Preek Maleachi 4:4-6 (Maleachi – deel 9)

Preek Maleachi 4:4-6 – Maleachi – deel 9
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Zwolle, 06-09-2020

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Gezang 8:1
  • Tien Woorden
  • Psalm 119:10,11,12
  • Gebed
  • Psalm 105:2,3,4
  • Lezen
    • Mattheüs 3:1-12
    • Mattheüs 11:2-15
  • Tekst
    • Maleachi 4:4-6
  • Bediening van het Woord
  • Gezang 8:2,3
  • Gebed
  • Gezang 8:4
  • Zegen

Preek

-Voordat ik met de bediening van het Woord begin, broeders en zusters, eerst nog een vooropmerking en wel deze: voor ons is Maleachi het laatste Bijbelboek in het Oude Testament. Maar dat was niet zo voor de Joden, dat was niet zo in de tijd van de Heere Jezus, toen Die op aarde was. Want zij hadden een andere volgorde. Dat was: wet, profeten en daarna de geschriften.  

Dus in die Hebreeuwse Bijbel, om zo te zeggen, volgt op Maleachi het Bijbelboek: de Psalmen. En dan zijn er nóg een serie van die geschriften en voor hen is het laatste Bijbelboek: 2 Kronieken.  

Maar ook al is dat zo, je kunt wel stellen dat Maleachi de láátste van de profeten is, van wie de Heilige Geest heeft gewild dat van hen een boek in het Woord van God kwam. Dus, hou dát vast: Maleachi, de láátste profeet van het Oude Testament, al is het dus ten aanzien van het laatste bóek even lastig-. 

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

‘Hoor eens’, zegt vader, ‘we hebben al een hele poos gepraat en je weet het nu echt wel wat de HEERE van je wil. Maar ik wil het nog één keer, ik wil het voor de laatste keer nog weer eens benadrukken! Want het is, ja of nee.’  

Het is: óf de HEERE danken, omdat Hij zegt: ‘Ik heb jullie lief!’ Óf laten merken, dat het je allemaal niks kan schelen. ‘Het is óf, óf’. ‘Óf zegen, óf vloek. Nu en eeuwig’. 

Met die ernst, broeders en zusters, laat God de Heilige Geest de laatste profeet, Maleachi, Zijn laatste woorden spreken tot Zijn volk. Vergeet niet, er is al zes keer een bloedernstig gesprek gewéést. Een bloedserieuze confrontatie heeft al plaatsgevonden. Zes keer!  

Ik wil u vanmorgen het Woord van díe HEERE Die zo spreekt bedienen onder het thema:  

De HEERE beveelt Zijn volk héél goed te letten op:
1) het verleden
2) de toekomst

1) ‘Denk aan’, zo begint onze tekst, maar eigenlijk staat het er nog iets indringender.  
   ‘Denk OM de wet van Mozes’. Kijk van denken aan, daar hoef je nog niet veel anders van te worden. Je kunt op dit moment in de kerk zitten, en je kunt denken aan dat het misschien straks gaat regenen. Word je daar nou zoveel anders van? Nee.  

Maar ‘denken om’, dat is: er rekening mee houden. Dat is: het ter harte nemen! Als het gaat over die wet van Mozes, dan is het die wet, die onderwijzing, die wijsheid, die moet jou helemaal beheersen, daar moet jij gehoorzaam aan zijn! Of, nog even iets anders gezegd: besef heel goed, dat jij leeft dankzij de HEERE. Die HEERE heeft Zich aan jou verbonden.  

Jij hoort elke dag, jaar in – jaar uit, bij deze Vader. In hoofdstuk 2 kwam dat woord aan de orde in Maleachi. ‘Ben ik dan niet jullie Vader?’ Hij is je Vader Die je heeft bevrijd en Die het daarom over jou te zeggen heeft. In Zijn liefde, want die bevrijding was één brok liefde van Zijn kant.  

