Preek Zondag 1

Preek Zondag 1
Door Ds. HG Gunnink, gehouden te Lutten, 19.07.2020 

Liturgie

  • Votum + zegengroet
  • Psalm 46:1,4
  • Gebed
  • Psalm 27:1
  • Lezen
    • Johannes 8:30-50
  • Psalm 27:2
  • Tekst
    • Zondag 1
  • Bediening van het Woord
  • Psalm 27:3,4,5
  • Apostolische Geloofsbelijdenis
  • Psalm 27:6
  • Gebed
  • Psalm 27:7
  • Zegen

Preek

Gemeente van onze Heere, Jezus Christus, 

Doet het au? O, dan geeft mama je vast een knuffel, en je bent getroost.  

Troost, dat is het bij ons, voor als er verdriet is. In het buitenland kun je verdriet hebben om honger, allerlei ellende, oorlog, van alles en nog wat. Maar hoe zit dat bij ons?  

Troost, hoezo? En dan ook nog troost in leven en sterven? En dan ook nog zo persoonlijk: ‘wat is JOUW enige troost?’  

Ik weet niet, hoe het u vergaat, broeders en zusters, maar je kunt je best bij deze eerste ZONDAG van de Catechismus afvragen: past eigenlijk dat woord ‘troost’ wel?  

Nou, je kunt dat op een hele goede manier uitleggen, dat het echt allemaal past.  

En toch, schakel ik vanmiddag als het ware door en over. Want vanmiddag wil ik het woord ‘troost’ een beetje laten liggen en het vervangen door woorden als ‘houvast’ en ‘zekerheid’. En ik hoop u dat straks ook wel wat meer duidelijk te maken nog.  

Ik wil u het Woord van God bedienen aan de hand van ZONDAG 1 onder het thema: 

De Heere Christus bied je de volmaakte zekerheid of het volmaakte houvast.
want, dankzij Hem is

1) de premie betaald
2) de polis allesomvattend
3) de uitkering gegarandeerd

1) Hoe komt, broeders en zusters, de Catechismus aan dít begin? Je hebt in die tijd een heleboel mannen die Catechismussen schreven. Je hebt ook de Catechismus van Calvijn bijvoorbeeld, in Genève. Maar iedereen die ja, die een beetje was, om zo te zeggen, -en dat bedoel ik niet verkeerd-, maar iedereen die een beetje was, die schreef een Catechismus voor zijn gemeenteleden, voor de mensen om zich heen. Je hebt er een hele serie. Hoe komt nou onze Catechismus aan dit begin: ‘wat is je enige houvast?’ 

Dat heeft alles te maken met die grote Reformatie in de 16e eeuw. Dat heeft te maken met 1517, dat heeft ook te maken met de 95 stellingen. Als je die 95 stellingen eens een keer ‘googelt’ en je loopt daar van het begin tot het eind doorheen, dan kom je daarvan terug, eigenlijk ook in ZONDAG 1. Het heeft te maken met Luther. Wij kunnen dan zeggen als gereformeerde kerken dat we heel erg op Calvijn gericht zijn en het zal ook waar wezen, en het is ook goed. Maar vergeet nooit dat wij ook in elk geval ten aanzien van de Catechismus, maar als het goed is ook op andere punten, dat wij ook op Luther gericht zijn. Zeg het beter, op het werk van de Heere vía Luther. 

‘k Heb het in de aanbieding gekocht. Het was nog geen € 20,00, twee dikke delen ‘Verzameld werk van Luther’. Ik moest vroeger nooit veel van Luther hebben. Maar toen ik nog geen 100 bladzijden ver was, dacht ik, wat ongelooflijk dom dat ik niet veel eerder meer van Luther gelezen heb. Want als je die tijd van Luther en dat leven van Luther vóór de Reformatie wil typeren, dan kom je uit op dat ene woord: ‘onzekerheid’.  

