de zon, of in zijn stralen, genezing zal zijn. Is de Heiland, -het woord zegt het al-, is de Heiland niet de grote Heelmeester, de grote Genezer? Hij maakt alles goed, eeuwige vrede, eeuwige vreugde. Het wordt echt feest voor wie de HEERE eert.   

Met dat beeld van die kalveren uit de stal die de wei in gaan, je ziet het voor je, dat huppelt en dat springt. Intense vreugde, want ‘Hij komt om de aarde te richten, de wereld in gerechtigheid’. Voor Zijn nederige gelovigen, is Jezus Christus de Redder. En wie zóu dan niet blij zijn!?   

Als wij kijken met onze gewone ogen, en we leggen even het geloof aan de kant, dan líjkt het dat de onrechtvaardigen en brutale hoogmoedigen hun gang kunnen gaan.   

Maar als de HEERE onze geloofsogen weer opent, dan zien we dat het beslist niet zo is. En dan lezen we ook iets als Romeinen 16:20 – ‘de God van de vrede, die zal de satan’, -daar horen ook al die mensen bij die de satan dienen-, ‘onder hun voeten verpletteren’. De HEERE zelf zegt het. De Almachtige. En dan ís het zo. Dan zál het zo zijn.   

Dus ga niet denken van: ‘ja, daar schieten ze in de tijd van Maleachi ook niet zoveel mee op, wat het duurt nog maar. We zijn ondertussen, zeg maar 2400 jaar verder, en wijzelf, het is toch nog niet zover?’   

Nee, doe dat op die andere manier. Wat doet een bruid? Die kijkt uit naar de trouwdag! Wat doet de gemeente van Christus, die echt leeft als Zijn volk? Die kijkt uit, naar de bruiloft van het Lam. Die dag dat God hen recht zal doen. En dan hebben wij misschien nog niet zoveel te maken met vervolging en onderdrukking. Maar denk aan die broeders en zusters over de hele wereld, die er elke dag keihard mee te maken hebben. God zal hen recht doen.  

Maar de vraag voor ons is wel: ‘leeft u naar die toekomst toe?’  

Of bent u alleen maar bezig met hier en nu. Als dat laatste geval is, dan wordt het nodig dat u weer eens calvinistisch wordt. Dat u weer net zo gaat doen als Calvijn. Er zijn van Calvijn een heleboel gebeden genoteerd. Hij bad aan het eind van elk college; Hij bad in de diensten die hij hield. Er dat waren er meer dan twee in de week. En bijna altijd eindigde hij zijn gebeden met: ’tot de dag dat U komt en…’   

En dat is voor ons ook iets om houvast aan te hebben, om in ons gebed daarop uit te komen, om zo meer betrokken te zijn op die dag. Want onze tekst, broeders en zusters, zet ons leven in het licht van de dag van Christus’ komst.   

Het moment van het begin van de eeuwige straf, over hen die de HEERE blijven regeren.   

En voor wie de HEERE eren, het leven in de heerlijkheid van de Heere God en van het Lam   

AMEN