Die wet van Mozes, broeders en zusters, dat zijn maar niet de Tien Woorden alleen. Maar het staat er ook bij, op de Horeb gesproken, het is álles wat er aan de orde geweest is. Hoe de HEERE het wil hebben. In die bijzondere verhouding, die Hij, de Hoogverhevene, de Heilige, heeft met dat net uit Egypte bevrijde slavenvolk. Dat zijn al die verordeningen, bepalingen, inzettingen, er komen in Deuteronomium nog wel meer van die woorden voor. En je kunt ook denken aan Psalm 119, waar een hele serie van diezelfde woorden staat. 

En dan heb ik voor de kinderen nog een moeilijk woord, -mogen papa en mama straks thuis nog even weer uitleggen-, het gaat om de stipulaties van het verbond. Dat heeft papa of mama nog nooit tegen je gezegd, stipulaties. Maar neem dat maar mee, want elke keer wat leren is alleen maar goed. Inzettingen, verordeningen, bepalingen, stipulaties.  

De wet van Mozes, als u daarbij maar NOOIT vergeet, -want de HEERE kent immers Zijn volk, en Hij weet bij voorbaat dat ze niet zullen gaan doen wat Hij wil-, als je dus maar NOOIT vergeet, dat bij die wet van de HEERE, bij die onderwijzing, ook hoort: álles van de tabernakel, héél die offerdienst.  

Dat is echt een punt, broeders en zusters, om stevig vast te houden. Die koppeling, van wet én tabernakel. Van bevelen -van geboden, verboden-, én offerdienst, met al de genade die daarin tot uiting komt. Dat geschenk van de HEERE aan Zijn volk, waarin Hij laat zien: kijk, Ik zorg er zelf voor dat wij toch samen op verder kunnen.  

Want, ook dat mag je niet vergeten. Het volk heeft immers niet de opdracht om de goedheid van de HEERE te gaan verdienen. Door dit te doen en dat te doen, en het zo goed mogelijk te doen. Dat kunnen ze immers niet eens. De goedheid van de HEERE gaat altijd voorop. ‘Ik heb jullie bevrijd’, en dán komen de Tien Woorden. 

Maleachi 1:2 – ‘Ik heb jullie lief, Ik.’ En vanuit die liefde wil Ik ook bij jullie trouw werken. Bid daar maar om. Denk om dat verleden. Zo op die manier, bij de Horeb heb Ik jullie tot Mijn volk gemaakt. En als je naar Mij blijft luisteren, dan blíjf je ook Mijn volk. Dan blijf je leven onder Mijn zegen.  

Kijk, Maleachi moet eigenlijk niet veel anders zeggen dan: ‘mensen, nakomelingen van Abraham, volk van God, dít betekent nu het verbond.’ En dat moet hij zeggen tegen het volk als geheel, maar dat moet hij ook zeggen tegen man, vrouw, jongere, kind. En ik mag het vanmorgen tegen u hier en tegen de mensen die kijken en luisteren zeggen. Want met die onderwijzing van Mozes hebben wij net zo goed nog te maken.  

Alles, bij alle verschil, er is al verschil binnen het Oude Testament, de situatie tijdens de woestijnreis was al wat anders, dan toen ze in Kanaän woonden. Het was eerst de tabernakel, het werd later de tempel. Allerlei situaties groeiden als het ware door. Dan heb je nog de verschillen die veel groter zijn, als het gaat van Oude naar Nieuwe Testament.  

Maar bij al dat verschil is wat de HEERE wil van Zijn volk, is de bedoeling van de HEERE met Zijn volk, altijd precies hetzelfde. ‘Ik ben de HEERE, Ik heb jullie tot Mijn volk gemaakt, leef heilig, met Mij, voor Mij!’.  

Denk even aan het doopformulier, het is nóg altijd, maar het was voor Israël in die tijd hetzelfde: ‘deze enige God aanhangen, vertrouwen en liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, met heel ons verstand en met al onze krachten.’  

Er zit geen verschil op dat punt. En ook ná de ballingschap, steeds dichter bij het komen van de Messias, blijft hier via Maleachi het bevel: ‘met de wereld breken, je oude natuur doden, en godvrezend leven.’ Zo moest het volk onderweg zijn, naar dat eerste komen van de Messias, de Redder.  