Ga maar na, als Luther zelf zover is dat hij de mis mag gaan bedienen, -hoogtepunt-, dan doet hij dat als iemand die onzeker is. Met die vraag van, ‘ben ik eigenlijk wel goed genoeg – om met de heilige God in contact te komen’? En die woorden uit te spreken van ‘dit is Mijn lichaam’ en dan gebeurt daar die verandering en – ‘ben ik wel goed genoeg’. En hij zat daarmee en hij wist het niet en hij kwam er niet uit en hij werd er onzeker van.  

En denk maar aan dat andere. Luther, die komt op een gegeven moment- daar wordt hij heen gestuurd- komt in Rome terecht. En dan gaat ook híj op de knieën de trap van de Sint-Pieterskerk op. En op elke tree bidt hij een keer het Onze Vader. Want zo is de leer: op die manier kun je iemand uit het vagevuur verlossen. Wat wil hij graag zijn opa uit het vagevuur hebben. Maar dan heeft hij dat zo gedaan en dan komt er maar één ding bij hem boven: ‘ik weet eigenlijk niet of dit wel zo werkt. Is dit waar, kan dat?’ Hij is onzeker. 

En dan een laatste punt ten aanzien van Luther. Als hem één ding bijgebracht was in zijn jonge leven, dan was het wel van, ‘denk erom, jíj moet er tegenaan en jíj moet het doen’ en dat was dan ook bij hem de gedachte, ‘waar kan ik dat nou beter gaan doen dan in Rome, waar de paus is, waar als het ware het hoogtepunt is van de kerk’. Maar als hij Rome verlaat en hij vraagt zich af, ‘heb ik nou echt houvast en zekerheid gekregen?’, dan is het antwoord: ‘helemaal niet!’  

Het is hem daar zo verschrikkelijk tegengevallen. Voor hem was de mis een hoogtepunt, maar wat maakte hij in Rome mee? Dat ze een altaar hadden in de kerk, en dat ze aan de linkerkant én aan de rechterkant een priester hadden staan die beiden een mis bedienden in een ongelooflijk moordend tempo. Want hoe meer missen je kon bedienen, hoe meer je eraan kon verdienen, en hoe beter het was. ‘Was dat het nou?’  

Luther werd er alleen maar meer onzeker van.  

En dan is er nog zo’n punt bij hem. Want kijk, wij hebben met dat Rome en met dat, van de roomse kerk, hebben wij natuurlijk niet zoveel, denk ik. Maar dat andere punt van Luther, dat konden wij ook wel eens behoorlijk hebben. Dat is het punt, elke dag heeft Luther te maken met aanvechtingen, met verschrikkelijke aanvechtingen.  

Nou, dan moet je eerst weten wat dat zijn om ook te kunnen weten of je daar zelf mee te maken hebt. 

Wat zijn aanvechtingen? Aanvechtingen dat zijn de aanvallen die de satan doet op mensen die op God willen vertrouwen. Dat doet satan op alle mogelijke manieren. Voor de jonge monnik die Luther was. -Hij zegt zelf dat hij daar niet veel last van had, dat was mooi voor hem. Maar andere jonge monniken die hadden er wel een heleboel last van.- Die aanvallen gingen om: ‘jij mag niet naar de meisjes kijken’. Het waren de lichamelijke aanvechtingen, de seksuele verleidingen. We weten ook in die tijd dat dat en in de kloosters op een gruwelijke manier misging, dat er een heleboel paters en priesters en pastoors waren die gewoon samenleefden, dus daar kun je ook best wat bij voorstellen. Lichamelijke aanvechtingen. 

Maar – satan is veel feller en gemener bezig, als het gaat om gééstelijke aanvechtingen. Laat hij jou of u wel eens denken, ‘God zegt wel, dat Hij graag vergeeft, maar wil Hij dat ook bij míj wel doen’? Want, morgen is ‘t weer mis. Gaat het dan altijd door? Twijfel. Satan.  

Een andere twijfel, ‘nee, geloof maar niet dat God jóu genadig wil zijn’. Want er mankeert ja verschrikkelijk veel aan jou. En dan kun je wel een heleboel lezen over genade, zeker, dat zegt de duivel ook, de Bijbel staat er vol, maar eh, lees jij wel eens wat er in de Bijbel staat over straf? En zou dat dan niet voor jou zijn?  