En dan zijn wij onderweg naar het twééde komen, van de Gezalfde. Maar nog klinkt: denk om die onderwijzing van Mozes! De HEERE is oneindig genadig en barmhartig. Dat weet u, nog veel meer dan het volk in de tijd van Maleachi, want ú kent Jezus Christus. En ú weet van de Heilige Geest. Op grond van de barmhartigheden van God, schrijft Paulus dan in Romeinen 12 – ‘offer jezelf, en je kind of je kinderen, aan Hem!’  

En wanhoop niet, als het weer eens mis gaat. Even, of misschien een hele poos. Nee, breng dan Jezus Christus voor je aandacht. Denk niet alleen AAN Hem, maar denk vooral OM Hem. Om Hem de enige, die in volmaaktheid die wet van Mozes, al die verordeningen, bepalingen, inzettingen, stipulaties heeft gedaan. Hij, in ónze plaats, als wij op Hem vertrouwen.  

Voor óns deed Hij dat. Als wij ons verwonderen over de HEERE, over Zijn trouw en als we Hem blijven danken. Ook voor die goede onderwijzing vanuit het verleden. ‘Hoor nu, ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u heeft bevrijd en daarom…’ 

2) Ten tweede. DHEERE beveelt Zijn volk ook héél goed te letten op de toekomst.  
   Zie! Let op! Vast en zeker stuur IK, -met de nadruk op dat Ik- vast en zeker stuur IK op Mijn tijd Elia, de profeet, naar jullie, Mijn volk, toe. Maar nou kan bij u de gedachte komen: nou hebben we het toch eigenlijk weer over het verleden, terwijl het tweede punt is: de toekomst.  

Inderdaad, wij kennen Elia uit het verleden. Maar zeg het dan maar even zo: wij kennen Elia, de éérste, uit het verleden. Dat was de man die koning Achab en het volk, de ernst en de betekenis van het verbond weer op het hart moet binden. Elia, de eerste, dat was de man die bad, en het regende niet, drie-en-een-half jaar lang. Elia, de eerste, dat was de man van de Karmel en die Baälpriesters, met dat vuur, de bliksem uit de hemel.  

Maar het gaat niet over díe Elia, alsof die zou zijn opgestaan. En daarom zegt Johannes de Onderduwer, Johannes de Doper, ‘ik ben hem niet’, als de leiders van het volk hem komen vragen: ‘wie ben je eigenlijk, wat ben je er voor één, ben jij Elia?’ En dan denken ze aan een opgestane Elia. ‘Nee’, zegt ie, ‘ik ben hem niet’.  

Maar al eerder, -en als u straks aan tafel nog de Bijbel open doet om te gaan lezen, ook om te gaan luisteren naar het Woord van de HEERE-, zou u kunnen lezen uit Lucas 1, want in Lucas 1:17 wordt duidelijk dat die Johannes, -dat wonderkind van Zacharias en Elisabeth-, dat die voor de HEERE uit zal gaan, in de geest en de kracht van Elia.  

Johannes de Doper, Elia. En noem hem dan maar Elia, de twééde. En dan is er een heleboel gelijkheid, catechisanten zouden dat kunnen uitvogelen: op welke punten kun je zien, kun je aanwijzen vanuit het Oude en Nieuwe Testament, dat er een heel stuk overeenkomst is tussen die eerste en die tweede.  

De Heere Jezus Zelf zegt later duidelijk, -we hebben dat gelezen in Mattheüs 11-, Johannes, die onderduwt, -ik gebruik dat vaak liever dan ‘de doper’, want dat geeft soms een wat wonderlijke indruk-. Johannes doopt, ja maa,r zoals wij doen, doet hij het niet. Johannes duwt echt de mensen onder in de Jordaan. En dat was in de eerste plaats een teken van Gods oordeel over hen. Je beleed schuld, je erkende je zonde, en dan verdiende je dat oordeel en je moest ‘als het ware’ verdrinken. Als het ware, want daarna werd je weer uit het water omhooggetrokken en mocht je leven!  

Maar dat onderduwen, teken van het oordeel. Elia, de tweede, die moet zorgen dat het volk van de HEERE wéér gaat leven aan de hand van de onderwijzing van Mozes. Ja maar vooral ook, dat ze gaan leven in een gespannen verwachting, van het komen van de Redder. ‘Hij komt, Hij komt Die groter is dan ik.’ Die verwachting, die gespannen verwachting, met de ernst van: ja, maar de bijl ligt aan de wortel van de boom. Maar als de bijl aan de wortel ligt, dan kan die worden omgehakt.  

Én met de vreugde van: kijk, het Lam van God Dat de zonde van de wereld wegneemt! Die Elia, de tweede, die zal komen vóór de dag van de HEERE. Voor dat machtige ingrijpen van de HEERE. Als iedereen die de HEERE niet wil erkennen als Zijn hemelse Vader, als de God Die liefheeft en genadig is, veroordeeld wordt. En als iedereen die de HEERE vreest en hoog acht, wordt begenadigd. Die Elia moet vóór die dag nog een laatste appèl doen. Kom tot inkeer, weg van dwaling, terug naar God, want het duurt niet lang meer.  

En dan komt Hij Die doopt met de Heilige Geest en met vuur. En dan weer, óf – óf. Zijn tarwe zal Hij bij elkaar brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. En ik hoop, dat u al, door alles heen, gaat begrijpen wat die dag dan is.  

Die dag: groot en ontzagwekkend. Dat is het komen en het werken van de Heere, Jezus Christus. Want Zijn komst, broeders en zusters, dat is het állesbeslissende in deze wereld, vanaf Adam. Dan komt de HEERE Zelf, in Zijn Zoon, naar de aarde toe. En dan zal Zijn Zoon optreden. Óf – óf. En daarvóór, -ook weer zo’n laatste appèl-, daarvóór moet Elia, de tweede, aan het werk. Hij moet vaders en kinderen tot een eenheid maken.  

We hebben in één van die ‘gesprekken’ in Maleachi gemerkt dat het binnen die huwelijken soms een grote toestand was. Mannen die hun vrouwen wegsturen, want het leek ze beter om een andere vrouw te nemen in die situatie waarin ze verkeerden. Nou ja, dat heeft voor gezinnen natuurlijk een verschrikkelijke ellende tot gevolg.  

Maar het volk moet weer tot een eenheid worden. En, dan zie je ook, Mattheüs 3, dat z’n werk resultaat heeft. De HEERE gebruikt Johannes, de Onderduwer, met geweldig veel kracht. Het héle volk. Natuurlijk, er zullen oude mensen geweest die konden niet lopen, die kwamen er niet. Er zullen baby’tjes geweest zijn die konden er ook niet altijd bij zijn. Hoewel in die tijd men veel makkelijker een kind op de rug nam of voor de buik hield en dan overal heen ging. Het héle volk gaat naar Johannes, de Onderduwer, toe. Iedereen zoekt hem daar op, in de woestijn.  

En – men vernieuwt het verbond met de HEERE. Johannes, die mag een toegerust volk voor de HEERE klaarmaken, dat is ook Lucas 1. Vaders, kinderen, weer een eenheid. Maar je kunt ook, -en ik geef dat even aan als: ‘ook’, want ik ben er zelf niet helemaal uit-, je kunt ook denken bij vaders, aan die voorvaders die bij de Horeb waren. Dat hun nakomelingen in de tijd van Elia, de tweede, vóór de Heere Jezus komt, wéér gebracht worden, tot het eerlijk aanvaarden van de oude onderwijzing van Mozes. Die nakomelingen zijn dan de kinderen, die worden weer een eenheid met die voorvaders. Dat héél het volk dan opnieuw overtuigd is, van de genade en de vergevingsgezindheid van God.  