Iedereen, -juist degenen die aan de hand van Gods Woord willen leven-, iedereen wordt aangevallen. Hoe verschillend die manier ook kan zijn. Iemand die studeren moet, krijgt aanvallen van de duivel op die punten in zijn studie. Iemand die met de handen werkt krijgt aanvallen van de duivel misschien wel via mensen of dingen om hem heen. Maar allemaal hebben we daarmee te maken.  

En daarom heb ik gelezen, broeders en zusters, Johannes 8. Over, -als de Heere Jezus zegt- wie satan eígenlijk is. Hij is ‘de leugenaar’, want télkens als hij iets vanuit de Bijbel aanhaalt. Want vergeet niet, -denk maar aan de verzoeking van de Heere Jezus in de woestijn- dan komt de satan aan met Bijbelteksten! ‘Staat er niet in de Bijbel?’ Ja, dat staat ook in de Bijbel. Gelukkig zegt de Heere Jezus dan: ‘Maar, satan er staat ook geschreven…’, -en die zet dan een tekst in zijn verband neer en die brengt het Woord van de HEERE naar voren, zoals het werkelijk is-. 

Satan is ‘de leugenaar’, altijd weer. Hij kan ware dingen zeggen en toch liegen. Hij kan zeggen tegen een zondaar: God straft, want God toornt over de zonde. Dan heeft hij helemaal gelijk. Maar hij liegt, want het is een hálve waarheid. Want God zegt immers veel en veel meer over onze Heere, Jezus Christus. Hij is ‘de moordenaar’, zegt de Heere Jezus in Johannes 8. Want als je de leugens van de satan gelooft, dan vermoordt hij je. Want dan sleept hij je bij God vandaan, en iemand die bij God weg is, die is dood. 

Broeders en zusters, je échte houvast waar je alles hebt, je volmáákte zekerheid, die als een rots staat, ongeschokt, ZONDAG 1, heeft alles te maken met de Rédder, Jezus Christus. De Rédder, dat is ook zo’n woord, zijn we in de kerk aan gewend, kennen we allemaal. Maar als je van de stoep valt, zeg je dan, als iemand je helpt om weer te gaan staan, ‘dank u wel voor mijn redding!?’. Nee, je zegt misschien wel ‘dank u wel’, maar dan denk je niet na over redding en gered zijn. Als je, -ik heb er geen verstand van, want daar kom ik nooit-, maar mensen die in de bergen gaan lopen-, als je dan in de bergen bent en je stort in een ravijn en dan haalt iemand je daaruit, kijk dan zeg je, ‘ja, die man of die vrouw, die heeft mij gered, wat een wonder’. Dan wordt het al echt ‘redding’. Maar het woord ‘redding’ gebruik dat helemaal, als je gelooft wat God zegt. De grote nood van ons leven, dat is dat wij zondigen en dat wij zonden doen, dat wij zondig zijn. En dat hoort echt bij dat punt van houvast en troost en zekerheid.  

Punt 1, dat wij onze nood en ellende, dat wij die grondig kennen. 

Zonde en ellende. Misdaad, criminaliteit. Niet in de grote steden waar ze mekaar zo nu en dan neerknallen. Nee, hier in de kerk.  

Tegen God in opstand komen. Je van God niks aantrekken. Kijk, dat is het érgste wat er bestaat. Je kunt nooit zeggen, en doe het ook alsjeblieft nooit, van, nou niet zo moeilijk doen hoor, dat van die zonde, dat weten we ondertussen wel, dat hebben we al gehad.  

Denk bijvoorbeeld de Catechismus ZONDAG 2, 3, 4 over onze ellende. En dan zeggen van: hè-hè, gelukkig die ZONDAGEN, die hebben we gehad, nou kunnen we weer toe naar de verlossing, 5 tot en met 31! Nee, die ZONDAGEN 2 tot en met 4 ben je nooit voorbij. Die spelen helemaal door die anderen van 5 tot en met 31, en 32 tot en met 52 heen. Dat blijft gewoon, -nou gewoon-, dat blijft helaas.  

Op dit punt, als het gaat over je zonden en ellende kennen, blijft het nodig dat je de Heilige Geest altijd weer vraagt om, -en misschien heb ik dat woord hier al eens gebruikt- om ‘olifantenoren’. Van die enorme flappen, waardoor het heel goed naar binnen komt. Dat je steeds meer en steeds scherper hoort over: Jezus Christus, DE Redder, over het kruis en de opstanding.  

Want stel nou dat je in je hele leven maar één keer opstandig geweest was, dan had DE Redder Jezus Christus, nog voor jou die bittere dood aan het kruis moeten sterven. Want het is die opstand tegen die allerhoogste Majesteit.  

Maar er zal hier niemand zijn die zegt: ‘inderdaad, ’t is bij mij bij die ene zonde gebleven’. Wij doen veel meer dan een zonde. Het zit ons in de botten, het zit ons in ons denken. Wij zijn er, -Antwoord 2-, wij zijn er hopeloos aan toe. Máár, Antwoord 1 daar begint het mee hè, dat is zo geweldig, broeders en zusters, dat de catechismus dat niet omgegooid heeft en niet heeft gezegd van, je moet dit weten en je moet dat weten. Je moet dat weten, één, twee, drie en dan komt met …  

Nee, het begint met dat geweldige van, Jezus Christus redt. En dan komt al dat andere daar achteraan. Maar dat is het uitgangspunt. En zeker, de Catechismus is een gelóófsbelijdenis. En er gaan hier jongelui hun geloof belijden en anderen die kunnen zich weer opgeven, heb ik net afgekondigd, voor de catechisatie die gericht is op het doen van openbare geloofsbelijdenis – je gelóóf belijden.  

Die hele Catechismus door, maar dat begint al bij Vraag en Antwoord 1, dat is een zaak van je vasthouden aan die enige zekerheid. Aan het eigen Woord van God, over de Redder, die Híj stuurt. Dat is ook Johannes 8, als de Heere Jezus zegt van, ‘Ik ben niet vanuit Mijzelf gekomen, maar Ik ben gestuurd. God stuurde Mij, om te redden.  

Bethlehem. Golgotha. Met het losgeld van Zijn leven, betaald voor iedereen die in Hem gelooft. Wie gelooft, die geldt het. Zeg maar even met zaken uit het recht, aan die wordt gratie verleend. Niet langer in de macht van de satan, niet langer in dienst van de zonde. Dat is ook weer zo onbegrijpelijk.  

Stel je jezelf maar voor, -hoe moeilijk dat ook zal kunnen zijn misschien-. Je zit zelf op de elektrische stoel, je hebt net weer kunnen horen dat bij de regering in Amerika, dat het weer een beetje aan de hand is in verschillende staten. Nou je zit daar op die elektrische stoel, en de beul die heeft de hand aan de knop, en als je dat ding omdraait dan krijg je zoveel duizend volt door je lijf en dan sterf je. En opeens, de deur gaat open. Een gezant komt binnen en die roept: ‘stop!’.  

Dat is genade. Je mag leven.  

En helemaal als je er dan achteraan zegt, -en dat gaat niet op bij dat elektrische stoel gebeuren en zo-. Maar helemaal als je er dan achteraan zegt van, de straf is helemaal voldaan. Alles is betaald. Volmaakte gehoorzaamheid door de Heere Jezus is geleverd.  

De premie is betaald! Honderd procent. Door Hém! Wij kennen dat betalen van die premie wel, van al die verzekeringen die we hebben. Al die premiebetalingen, ziektekostenverzekeringen, weet ik veel wat er nog meer aan verzekeringen is. Maar als je de premie niet betaalt en je komt in het ziekenhuis, dan zeggen ze van, ‘ja, jammer meneer, maar ‘t zal wel betaald moeten worden, maar doe het nou zelf maar’. 