Het profetisch werk van Elia, de tweede, broeders en zusters, dat heeft een enorme indruk gemaakt. Kijk, wij zien alles op televisie of via de computer, en dat gaat met een noodgang om zo te zeggen, het gebeurt en twee tellen later dan is het te zien. Denk even aan die andere situatie van de tijd van Johannes, de Onderduwer, dat is: mensen lopen, misschien een keer een lastdier of een paard of zoiets. Maar de meeste mensen lopen, en al lopend wordt het overal het gezegd. ‘Ben jij al bij Johannes geweest?’ ‘Heb jij al gezien wat Johannes deed?’ ‘Je moet ook naar Johannes toegaan, want als die aan de praat is, dat is echt, daar heb je wat aan.’ En zo is dat als een olievlek over het land gegaan, en massaal komen ze, en ze laten zich onderduwen. 

En dan mag de dag van het oordeel, via schuld belijden, dat de HEERE Zelf werkt, worden tot een dag van genade en van terugkeer naar Hem. Want de HEERE wil het niet, dat bij Zijn komst, bij het komen van Jezus Christus het volk totaal vernietigd moet worden. Geslagen met de ban. Want nog steeds is en blijft dat uitgangspunt: ‘Ik heb jullie lief!’. En het doel van de HEERE, met al dat spreken via Maleachi, en van al Zijn andere woordvoerders, dat is, redding.  

En daarom is het geen tegenstelling als in vers 2 van hoofdstuk 1 gesproken wordt over de liefde van God, en als in het laatste vers van Maleachi het laatste woord: ‘ban, totale vernietiging’, is. Nee, zeker, de HEERE spreekt héél scherp, maar zeg alstublieft niet, té scherp. Juist als je liefhebt, wat kan scherpte dan nodig zijn. Dan schreeuw je misschien wel. Een vader of moeder die schreeuwt misschien wel eens tegen één van de kinderen: ‘Pas op, kijk uit, niet doen, hou op, weg, terug!’  

Doen ze dat omdat ze boos zijn? Ja, misschien zijn ze ook wel een beetje boos, maar ze doen dat vooral omdat er gevaar is. En ze houden zoveel van je, ze willen niet dat het verkeerd gaat met jou. Dat je een ongeluk krijgt, of dat je iets anders doet wat helemaal misgaat. Héél scherp.  

De HEERE spreekt nog veel scherper. Israël -ik heb het al gezegd- is zés keer aangesproken, vanwege verbondsontrouw. Ze maakten zichzelf rijp voor het oordeel. Als de HEERE gezwegen had, was het daarop uitgelopen.  

Als een vader en moeder niks zeggen, en een kind zit bij het elektrisch, zeg maar, er zitten niet van die ‘dopjes’ op de stopcontacten, en een kind is bezig met er wat in te duwen en te doen. Als een vader en moeder dat laat gaan, moet je toch niet aan denken. Verschrikkelijk, waar loopt dat op uit? Maar dan, juist dan dat scherpe. Opdat het goed komt! 

De HEERE doet er alles aan, via Maleachi, via dit láátste woord.  

En dan is het een hele poos stil. Het laatste woord van de laatste profeet. Daar moet het volk het een paar honderd jaar mee doen. Maar daar kun je het ook mee doen, want het is het Woord van God. En het is zo duidelijk als wat.  

En dan komt Elia, de tweede. Met eigenlijk dezelfde boodschap. En, broeders en zusters, wij die onderweg zijn naar de toekomst, met het terugkomen van de Heere Jezus, nog altijd, ook vanmorgen, en telkens als het Woord van het verbond, en als het sacrament van het verbond wordt bediend. Want de HEERE Die wil het. Het is in Zijn genade dat Hij u aanspreekt, en dat Hij dat sacrament laat bedienen. De HEERE wil dat u in geloof reageert op Zijn liefde. Want het is ‘ja’, of ‘nee’. Angstwekkend die ban, is de toekomst, is het terugkomen van de Heere Christus, voor wie het verleden negeert, en voor wie de liefde van de HEERE geen betekenis heeft.  

Maar! Wie met hoogachting de HEERE vreest, Zich onderwerpt aan Zijn woord uit het verleden, en de onderwijzing, en de genade in de offers en in Jezus Christus Zelf, zo iemand bidt immers om de dag van Christus. Want dan zult u Hem, de Rechter, die in Zijn genade uw Redder wil zijn, dan zult u en jij HEM mogen ontmoeten! 

AMEN