Wat is het een heerlijk iets als de premie betaald ís. En je het zelf niet hoeft te doen. Helemaal in het geval, -want daar gaat het hier dan over-, helemaal in het geval van die grootste nood van ons leven, de zonden en de ellende. Ik, die mijn schuld erken, ik mag zeggen: ‘ik ben van Hem, van mijn trouwe Heiland. Ik hoef zelf niks te doen, ik kan het ook helemaal niet. Maar Híj, Hij betaalt. Hij verwijdert zonde en zondigheid zo radicaal, daar is niks meer van over’. Hij, Hij, Hij, Hij, ik ga niet door, maar ik kan almaar doorgaan. Jezus Christus. 

Zeker, eerlijke zondekennis is moeilijk en satan ziet kans om het ons nog moeilijker te maken. En dat is misschien voor ouders, -als ze met hun kinderen doorpraten over het Evangelie, over Jezus Christus- ook best een heel moeilijk punt om dan uit te leggen en te wijzen op: kijk, dit is het nu waar het om gaat. Dat je ook kennis moet hebben van de nóód van je leven. En dan zullen ouders ook hun kinderen gaan leren: bid er maar om dat je ook zelf die kennis gaat krijgen. Dat je ook zelf gaat uitkomen bij Romeinen 7: ik ellendig mens’. En dan stoppen die ouders niet, als het goed is, dan gaan ze door.  

Maar…! Gode zij dank, door Jezus Christus!  

2) Dan het tweede, Jezus Christus bied je de volmaakte zekerheid aan, Zijn polis is allesomvattend. Die polis, dat is dat papier waar alles van die verzekering op staat, wat allemaal verzekerd is. En dan heb je misschien wel eens gehoord van ‘de kleine lettertjes’. Want, ja, dat is zo vreemd, dan ben je verzekerd, totdat je iets indient en dan zeggen ze, ‘ja meneer, maar dat stond er nou net niet in, nee, je moet wel de kleine lettertjes lezen, want die uitzondering; ja, jammer dan’.  

In de polis van God, van Jezus Christus staan geen kleine lettertjes, waarmee je dan alsnog op de koffie komt. Nee, als je door de Heilige Geest dankzij Jezus Christus hebt leren zeggen ‘ik ben van Hem’. En dat is niet een zaak alleen maar van grote mensen, maar dat is een zaak die ouders vanaf het begin hun kinderen mogen aanleren en dan mogen die kinderen dat ook gaan zeggen, ‘ik ben van Jezus Christus’.  

Want vergeet nooit, die Catechismus, dat doen we tegenwoordig niet meer. Maar die was eigenlijk bestemd voor de kinderen. Dan mocht je, -jullie zitten nou redelijk voor in de kerk, jij niet helemaal-. Maar dan mocht je op de voorste bank in de kerk zitten en dan mocht je vóórdat de eigenlijke dienst begon, -misschien ook wel in de dienst, dat weet ik niet precies-, maar dan mocht je de Catechismus opzeggen die je in die week geleerd had. De hele kerk, die zat vol. Dan was jij aan de beurt, jij aan de beurt: ‘zeg maar op’. De Catechismus, bestemd voor het onderwijs in de christelijke leer, speciaal voor kinderen en jongeren.  

Jullie mogen dus ook zeggen: ‘Hij is de Heere van mijn leven. Hij heeft mij gekocht’. Dan ben je geen slaaf meer van de satan, of van sport, of werk, of drank, of drugs, of wat dan ook. Dan kun je zelfs zeggen van, -als satan weer begint met die aanvallen-, ‘satan weg, ik ben van Jezus Christus, je hebt niks meer over mij te zeggen’.  

Wij kennen wel dat verhaal van Luther, die dan met die inktpot gooit. Dat schijnt alleen maar een verhaal te zijn. Dat is helemaal niet waar, het is wel een mooi verhaal. Dat ga ik niet vertellen want het is niet waar. Maar je kunt het zo vinden.  

Geen slaaf meer, het lijkt vaak zo heerlijk: vrij zijn, als je doen mag, wat je zelf wilt. Die jongeren, die zeggen: ‘ja ik ben bijna 18 en dan, dan ben ik het huis uit en dan kan ik helemaal mijn gang gaan’. Nou, wat is er mooier dan dat. Dat lijkt vrij, maar hoe vaak loopt dat niet uit op, dat je dan als slaaf van de satan, alleen maar doet wat satan wil. Hoe vaak gaat het niet alleen maar in de richting van de ondergang. Maar, gelovend in Jezus Christus, zeg je ook, ‘Jezus Christus is mijn Heere. Híj is alles, Hij heeft het over mij te zeggen, en ik wil ook graag naar Hem luisteren, ik ben van Hem!’  

En bij al die aanvallen van de satan, bij al die aanvechtingen – concentreer je op Jezus Christus, op Zijn Woord, Zijn bedoelingen, Zijn toekomst. Vooral Zijn Woord. Dat is het mooie van iemand die het eigendom is van Jezus Christus, dat hij leven mag bij een open Bijbel. U hebt het net meegemaakt, heb je een dominee die niet eens een Bijbel bij zich heeft, ja, die rekent er op dat hier een Bijbel is. Maar goed dat is wat anders.  

Maar een gelovige leeft bij een open Bijbel.  

En dan, je kunt op verschillende manieren de Bijbel lezen,. Je kunt stukjes lezen. Je kunt zo lezen, dat het je allemaal niks doet. Maar, je kunt ook lezen en dan telkens horen de stem van God en wat is de Heere dankzij Degene die Hij Zelf stuurde, Zijn Zoon, wat is Hij barmhartig en genadig. Het hele Woord van God is Evangelie, die boodschap die blij maakt. Dat is de bedoeling ervan. Ook als er scherpe dingen in staan. Want als de Bijbel heel scherp is. Als die profeten soms tekeergingen tot en met, zouden wij zeggen. Dan was het nog, met de bedoeling dat de hoorders schrokken, en tot inkeer kwamen, en terug kwamen bij de Heere God.  

Zijn houvast. Dat is, broeders en zusters, allesomvattend. 

Van Hem, met alles wat dat betekent, overal, altijd, in elke situatie, op elke leeftijd, dag en nacht. Zekerheid.  

Er is niemand hier die al een beetje ouder is en die alleen maar een rustig leven gehad heeft, dat bestaat niet meer op deze aarde. -Heeft alles te maken met de zonde-. Het stormt bij ons vaak, en dat kan ook weer op héle verschillende manieren.  

Maar dan toch, zelfs midden in die stormen mag je ’t zelf zeggen, en anders laat je het maar tegen je zeggen, desnoods bel je de diaken en dan zeg je: ‘u moet langskomen,  want ik wil het weer horen’, of de ouderling. ‘Ik ben van HEM’. Ik lig voor ZIJN rekening en dan wankel je niet. Ook zo’n prachtige uitdrukking in de Bijbel: ‘ik wankel niet’.  

Jazeker, dan gebeurt het op de manier die Hij goed vindt. Hij zorgt niet voor ons op de manier waarvan wíj vinden: ‘ja, dat is wel mooi; en dat zou ik ook nog wel mooi vinden’. Nee, het is helemaal ZIJN manier. Verdriet blijft. Problemen ook vaak. Handicaps houden niet op. Zorgen, wat kunnen mensen gedrukt gaan door zorgen, die niet verdwijnen. Ziekte die blijft. En dan belijden wij: ‘maar er is geen haar die van ons hoofd kán vallen, zonder de wil van je hemelse Vader’.  

Dus als je te maken hebt met chemokuren, dan is dat letterlijk, als daar dan wel haren vallen, dan heeft dat alles te maken met de wil van je hemelse Vader, die goede wil. Want het is je Vader, dankzij Jezus Christus. En God is de volmaakt Goede. 

Maar ook als je misschien alle haren nog hebt, ook dan! In alles, de zekerheid; ‘ik ben van Hem, altijd.  

Wil je dan nog meer? Ja, wat dan? Is er dan nog meer? Nee, dan is het alles. Zelfs in het sterven.  

Het is opvallend, -nee, het is niet zo opvallend-, dat in de Catechismus daar meteen over gepraat wordt, in een leerboek voor kinderen. Want men leefde in de tijd van de 16e eeuw met het sterven, naast de deur, om zo te zeggen. In elk huis stierven kinderen. En in elke buurtschap stierven veel mensen, door allerlei oorzaken. Al die medische middelen en toestanden die wij hebben, die hadden ze toen niet. Dus men was, ‘gewend’ aan het sterven. Wat is het dan belangrijk, -maar het is nu totaal niet anders, alsof het niet belangrijk zou zijn-, het is net zo belangrijk. Al worden wij misschien allemaal 95 jaar, dan is het nog belangrijk om te weten van, in leven én in sterven, van Hém.  

Kijk, als je zonder zekerheid leeft, dan heb je eigenlijk geen leven. Denk maar aan die kinderen, -dat is misschien dit jaar niet zo geweest-, maar die kinderen die zitten te wachten op de uitslag van hun examen. En die denken, ‘het is kantje boord, als ik geluk heb, dan kom ik er, maar ja, kan ook zomaar dat het tegenvalt en dan ben ik gezakt. Dan kun je heel onverschillig gaan doen, dat is ook een manier van leven.  

Maar anders, als je in die onzekerheid leeft, dan zeggen we ook tegen mekaar, “jongen, dit is toch geen leven, zoals jij op dit moment bezig bent.” Dat komt ook voor in gevallen van ziekte en dergelijke.  

En dan, in álles van het leven, veilig, zeker, dankzij Hem.  

En dan mag uw gebed zijn: ‘geef dat ik áltijd weer verwonderd ben over uw allesomvattende genade’. Er is niks in uw leven wat daarbuiten staat. Het is een allesomvattende genade, in Jezus Christus, DE Redder.  

3) En tenslotte. De Heere bied u de volmaakte zekerheid met een gegarandeerde uitkering. Je mag nú zeker zijn, maar je mag altíjd zeker zijn, en houvast hebben. En daarom moeten catechisanten het leren. En ouderen het onthouden, die drie letters, E, V, D. En dan moet je ook weten, wat het betekent natuurlijk. En als je dan wat verder bent en je zit op de middelbare school, dan moet je ze ook in het Engels leren, 3x Guilt, Grace, Gratitude, of 3x S, Sin, Salvation, Service. 

Gewoon in je hoofd stampen en leren om door te denken wat dat nou voor je betekent: ellende. Het is tegenwoordig in deze tijd allemaal moeizaam op verschillende punten, maar denk even door over het vieren van het avondmaal. Dan heb je die zaken gewoon bij de hand, ze staan in het formulier, maar ook bij de voorbereiding kun je ze pakken.  

Waarom heb ik dat avondmaal zo verschrikkelijk nodig? Vanwege die E van de ellende. En wat is het geweldige van het avondmaal, dat is die V van de verlossing, want het gaat allemaal over Jezus Christus. En wat doe je dan vanuit dat avondmaal? De D, dankbaar dienen, want wat is het geweldig dat ik, -zelfs ik-, van Hem mag zijn. 

Eeuwig leven, gegarandeerd. Denk maar even aan die gelijkenis van de Heere Jezus van die farizeeër en die tollenaar die beiden naar de tempel gingen. Die farizeeër die vond zichzelf toch wel heel aardig en goed. Die tollenaar die wist beter, ‘o God, wees mij zondaar, genadig’. Daar mag je aan denken. Om dan te komen tot: Jezus Christus en het kruis. Om dan te komen tot: Hem dienen. En dan uiteindelijk, dat is uw uitzicht, als u deze belijdenis gelooft! Als u dat telkens weer in uw bidden aan de orde stelt. Dan zult u eens op een volmaakte manier Hem dankbaar dienen. 

Zeg vandaag voor het eerst, of voor de zoveelste keer. Zeg maar, ‘ja en amen’ op die volstrekte zekerheid en dat volmaakte houvast, dankzij Jezus Christus.  

En dan komt PSALM 27 ook weer, nog des te meer, bij u binnen.  

Ik wil aandachtig luisteren naar Zijn stem.
Want bij de Heere ben ik wel geborgen,
Hij heeft mijn vijand van zijn macht beroofd,
daarom zing ik een loflied voor de Heer!

AMEN